Hoofdstuk 13: Spoorelementen Flashcards

1
Q

Waarom moet je niet zelf een supplement uitkiezen?

A
  • Als je een supplement neemt ga je vaak niet naar de dokter
  • Je weet zelf niet wat voor supplement je moet nemen, combi, dosis.
  • Een supplement maakt ‘slecht’ eten niet goed.
  • Overleg dus altijd met een arts
    Vetoplosbare vitamines kunnen tot overdoses leiden omdat ze in het lichaam
    opgeslagen blijven.
    Wateroplosbare vitamines worden gemakkelijker uitgescheiden. Dus overdosering
    komt hier minder snel voor.
    Van mineralen en sporenelementen heeft het lichaam heel weinig nodig. Risico op
    overdosering is dus groter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn antioxidanten en wat doen ze?

A

Antioxidanten is een verzamelnaam voor de vitamines E en C, bètacaroteen, het
lichaamseigen glutathion, de spoorelementen seleen en zink en bioactieve stoffen,
zoals flavonoïden uit groente en fruit.
Antioxidanten beschermen weefsels en het DNA in cellen tegen vrije radicalen. Vrije
radicalen zijn agressieve stoffen die in sommige gevallen schade kunnen veroorzaken
aan cellen en weefsels. Wanneer ze schade veroorzaken, noemen we dat oxidatieve
stress. Oxidatieve stress ontstaat wanneer er te veel vrije radicalen aanwezig zijn of
wanneer deze stoffen zich op ongewenste plekken in het lichaam bevinden. Er zijn
aanwijzingen dat oxidatieve stress na lange tijd mogelijk hart- en vaatziekten, kanker
en schade aan het zenuwstelsel tot gevolg kan hebben. Ook zijn er aanwijzingen dat
vrije radicalen een rol spelen bij verouderingsprocessen. Antioxidanten die via gezond
eten het lichaam binnenkomen maken vrije radicalen onschadelijk, en dragen er zo
aan bij dat dit niet gebeurt.
In sommige gevallen hebben vrije radicalen juist een gunstig effect. Immuuncellen
gebruiken de vrije radicalen bijvoorbeeld om ongewenste bacteriën te doden of om
beschadigde eiwitten in de spieren op te ruimen na het sporten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vitamines kunnen ook als co-enzym fungeren. Wat is een co-enzym?

A

Een co-enzym is een relatief klein organisch molecuul dat een enzym nodig heeft om
zijn functie te vervullen. Veel vitaminen hebben een werking als co-enzym. Zonder dit
co-enzym kan de enzymatische reactie niet plaatsvinden. Het co-enzym fungeert in
de cel vaak als een soort van aan-uitschakelaar. Door de concentratie van het coenzym te variëren, wordt de chemische reactie, die het enzym faciliteert, vertraagd of
versneld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer moet je geen supplementen nemen?

A
  1. Mannen en oudere vrouwen moeten geen extra ijzer slikken. Dit kan
    tegengesteld werken.
  2. Rokers moeten geen extra beta-caroteen slikken. Dit vergroot de kans op
    longkanker.
  3. Oudere vrouwen moeten geen extra vitamine A slikken. Dit zorgt voor meer
    botontkalking.
  4. Slik geen vitamine E een week voor een operatie. E werkt bloedverdunnend.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie ziektes komen tegenwoordig veel minder voor omdat we meer weten
over vitamines?

A
  1. Beriberi (ernstige zwakte): Tekort aan vitamine B1. Komt nog voor waar veel
    geslepen rijst wordt gegeten, dit bevat weinig thiamine.
  2. Open ruggetje komt veel minder vaak voor dan vroeger omdat zwangere
    vrouwen meer foliumzuur zijn gaan slikken rond de bevruchting en de eerste
    weken van de zwangerschap (vitamine B11)
  3. Scheurbuik (inwendige bloedingen): door een ernstig tekort aan vitamine C.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Van welke vitamines beveelt de Gezondheidsraad aan dat bepaalde groepen
mensen hier een supplement van gebruiken?

A
  1. Vitamine K voor pasgeborenen
  2. Foliumzuur (B11) voor vrouwen rond de bevruchting en in de eerste weken van
    de zwangerschap
  3. Vitamine D voor jonge kinderen, mensen met een donkere huidskleur of die
    onvoldoende buiten komen, vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven,
    vrouwen die een sluier dragen, vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar.
  4. Vitamine B12 voor veganisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 3 punten waarop vitamines verschillen van macronutrienten

A
  1. Structuur: Individuele stukjes ipv gekoppelde moleculen
  2. Functie: Vitaminen leveren geen energie op. Het zijn vaak co-enzymen die juist
    meehelpen om de energie uit de koolhydraten, vetten en eiwitten te halen.
  3. Hoeveelheid: Het gaat om mcg en mg ipv grammen bij de macronutrienten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe hou je zoveel mogelijk vitamines over in groente en fruit?

A
  1. Houd groente en fruit koel
  2. Verpak gesneden groente en fruit luchtdicht, ook sap
  3. Was voor het snijden / schillen en niet erna
  4. Kook in weinig water
  5. Snijd niet te kleine stukken
  6. Voeg groente pas toe als het water kookt
  7. Gebruik het groentenat
  8. Vermijd hoge temperaturen en doorkoken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem verschillen tussen water- en vetoplosbare vitamines als het gaat om de
opname / opslag in het lichaam

A
  1. Wateroplosbare vitamines vind je in waterige delen van voedsel. Vetoplosbare
    vitamines vind je juist in de vet / olie-achtige gedeeltes van voedsel.
  2. Wateroplosbare vitamines komen direct in het bloed terecht.
    Vetoplosbare vitamines gaan via de lymfe naar het bloed.
  3. Wateroplosbare vitamines kunnen in het bloed vrij rondbewegen.
    Vetoplosbare vitamines ketenen zich vast aan een eiwit.
  4. Wateroplosbare vitamines bewegen los in de waterige gedeelte van de cel.
    Vetoplosbare vitamines blijven in vetcellen / lever totdat ze nodig zijn.
  5. Wateroplosbare vitamines worden niet lang opgeslagen, heb je dus vaker nodig,
    hoewel niet dagelijks.
    Vetoplosbare vitamines kun je in grote hoeveelheden eten, en worden
    opgeslagen in het lichaam.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel hebben volwassenen per vitamine per dag nodig?

A

In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel vitamines volwassen mannen per
dag nodig hebben.

A = 700 (v) - 900 (m) mcg per dag
B1 = 1,1 mg per dag
B2 = 1,1 (v) - 1,5 (m) mg per dag
B3 = 13 (v) - 17 (m) mg per dag
B5 = 5 mg per dag
B6 = 1,5 mg per dag
B8 = 40 mcg per dag
B11 = 300 mcg per dag
B12 = 2,8 mcg per dag
C = 75 mg per dag
D = 10 mcg per dag
E = 8 (v) - 10 (m) mg per dag
K = 90 (v) - 120 (m) mg per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel hebben volwassenen per mineraal per dag nodig?

A

In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel mineralen volwassen mannen per
dag nodig hebben.

Kalium = 3100 (v) - 3500 (m) mg per dag
Calcium = 1 gram per dag (1000 mg) met een max. van 2,5 gram per dag
Fosfor = 700 mg per dag met een max. van 4 gram per dag
Magnesium = 280 (v) - 350 (m) mg per dag
Natrium = 1,5 gram per dag met een max. van 2,4 gram per dag
Chloor = 2 gram per dag met een max. van 3,6 gram per dag
IJzer = 9 (m) - 15 (v) mg per dag
Zink = 9 (v) - 10 (m) mg per dag
Koper = 900 mcg per dag
Jodium = 150 mcg per dag
Seleen = 50 mcg per dag
Fluoride = 2 keer per dag poetsen met tandpasta met fluoride
Chroom = 25 (v) - 35 (m) mcg per dag
Mangaan = 3 mg per dag
Molybdeen = 65 mcg per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer kunnen supplementen helpen?

A
  1. Na ziekte / operatie voor herstel
  2. Bij bepaalde ziektes
  3. Vegetariërs, veganisten
  4. Bij donkere mensen in landen met minder zon (vitamine D)
  5. Bij mensen met lactose-intolerantie / allergie
  6. Baby’s (vitamine D en K)
  7. Zwangeren en lacterenden (Foliumzuur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoeveel procent van de Amerikaanse bevolking slikt supplementen?

A

52% en dit wordt nog steeds meer.
Dit komt door de more is better filosofie in Amerika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de eigenschappen van spoorelementen

A

Hoewel het lichaam de spoorelementen in zeer kleine hoeveelheden nodig heeft, zijn
ze van levensbelang. Omdat er maar zo weinig van nodig is, kunnen de
spoorelementen toxisch zijn niet ver boven de geschatte innames.
Er zijn veel interacties tussen de spoorelementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de essentiële spoorelementen

A

De essentiële spoorelementen zijn ijzer, zink, jodium, selenium, koper, mangaan,
fluoride, chroom en molybdenum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef aan op welke manier spoorelementen elkaars werking kunnen beïnvloeden

A

Een aantal spoorelementen ondersteunen de werking van insuline.
Soms leiden interacties tot nutriënt onbalans. Een teveel aan 1 kan leiden tot een te
kort aan een ander, of belemmert de werking van een ander spoorelement.
Een tekort aan een spoorelement kan ook de kans op het binnendringen van een
contaminant vergroten.

17
Q

Noem de gemiddelde marge tussen de ADH (aanbevolen dagelijkse
hoeveelheid) en de bovengrens (Upper Limit) voor de spoorelementen

A

De meeste van de spoorelementen zijn toxisch al vanaf 2,5 tot 11 keer de ADH.

18
Q

Geef van zink aan wat de belangrijkste functies, de symptomen bij een
deficiëntie en de belangrijkste voedingsbronnen zijn

A

Zink ondersteund de werking van honderden eiwitten en is deel van vele enzymen.
Het zit in insuline, is onderdeel van het maken van erfelijk materiaal en eiwitten, en
werkt in immune reacties. Het transporteert vitamine A, heeft invloed op smaak en
wondgenezing, het maken van sperma en de normale ontwikkeling van de foetus.
Bij een deficiëntie wordt de groei geremd, vertraagde seksuele ontwikkeling,
verminderde weerstand, haaruitval, oog en huidproblemen en verlies van de eetlust.
De belangrijkste voedselbronnen zijn eiwitrijk voedsel, rood vlees, schaaldieren,
volkoren granen; graan met toegevoegd zink.

19
Q

Leg uit waar zinktekorten voorkomen en wat hiervan de oorzaak is

A

In ontwikkelingslanden komen zinktekorten veel voor. Kinderen hebben vooral
voldoende zink nodig om te groeien, en het lokale voedsel bevat niet genoeg.

20
Q

Leg van jodium uit wat de belangrijkste functies, de symptomen bij een
deficiëntie en de belangrijkste voedingsbronnen zijn

A

Jodium is een essentieel onderdeel van de schildklier hormonen die helpen bij het
reguleren van de groei, ontwikkeling en metabolisme.
Een jodium deficiëntie kan leiden tot struma (krop) en can de ontwikkeling van de
foetus in gevaar brengen, resulterend in dwerggroei.
De belangrijkste voedingsbronnen zijn zout met toegevoegd jodium, brood,
melkproducten en planten die groeien in een jodiumrijke bodem of dieren die deze
planten eten.

21
Q

Geef aan aan welke producten jodium wordt toegevoegd en waarom

A

In Nederland zit er van nature niet veel jodium in eten en drinken. Daarom wordt
jodium toegevoegd aan keukenzout, dieetzout met een laag natriumgehalte,
bakkerszout voor het bakken van brood, ontbijtgranen en broodvervangers, en zout in
vleeswaren

22
Q

Geef van ijzer aan wat de belangrijkste functies, de symptomen bij een
deficiëntie en de belangrijkste voedingsbronnen zijn

A

IJzer is deel van het hemoglobine eiwit, wat zuurstof door het bloed brengt; deel van
het myoglobine eiwit in de spieren, wat zuurstof beschikbaar maakt voor
spiersamentrekking. Het is nodig voor het benutten van de energie as deel van de
metabole machinerie in de cellen.
De symptomen bij een deficiëntie zijn: bloedarmoede (zwakte, vermoeidheid,
hoofdpijn, verminderde fysieke en cognitieve prestaties); verlaagde weerstand; bleke
huid, nagelriemen, handpalmen; holle nagels; ontregelde lichaamstemperatuur, pica.
Belangrijkste voedingsbronnen zijn rood vlees, vis, gevogelte, schaaldieren, eieren,
peulvruchten en gedroogd fruit.

23
Q

Noem van selenium, koper, mangaan, fluoride, chroom en molybdeen wat de
belangrijkste functies, de symptomen bij een deficiëntie en de belangrijkste
voedingsbronnen zijn.

A

Selenium is een antioxidant dat samenwerkt met glutathione peroxidase enzym en
vitamine E. Selenium wordt gevonden met eiwitten in voedsel. Deficiënties worden
geassocieerd met de hartafwijking Keshan disease.
Koper is een onderdeel van verschillende enzymen, die allemaal iets te maken
hebben met zuurstof of oxidatie. Sommige werken als antioxidant, andere zijn
essentieel in ijzer metabolisme. Peulvruchten, volkoren granen en schaaldieren zijn
goede bronnen van koper.
Manganese-afhankelijke enzymen zijn betrokken in bot formatie en verschillende
metabole processen. Omdat mangaan veel voorkomt in plantaardig voedsel zijn
deficiënties zeldzaam, hoewel het gebruik van calcium en ijzer supplementen de
absorptie kan verminderen.
Fluoride maakt tanden sterker en resistenter tegen bederf. In drinkwater zit fluoride.
Chroom versterkt de werking van insuline. Een tekort kan diabetes-achtige klachten
veroorzaken; het komt veel voor in niet geraffineerd voedsel als gist, volkoren graan
en lever.
Molybdenum komt voor een verscheidenheid aan voedsel en werkt mee in een aantal
metabole reacties.

24
Q

Beschrijf de absorptie, het transport door het lichaam, de opslag en de
uitscheiding van ijzer en geef hierbij de rol van ferritine en transferrine aan

A

Een teveel aan ijzer uit voedsel word in de dunne darm opgeslagen in ferritine (een
opslag eiwit). Als het lichaam ijzer nodig heeft laat het ferritine ijzer los in transferrine
(een transport eiwit), wat het ijzer doorgeeft aan een andere transferrine dat door het
bloed reist naar de rest van het lichaam.
Als het lichaam gaan ijzer nodig heeft wordt het ijzer niet geabsorbeerd en wordt het
uitgescheiden met oude darmcellen.
Dus, ijzerabsorptie wordt verlaagd wanneer het lichaam het niet nodig heeft.

25
Q

Leg het verschil uit tussen haem en non‐haem ijzer en benoem hun bronnen

A

Haem ijzer is het ijzer in voedsel dat gebonden is aan de eiwitten hemoglobine en
myoglobine. Het zit alleen in vlees, vis en gevogelte. Ongeveer 40% van het ijzer in
vlees vis en gevogelte is haem, de andere 60% is non-haem ijzer.
Non-haem ijzer in voedsel is niet gebonden aan eiwit. All het ijzer in plantaardig
voedsel is non-haem ijzer.
Haem ijzer wordt beter geabsorbeerd dan non-haem ijzer.

26
Q

Noem de factoren die de absorptie van ijzer beïnvloeden

A

IJzer absorptie ligt voor een deel aan de bron; haem ijzer uit dierlijke bron wordt beter
geabsorbeerd dan non-haem ijzer.
De aanwezigheid van een peptide (de MFP factor), en vitamine C, verhoogt de
absorptie van ijzer.
Fytaten kunnen ijzer aan zich binden en zo de absorptie bemoeilijken.

27
Q

Leg uit welke fases er bij het ontstaan van een ijzerdeficiëntie te onderscheiden
zijn

A

In de eerste fase wordt het ijzer opslag verkleind; meting van het serum ferritin (in het
bloed) geeft aan hoeveel ijzer is opgeslagen en is het meest waardevol in het bepalen
van de ijzer status in deze vroege fase.
De tweede fase wordt bepaald door een vermindering in het transport serum: serum
ijzer daalt, en het ijzer-transport eiwit transferring neemt toe (in een poging ijzer
absorptie te vergroten).
In de derde fase leidt het tekort aan ijzer tot een verminderde hemoglobine productie.
Hemoglobine bloedtesten worden met meest gebruikt om ijzer tekort aan te tonen,
maar het is een late indicator.

28
Q

Noem de aanbeveling voor ijzerinname en maak hierbij een onderscheid tussen
een vegetarische en een niet vegetarische voeding

A

De ADH voor mannen is 11 mg/dag, voor vrouwen 15-16 mg/dag. Vegetariërs hebben
1,8 keer zoveel nodig, om goed te maken voor de lage biobeschikbaarheid van hun
dieet.

29
Q

Noem risicogroepen voor ijzertekort

A

Zuigelingen, jonge kinderen, tieners, vrouwen in de vruchtbare leeftijd en zwangere
vrouwen.