Hoofdstuk 6: Eiwitten Flashcards

1
Q

Noem 2 andere namen voor eiwitten

A
  1. Proteïnen
  2. Polypeptiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel aminozuren zijn van belang voor het menselijk lichaam? En hoeveel
daarvan maakt het lichaam zelf aan?

A

22 natuurlijke aminozuren zijn van belang voor het menselijk lichaam.
13 aminozuren kan het lichaam zelf aanmaken (incl. 6 semi-essentiële)
9 essentiële aminozuren moeten we uit het voedsel halen.
let op. Er zijn 6 semi-essentiële aminozuren. Normaal gesproken kan het lichaam
deze zelf aanmaken. Alleen onder bepaalde omstandigheden, zoals bij sommige
aandoeningen en ziektes, kan het lichaam er niet genoeg van maken. Dan is
aanvulling via voeding nodig.
Elk eiwit is uniek. De samenstelling, volgorde en structuur van de aminozuren
verschilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe speelt eiwit een rol bij het transport van stoffen in het bloed en in de cel?

A

Via hemoglobine, dat zuurstof vanuit de longen naar de weefsels vervoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat hebben aminozuren te maken met glucose?

A

Het lichaam kan aminozuren uit eiwit in eten of uit de spieren omzetten in glucose.
Dat gebeurt vooral als het lichaam over te weinig glucose beschikt (als je lang niets
gegeten hebt, als je heel weinig koolhydraten eet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 10 rollen van eiwitten

A
  1. Bouwstoffen. Eiwitten vormen de bouwstenen van spieren, bloed en huid. In
    feite zijn eiwitten de basiscomponent van alle menselijke cellen. Eiwitten zijn
    ook nodig voor het vervangen van dode en beschadigde cellen. Eiwitten leveren
    ook stikstof dat nodig is om lichaamseiwitten op te bouwen.
  2. Enzymen. Sommige eiwitten hebben de rol van enzymen. Er zijn
    spijsverteringsenzymen (enzymen die stoffen afbreken), enzymen die bouwen
    (bot), enzymen die omzetten (aminozuren in glucose). Enzymen zijn nodig om
    andere stoffen aan elkaar vast te maken of van elkaar los te koppelen. Het
    enzym blijft altijd over. Kan de actie van (los)koppelen vaker uitvoeren.
  3. Hormonen. Sommige eiwitten zijn hormonen zoals insuline.
  4. Vochtbalans van het lichaam. Albumine is een eiwit in het bloedplasma die
    belangrijk is in het reguleren van de vochtbalans. Bij een tekort aan eiwitten is
    de druk verlaagd en treedt oedeem op.
  5. Zuur-base balans. Eitwitten helpen de zuur-base balans op peil te houden.
  6. Transport. Eiwitten zorgen voor het transport van bijvoorbeeld vetzuren,
    mineralen en zuurstof. Hemoglobine brengt bijvoorbeeld zuurstof van de longen
    naar de cellen. IJzer maakt zich vast aan een eiwit om door het lichaam te
    kunnen. Eiwitten zorgen ervoor dat andere stoffen toegelaten kunnen worden tot
    de cel.
  7. Anti-lichamen. Eiwitten zijn nodig om voldoende anti-lichamen aan te maken
    die de strijd aan kunnen met de antigenen.
  8. Bron van energie en glucose. Als er te weinig koolhydraten binnenkomen
    kunnen eiwitten deze rol tijdelijk op zich nemen. Aminozuren worden dan
    omgezet in energie en / of glucose.
  9. Bloedstolling
  10. Zicht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 5 producten waar plantaardige eiwitten in zitten

A
  1. Brood
  2. Graanproducten
  3. Peulvruchten
  4. Noten
  5. Paddenstoelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 6 producten waar dierlijke eiwitten in zitten

A
  1. Vlees (20 tot 30% eiwit)
  2. Gevogelte
  3. Vis
  4. Melk (hoog eiwitkwaliteit)
  5. Kaas
  6. Eieren (hoog eiwitkwaliteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn gluten?

A

Een stukje eiwit in tarwe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is caseïne?

A

Een eiwit in melk en zuivelproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Krijg je met alleen dierlijk eiwit voldoende binnen van alle essentiële
aminozuren?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 2 factoren bepalen de eiwitkwaliteit?

A
  1. De verteerbaarheid. Dierlijke eiwitten zijn beter verteerbaar dan plantaardige.
    Bij dierlijke eiwitten is het gehalte hoog: 90 - 99%. Bij plantaardige eiwitten ligt
    dit lager (70 - 90%) muv soja (meer dan 90%).
  2. Samenstelling van de aminozuren. Dierlijke eiwitten bevatten doorgaans alle
    essentiële eiwitten in een verhouding die weinig afwijkt van het
    aminozurenpatroon van de mens. Als het lichaam eiwitten wil maken zijn alle
    benodigde aminozuren tegelijk nodig. Er is voldoende nodig van de essentiële
    eiwitten + ingrediënten om de lever de niet-essentiële zelf te laten aanmaken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bevatten alle cellen eiwit?

A

Ja, alle cellen bevatten eiwit, bijvoorbeeld spieren en organen, het zenuwstelsel, de
botten en het bloed.
Er is ook eiwit nodig voor bestaande cellen. Die vernieuwen zich steeds. Het lichaam
breekt eiwit af om dit door nieuw eiwit te vervangen (200 - 300 gram per dag). Zo
verwijdert het lichaam oa beschadigd eiwit dat tot een verstoorde celfunctie/groei zou
kunnen leiden.
Bij (brand)wonden is extra eiwit nodig om de weefsels te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Krijg je met alleen plantaardig eiwit voldoende binnen van alle essentiële
aminozuren?

A

Alleen soja bevat voldoende van alle essentiële aminozuren. De andere plantaardige
producten niet.
Vegetariërs en veganisten moeten opletten dat ze verschillende bronnen van eiwit
eten om voldoende van alle essentiële aminozuren binnen te krijgen.
Goede eiwitleveranciers zijn: peulvruchten, zuivelproducten, vleesvervangers, tofu /
tahoe, sojaproducten, zilvervliesrijst.

Er zijn ook combinaties waardoor je voldoende binnenkrijgt:
- Graan (rijk aan methionine) en peulvruchten (rijk aan lysine) samen
- Erwtensoep en brood
- Rijst en linzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke percentage van de totale energie van de voeding per dag mag bestaan uit
eiwitten?

A

8 tot 11%
Dit is 0,8 gram eiwit per kilo lichaamsgewicht
(56 gram voor iemand van 70 kilo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent een hoge eiwitkwaliteit?

A

Dat de voedingsmiddelen die je eet alle essentiële aminozuren bevatten die mensen
nodig hebben. Het voedingsmiddel kan ook niet-essentiële aminozuren bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe bouwt het lichaam het eiwit in de cellen op?

A

Het lichaam gebruikt aminozuren uit het afgebroken eiwit om nieuw eiwit op te
bouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de gemiddelde inname van de NLers van eiwitten per dag naar
verhouding van de totale energie van de voeding?

A

14%
(95 gram eiwit per dag voor mannen en 68 gram eiwit per dag voor vrouwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoeveel kilo eiwit heeft een volwassene?

A

12 kilo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke groepen hebben meer eiwitten nodig?

A
  1. Vegetariërs
  2. Zwangeren of lacterenden
  3. Kracht- en duursporters
  4. Mensen met bepaalde aandoeningen, bij het genezen van wonden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verliest het lichaam kleine hoeveelheden eiwit?

A
  1. Haren
  2. Nagels
  3. Huidschilfers
  4. Zweet
  5. Urine
21
Q

Zijn alle enzymen eiwitten?

A

Ja

22
Q

Wat zijn aminozuren?

A

Bouwstenen voor het eiwit in lichaamsdelen.
Een aminozuur bestaat uit een aminogroep en een zuurgroep (carboxylgroep).
Eiwitten bestaan uit ketens van aminozuren. Deze aminozuren zijn getekend dmv
peptideverbindingen. Het zijn molecuulmassa’s.

23
Q

Zijn alle anti-lichamen / afweerstoffen eiwitten?

A

Ja

24
Q

Beschrijf de chemische structuur van een aminozuur en geef daarbij aan waarin
verschillende aminozuren van elkaar verschillen

A

Alle aminozuren hebben een centrale koolstof (C) met een aminogroep (NH2
), een
zuurgroep (COOH), een waterstof (H), en nog een zijgroep. Deze zijgroep heeft een
unieke chemische structuur en maakt het verschil tussen de verschillende
aminozuren.

25
Q

Geef aan wat wordt verstaan onder een essentieel aminozuur en conditioneel
aminozuur, en benoem deze aminozuren

A

Eiwitten zijn opgemaakt uit ongeveer 20 aminozuren, die bestaan uit essentiële en
niet-essentiële aminozuren. Essentiële aminozuren kunnen niet door het lichaam
worden gemaakt, maar het lichaam heeft ze wel nodig. Deze moeten dus komen uit
de voeding. Niet-essentiële aminozuren kunnen door het lichaam zelf worden
gemaakt. Soms worden dit conditionele aminozuren. Wanneer het lichaam meer
nodig heeft dan het kan maken, moeten ze komen uit de voeding en worden het
essentiële aminozuren

26
Q

Beschrijf hoe eiwitten zijn opgebouwd en leg hierbij uitleg wat wordt verstaan
onder primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur

A

De cellen linken aminozuren aan elkaar in verscheidenheid aan volgordes tot
duizenden verschillende eiwitten. Een peptide bond (het zuur-uiteinde van een
aminozuur verbind zich met het amino-uiteinde van het volgende aminozuur) verbind
een aminozuur met de volgende.
De primaire structuur - aminozuur volgorde - wordt bepaald door de volgorde van de
aminozuren.
De secundaire structuur - polypeptide vormen - wordt bepaald door zwakke
elektrische aantrekking binnen in de polypeptide keten, wat de keten buigt en vorm
geeft. Het geeft het eiwit sterkte en rigiditeit.
De tertiaire structuur - polypeptide verstrikking - komt voor wanneer lange polypeptide
ketens in complexe manier met elkaar verstrengelen. Het geeft ze maximum
stabiliteit.
De quarternaire structuur - veelvuldige polypeptide interacties - impliceert de
interacties tussen twee of meer polypeptides.

27
Q

Leg uit wat eiwitdenaturatie is en geef aan wanneer dit kan optreden

A

Eiwitdenaturatie is de verandering die kan optreden in de vorm van een eiwit, waarbij
de functie van het eiwit verloren gaat. Dit kan optreden door blootstelling aan hitte,
druk, zuur en base, alcohol, zware metalen, etc.

28
Q

Hoe worden eiwitten verteerd?

A

In de maag zorgt pepsine ervoor dat de eiwitketens korter gemaakt worden.
In de dunne darm worden de eiwitten gesplitst dmv water en enzymen (hydrolyse). De
losse aminozuren worden opgenomen in het bloed en naar de lever en andere
weefsels getransporteerd. Ze worden dan gebruikt voor de aanmaak van
lichaamseiwit (gemiddeld 70% van de aminozuren uit eten).
De rest wordt uitgeplast of verbrand (omgezet in energie).

29
Q

Wat is ureum?

A

Ureum is het afvalproduct bij de vertering van eiwitten.
Ureum is goed oplosbaar in water, wordt afgevoerd via de nieren.
Als er teveel ureum in je bloed zit is er iets aan de hand met je nieren.

30
Q

Wat is het ‘denatureren’ van eiwitten?

A

Het ontmantelen van de ruimtelijke structuur van eiwitten. Door denatureren wordt het
eiwit sneller verteerd. Dit gebeurt in de darm, onder invloed van maagzuur, maar ook
bij het koken, door verhitting.

31
Q

Wat gebeurt er met eiwit dat niet door de dunne darm kan worden verteerd?

A

Dit eiwit wordt in de dikke darm verder afgebroken of omgezet door bacteriën.

32
Q

Beschrijf de vertering van eiwitten en noem hierbij de rol van de verschillende
spijsverteringsorganen en daarbij de verschillende enzymen

A

In de maag zorgt zoutzuur (HCL) voor het los rollen (denaturatie) van eiwitstrengen,
zodat enzymen (pepsine, geactiveerd door het zoutzuur) de peptidebindingen kunnen
bereiken en ze kunnen splitsen in kortere polypeptides en enkele aminozuren.
In de dunne darm worden de polypeptides door verschillende pancreatic- en
darmenzymen (proteasen) verder gehydroliseerd tot korte peptideketens, tripeptides,
dipeptides and aminuzuren. Dan spliten peptidase enzymen de meeste tri- en
dipeptides tot aminozuren, die worden opgenomen in de cellen.

33
Q

Waarom is eiwit slecht voor personen met stofwisselingsziekte PKU?

A

Bij PKU kan het lichaam het aminozuur fenylalanine niet omzetten. De
afbraakproducten zijn dan schadelijk voor het lichaam. Hierdoor kun je
hersenbeschadiging krijgen.

34
Q

Waar leidt een tekort aan eiwit op korte termijn toe?

A

Tot afbraak van spierweefsel. Dit gebeurt vooral als het lichaam minder energie
binnenkrijgt dan het nodig heeft.

35
Q

Kan een eiwit-rijk dieet helpen tegen overgewicht?

A

Ja. Mensen die veel eiwit eten, blijken wat minder te eten. Eiwit verzadigt namelijk
goed. Je krijgt niet zo snel weer honger.
Daarnaast beperkt voldoende eiwit eten het verlies aan spierweefsel.

36
Q

Wat zijn de gezondheidsrisico’s van een te hoge eiwitconsumptie?

A
  1. Hart- en vaatziekten. Als het eiwit vooral afkomstig is van dierlijke producten
    krijg je relatief veel verzadigd vet binnen.
  2. Botontkalking. Als je veel eiwit binnenkrijgt maar die komt niet uit zuivel, dan
    wordt er calcium onttrokken aan het botweefsel en krijg je te weinig calcium
    binnen om dat te compenseren. Eiwitrijk voedsel uit zuivel heeft geen nadelig
    effect.
  3. Gewichtsbeheersing. Proteine-dieten bevatten weinig kcal. Hierdoor kun je te
    weinig van de goede voedingsstoffen binnen krijgen.
  4. Nierziekte. Door een hoge eiwitconsumptie moeten de nieren harder werken.
37
Q

Is er een relatie tussen eiwit en botontkalking?

A

Eiwitrijke voeding onttrekt calcium aan het botweefsel. Maar als je juist veel zuivel eet
krijg je veel eiwitten en veel calcium binnen dus dan heft het elkaar weer op.

38
Q

Is er een relatie tussen eiwit en diabetes?

A

Nee, het eten van eiwit heeft geen effect op de bloedsuikerspiegel.

39
Q

Is er een relatie tussen eiwit en kanker?

A

Nee

40
Q

Beschrijf het principe van de eiwitsynthese

A

De instructies voor het maken van ieder eiwit zit in het DNA. Eerst (de transcriptie)
wordt een stukje DNA gebruikt als sjabloon voor het maken van mRNA. Messenger
RNA neemt de code mee uit de nucleus van de cel waar het zich vast maakt aan een
ribosoom. In de tweede stap (de translatie) dicteert het mRNA de volgorde van de
aminozuren voor het maken van een eiwit.

41
Q

Beschrijf de verschillende functies van eiwitten in het lichaam

A

Als structuur materiaal: eiwitten zijn de bouwstenen van, en geven sterkte en vorm
aan, spieren, bloed, huid, botten en tanden (collageen).
Als enzymen: eiwitten faciliteren chemische reacties
Als hormonen: eiwitten reguleren processen in het lichaam
Als regelaar van de vochtbalans: eiwitten helpen het volume en de compositie van de
lichaamsvochten de behouden.
Als zuur-base regelaars: eiwitten werken als buffers
Als transporteurs:
Als antilichamen
Als bron van energy en glucose

42
Q

Leg uit wat wordt verstaan onder het begrip stikstof‐(N) balans

A

De stikstof balans is de hoeveelheid stikstof die wordt verbruikt (N-in) in vergelijking
met de hoeveelheid stikstof wat wordt uitgescheiden (N-out) in een bepaalde tijd.
De stikstof balans is positief bij groeiende kinderen, tieners, zwangere vrouwen; het is
negatief bij verhongering, infecties, zware aandoeningen (spieren en eiwitten worden
afgebroken voor energie).

43
Q

Beschrijf de afbraak van aminozuren in termen van chemische omzettingen en
geef aan waar dit gebeurt en wat er met de eindproducten gebeurt

A

Wanneer aminozuren worden afgebroken, vindt er eerst deaminatie plaats: de
stikstof-groep wordt weggehaald, wat resulteert in ammonia NH3
en een ketozuur.
Ammonia is toxisch en een base. De lever detoxificeert ammonia door het te
combineren met CO2
en zo wordt urea gemaakt, wat via de nieren wordt
uitgescheiden.

44
Q

Leg uit wat het verschil is tussen eiwitten met een hoge en een lage kwaliteit en
hierbij tevens een aantal eiwitbronnen noemen

A

Eiwitten met een hoge kwaliteit leveren alle essentiële aminozuren die het lichaam
nodig heeft in voldoende mate, en eiwitten met een lage kwaliteit doen dat niet. Ook
de verteerbaarheid en de mate van groei-ondersteuning zijn belangrijk voor de
kwaliteit.
Voedsel van dierlijke bron is vaak van hoge kwaliteit en beter verteerbaar, van planten
lagere kwaliteit, is moeilijker verteerbaar en geeft minder eiwit per gram.

45
Q

Benoem de gezondheidsrisico’s van een te hoge eiwitinname

A

Te hoge eiwitinname wordt geassocieerd met chronische ziekten, zoals hart- en
vaatziekten, kanker, osteoporosis en nierstenen.

46
Q

Vertaal de aanbevolen eiwitinname in voedingsmiddelen

A

eiwit 0,8 g/kg/d (ca 10 en%)

47
Q

Leg uit wat wordt verstaan onder nutrigenomics.

A

Nutrigenomics bestudeert de manier waarop nutriënten invloed hebben op de genactiviteit

48
Q

Beschrijf wat de gevolgen zijn van een te lage eiwitinname

A

Afgeremde groei, verzwakte hersen- en nierfuncties, verlaagde weerstand, en
onvoldoende nutriënt opname