Hoofdstuk 12: Water en lichaamsvocht Flashcards

1
Q

Wat is ‘Food poverty’?

A

De nutriëntrijke producten zijn wel aanwezig, maar (financieel) niet bereikbaar voor
veel mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ‘Obesitas paradox’?

A

Mensen met lage inkomens hebben vaak alleen toegang tot calorierijke, doch
nutriëntarme voedingsmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn ‘Food deserts’?

A

Omgevingen waar weinig voeding rijk die is aan voedingsstoffen verkrijgbaar of
bereikbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Armoede en overbevolking vormen samen een vicieuze cirkel. Leg dit uit.

A

Overbevolking leidt tot:
1. meer monden die gevuld moeten worden
2. meer ruimte voor steden
3.
Hierdoor blijft er minder landbouwgrond over die steeds intensiever wordt gebruikt,
waardoor de opbrengsten teruglopen.
Er is steeds minder voedsel beschikbaar en het hongerprobleem wordt groter.

Armoede leidt weer tot overbevolking omdat arme vrouwen eerder slachtoffer worden
van misbruik, uithuwelijking en dergelijke. Bovendien is het in bepaalde culturen
belangrijk om veel kinderen te krijgen om te helpen bij het werk en in de toekomst de
ouders te verzorgen. De gedachte is vaak dat meer kinderen later voor meer
inkomsten gaan leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke duurzame oplossingen zijn mogelijk bij de verhoging van de
wereldvoedselproductie?

A
  1. Duurzame landbouwmethodes toepassen
  2. Duurzame ontwikkeling van onderontwikkelde landen (Bevolkingsgroei
    beperken, Armoede bestrijden, Vernietiging van natuurlijke bronnen aanpakken)
  3. Duurzame ontwikkeling van ontwikkelde landen (Verspilling en vergiftiging
    tegengaan, schulden kwijtschelden van onderontwikkelde landen)
  4. Duurzame acties stimuleren van regerings- tot individueel niveau.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ‘voedsel-onveiligheid’?

A

Beperkte of onzekere toegang tot voedsel van voldoende kwaliteit en kwantiteit om
een gezond en actief leven te leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf wat de rol van de nieren is bij het handhaven van homeostase

A

De nieren beïnvloeden de bicarbonaat concentratie door het her-absorberen of
uitscheiden van bicarbonaat wanneer de pH respectief moet worden verhoogd of
verlaagd.
De nieren reguleren de elektrolyten dmv het hormoon aldosterone. De nieren
reguleren het lichaamswater dmv het hormoon ADH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit wat bedoeld wordt met het zuur-base-evenwicht

A

Het lichaam moet een zeer nauw gezette pH behouden om levensbedreigende
situaties te voorkomen. Kleine variaties in beide richtingen can eiwitten denaturiseren,
waardoor ze onbruikbaar worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een beschrijving van de drie systemen die de pH in het bloed reguleren

A

Regulatie door buffers (bicarbonaat en koolzuur).
Verademing in de longen (de longen regelen de concentratie van koolzuur door
langzamer of sneller te ademen).
Uitscheiding door de nieren (door uitscheiding of her-absorptie van bicarbonaat).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benoem wat de functies zijn van water in het lichaam

A

Het lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water assisteert bij het transport
van nutriënten en afvalproducten door het lichaam; doet mee in metabole reacties; is
een oplosmiddel; als schokabsorptie rond de gewrichten; en reguleert
lichaamstemperatuur; onderhoud de stuctuur van grote moleculen zoals eiwitten en
glycogeen; onderhoud bloedvolume.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een beschrijving van de waterbalans

A

Om het waterbalans te handhaven, moet de inname van vloeistof, voedsel en
metabolisme gelijk zijn aan het verlies van de nieren, huid, longen en maagdarmkanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de effecten van een tekort of een teveel aan waterinname

A

Wanneer te veel water het lichaam verlaat en niet wordt aangevuld, kan uitdroging
optreden. De eerste tekenen zijn dorst, vermoeidheid, ongemak, verlies van eetlust.
Dit kan verder gaan in verslechte fysieke prestatie, droge mond, donkere urine, rode
hut, ongeduld. Dan niet kunnen concentreren, hoofdpijn, irritatie, slaperigheid,
verstoorde temperatuur regulatie, snelle ademhaling. Uiteindelijk duizeligheid,
spastische spieren, verlies van balans, delirium, uitputting en instorten.
Waterintoxicatie komt zelden voor, maar kan leiden tot verwardheid, stuiptrekkingen
en de dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef aan wat de aanbevolen hoeveelheid voor water is en wat belangrijke
waterbronnen zijn

A

70% van alle vocht dat je binnenkrijgt op een dag moet uit dranken komen. Je moet
ongeveer 1,5 liter vocht per dag drinken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem de gezondheidseffecten van water

A

Water ondersteunt een goede gezondheid. Fysieke en mentale prestatie zijn ervan
afhankelijk, net als het optimale functioneren van het maag-darmkanaal, de nieren,
het hart en andere lichaamsfuncties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leg uit hoe de hormonale regulering van het lichaamswater gebeurt en hoe
bloedvolume en bloeddruk geregeld worden

A

De nieren staan centraal in de regulatie van het bloedvolume en de bloeddruk. De
nieren reabsorberen de vereiste stoffen en water en scheiden afval met water uit in de
urine. De nieren passen volume en concentratie van de urine aan na veranderingen in
het lichaam. Instructies over het vasthouden of laten gaan van stoffen of water komen
van ADH, renine, angiotensine en aldosterone.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit wat de rol van elektrolyten is bij het handhaven van de waterbalans en
het zuur-base-evenwicht

A

Elektrolyten trekken water aan. Water volgt elektrolyten.
De zuurgraad van het lichaamswater wordt bepaald door de concentratie waterstof
ionen H+
Bicarbonaat HCO3 - (een base) en koolzuur H2CO3
(een zuur) zijn ionen die als buffer
het lichaam beschermen voor veranderingen in de zuurgraad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ‘voedsel-armoede’?

A

In ontwikkelde landen is er voldoende voedsel. Mensen hebben honger door gebrek
aan geld vanwege:
1. Fysieke en/of geestelijke ziekten / gehandicapten
2. Werkloosheid
3. Laag-betaalde banen
4. Onverwachte of langdurige medische uitgaven
5. Hoge vaste lasten

18
Q

Is er een relatie tussen honger en obesitas?

A

Ja.
Er zijn steeds meer kleine winkels met blikvoedsel, frisdrank, chips etc maar niet met
vers voedsel. Dit zie je vooral in Amerika in wijken met lage inkomens en in landelijke
gebieden. Deze gebieden noem je ‘food deserts’.
Daarnaast geeft voedsel als pizza, donuts en hamburgers de meeste energie en
verzadiging voor de laagste kosten.
Voedsel van lage kwaliteit levert veel calorieën, maar weinig voedingsstoffen, voor
weinig geld.
Voedsel van hoge kwaliteit levert minder calorieën, maar meer voedingsstoffen, voor
meer geld.
Prijsverlaging van groente en fruit is een makkelijke en effectieve manier om de
voedselinname te verbeteren.
Mensen die niet zeker zijn over hun volgende maaltijd, overeten zich als voedsel en
geld beschikbaar zijn.

19
Q

Geef aan op welke manier mineralen verschillen van vitamines en andere
nutriënten

A

Vergeleken met de spoorelementen, komen mineralen vaker voor, en zijn de nodig, in
grotere hoeveelheden. Anders dan vitaminen en de energie leverende nutriënten zijn
mineralen anorganisch die hun chemische samenstelling behouden.

20
Q

Wat zijn de oorzaken van honger in ontwikkelingslanden?

A

Armoede. Veel mensen hebben geen land / bezit, geen veilig huis, schoon water en
medische zorg.
Mensen met honger kunnen niet hard genoeg werken om zichzelf uit de armoede te
krijgen.

21
Q

Wat zijn de oorzaken van hongersnood?

A
  1. Natuurlijke oorzaken (droogte, overstromingen, ongedierte)
  2. Menselijke oorzaken (politieke en economische crises)

In de afgelopen jaren zijn de natuurlijke oorzaken van hongersnood minder groot
geworden dan de politieke en economische crises gecreëerd door mensen.
In Somalië is veel droogte en deze heeft zeker bijgedragen aan de honger. Daarnaast
is er veel politieke onrust en zijn er aanslagen waardoor de honger nog veel groter is.

22
Q

Wat is de cirkel van bevolkingsgroei en honger?

A

Bevolkingsgroei draagt bij aan armoede en honger. Als de bevolking groeit, moeten er
meer monden gevoed worden,
Armoede en honger dragen bij aan bevolkingsgroei.

  1. Door armoede gaan meer vrouwen gedwongen trouwen, komen in de
    prostitutie, hebben geen toegang tot gezondheidszorg en familieplanning.
  2. Families hebben kinderen nodig om op het land te werken, water te halen en
    voor de ouderen te zorgen.
  3. Families krijgen veel kinderen zodat er in ieder geval een paar volwassen
    worden. De andere kinderen gaan dood van de honger.
23
Q

Hoe kan de cirkel van bevolkingsgroei en honger doorbroken worden?

A

Als mensen betere toegang hebben tot medische zorg, opleiding en familieplanning,
dan gaat het sterftecijfer omlaag.
Als vervolgens de levensstandaard verder omhoog gaat, dan gaat het geboortecijfer
omlaag.

24
Q

Benoem de functies, deficiëntiesymptomen, toxiciteit en voedselbronnen van
de volgende mineralen: natrium, chloride, kalium

A

Natrium: onderhoud water en elektrolyten balans; assisteert in zenuwoverdracht en
spierwerking. Deficiëntie leidt tot hyponatremia (niet door onvoldoende inname, maar
door grote verliezen). Bij te veel edema en acute hypertensie. Voedselbronnen: zout,
veel in bewerkt voedsel.
Chloride: chloride is de meest voorkomende anion buiten de cellen, and werkt nauw
samen met natrium. Het speelt een rol in elektrolyt en waterbalans en is onderdeel
van de het zoutzuur in de maag, nodig voor een goede spijsvertering. Komt veel voor
in voedsel en er is zelden te weinig of te veel.
Kalium: kalium is de meest voorkomende cation in de cellen, onderhoud water en
elektrolyten balans, werkt mee in reacties en assisteert in zenuwoverdracht en
spierwerking. Bij de weinig treed onregelmatige hartslag op, zwakte en glucose
intolerantie. Toxiteit: zwakte, braken, kan het hart stoppen al het direct in de ader
komt. Komt voor in alle volkoren producten en vlees, melk, fruit groente…

25
Q

Benoem de functies, deficiëntiesymptomen, toxiciteit en voedselbronnen van
de volgende mineralen: calcium, fosfor, magnesium en sulfaat

A

Calcium: mineralisatie van de botten en tanden, spierwerking, bloedstolling, zenuwen
en bloeddruk. Te weinig calcium leidt bij kinderen tot verminderde groei, en botverlies
(osteoporosis) bij volwassenen. Te veel: constipatie, urinestenen, stoort absorptie van
andere mineralen. Zit in melk, kleine vis met graatjes, tofu, broccoli.
Fosfor: mineralisatie van de botten en tanden, deel van elke cel, belangrijk in
genetisch materiaal, deel van fosfolipiden. Bij onvoldoende fosfor komt spierzwakte
en botpijn. Bij teveel verkalking van weefsel, vooral in de nieren. Komt voor in al het
dierlijke weefsel.
Magnesium: mineralisatie van de botten, bouwen van eiwitten, enzym actie,
spierwerking, onderhouden van de tanden. Bij onvoldoende magnesium kan zwakte
en verwardheid voorkomen, rare spierwerking in het licht, hallucinaties en
groeivertraging bij kinderen. Te veel als resultaat van diarree of uitdroging. Komt voor
in noten, bonen volkoren graan, donker groene groente.
Sulfaat: als onderdeel van eiwitten, stabiliseert hun voor door het vormen van
disulfide bruggen, deel van de vitaminen biotine en thiamine en het hormoon insuline.
Geen deficiëntiesymptomen bekend. Komt voor in al het eiwitrijke voedsel.

26
Q

Geef aan wat de aanbevolen hoeveelheden zijn voor natrium, chloride, kalium,
calcium, fosfor, magnesium en sulfaat

A

calcium (g/dag) 1,0 - 1,2
fosfor (mg/dag) 700-1400
magnesium (mg/dag) 300
Natrium, kalium en chloor: er is eigenlijk nooit een tekort aan deze mineralen. De
behoefte hangt af van de vochtbalans. Volgens het textbook:
natrium:1500 mg/dag
chloor: 2300 mg/dag
kalium: 4700 mg/dag

27
Q

Licht het verband toe tussen (1) natrium, kalium, magnesium en hoge
bloeddruk, en tussen (2) natrium en osteoporose

A
  1. De reactie van het lichaam op zout is direct, de stroming van het bloed door de
    aders wordt verminderd. De verhoging van de bloeddruk in reactie op zout voedsel
    over de jaren heen is progressief, en de schade aan de aders is onomkeerbaar. De
    bloeddruk verhoogt in reactie op excessen in zout.
  2. Hoge zoutinname wordt ook geassocieerd met verhoogde calcium verlies. Kalium
    kan beschermen tegen het verlies van calcium.
28
Q

Benoem de rol van calcium in de preventie van ziektes

A

Calcium kan beschermen tegen een aantal chronische ziektes, waaronder
hypertensie. Calciumrijk voedsel kan een rol spelen in verminderen van lichaamsvet,
bescherming van mager weefsel, en het handhaven van een gezond gewicht. Verder
onderdrukt calciumrijk voedsel ontstekingen vaak geassocieerd met overgewicht.

29
Q

Leg uit hoe de calciumbalans gereguleerd wordt

A

Het calcium in de botten is een onuitputtelijke bron voor calcium in het bloed. Het
bloed leent en geeft calcium terug wanneer het nodig is, zodat er altijd een
calciumbalans in het bloed is. Drie organen zijn hierbij betrokken: de darmen, botten
en nieren. Vitamine D, calcitonine en het parathyroid hormon zijn hierbij betrokken.

30
Q

Benoem welke factoren de calciumabsorptie beïnvloeden

A

Ongeveer 30% van het ingenomen calcium wordt geabsorbeerd. Bij kinderen, tieners
en zwangere vrouwen is dit veel hoger.
Absorptie wordt efficiënter bij te lage inname. Voldoende vitamine D ondersteunt
absorptie. Vezels en groente met fytaat en oxalaat binden calcium en belemmeren de
absorptie.

31
Q

Welke tekorten komen veel voor in ontwikkelingslanden?

A
  1. IJzer (vroeggeboorte, laag geboortegewicht, babysterfte)
  2. Jodium (babysterfte)
  3. Vitamine A (blindheid, groeiproblemen)
  4. Zink (groeiproblemen en diarree)

Deze tekorten komen bij hele bevolkingsgroepen voor.
Hierdoor zakt de productiviteit en daarmee de economie van het land terwijl de
zorgkosten enorm stijgen.

32
Q

Waar sterven de meeste mensen in ontwikkelingslanden aan?

A

Door diarree en uitdroging als gevolg van infecties.
Niet door de honger zelf

33
Q

Welke twee vormen van ondervoeding zijn er?

A
  1. Kwashiorkor = eiwittekort
  2. Marasmus = energietekort
34
Q

Wat is kwashiorkor?

A

Het oudere kind krijgt geen borstvoeding meer als het volgende kind wordt
geboren. De oudste krijgt dan enkel nog meelpap en knollen. Deze bevatten geen
eiwitten.

Het kind ontwikkelt een vette lever omdat er te weinig eiwitten in het lichaam zitten om
de vetten uit te lever te halen. Door de vette lever zijn er te weinig enzymen om de
gifstoffen uit het lichaam te halen. Het kind krijgt verschillende infecties.
Door hongeroedeem ontstaat er een dikke buik.
Er wordt ook wel gesproken over kwalitatieve honger: er is te eten maar er zitten te
weinig voedingsstoffen in.

35
Q

Wat is marasmus?

A

Kinderen met marasmus hebben te weinig te eten. Ze worden vaak beschreven als
‘huid en botten’.

36
Q

Noem 2 relaties tussen honger en milieu

A
  1. Voedsel produceren om miljarden mensen te voeden beschadigt het milieu.
  2. Een beschadigd milieu kan niet voldoende voedsel produceren om alle mensen
    te voeden.
37
Q

Wat is de vicieuze cirkel van landbouw?

A

De aarde verliest voedingsstoffen bij elke oogst dus er moet bevrucht worden dmv
mest. Deze mest komt door regen en irrigatie in het water terecht en bevordert de
algengroei. Door deze groei verliest het water zuurstof waardoor het zeeleven dood
gaat.

Boeren gebruiken bestrijdingsmiddelen om gewassen te beschermen tegen ziektes.
Hierdoor worden ook andere planten en insecten gedood. Daarnaast worden de
planten steeds resistenter tegen de bestrijdingsmiddelen. En zo gebruiken voeren
weer meer middelen.

Als de velden geïrrigeerd worden verdampt het water maar de zouten niet. Als het
zout op de oppervlakte komt kunnen planten niet groeien. Zo wordt er weer meer
geïrrigeerd en wordt er water uit omliggende rivieren gehaald. De omgeving wordt
steeds droger.

38
Q

Wat is de invloed van veel vee op het milieu?

A

Door intensivering van de veestapel verandert de omgeving. Het natuurlijk landschap
moet veranderen voor weides en stallen.

Door de grote hoeveelheden afvalstoffen van dieren (methaan) komen er meer
broeikas-gassen en hierdoor verandert het klimaat.

De grote veestapel heeft ook veel voedsel nodig waardoor er meer schade is aan
(landbouw)grond. In Amerika wordt er meer graan verbouwd voor vee dan voor de
mens.

39
Q

Wat is de invloed van overbevissing op het milieu?

A

Bij overbevissing worden er meer vissen uit het water gehaald dan dat er ‘geboren’
worden.

  1. De hoeveelheid vis gaat omlaag
  2. Er komt een disbalans in het zeeleven (natuurlijke voedselbronnen en vijanden
    verdwijnen)
  3. De waterkwaliteit gaat achteruit.
    De helft van de visconsumptie komt inmiddels van kweekvis. Dit kan vis zijn die in
    aquaria gekweekt wordt of in kooien in de zee / meren.
40
Q

Met welk voedingspatroon kun je het milieu minder belasten?

A

Op plantaardig voedsel gebaseerd voedingspatroon kost minder energie dan een op
dierlijk voedsel gebaseerd patroon.
Voor de productie van 1 calorie graan heb je minder dan 1 calorie brandstof nodig.
Voor het maken van 1 calorie dierlijk voedsel heb je 10 tot 90 calorieën brandstof
nodig.
Een uitzondering is vee dat los loopt op een open veld. Hiervoor is net zoveel energie
nodig als voor plantaardig voedsel.

41
Q

Wat is je ecologische voetafdruk?

A

De ruimte die we per persoon innemen op aarde. Hoe kleiner je voetafdruk, hoe beter
je bent voor het milieu. De voetafdruk is afhankelijk van:
1. Hoe vaak je vlees eet
2. Wat voor vlees je eet
3. Hoe vaak je fast food eet
4. Hoe vaak je naar een lokale markt gaat
5. Of je zelf een moestuin hebt
6. Of je eet met de seizoenen
7. Hoe vaak je zelf kookt
8. Of je fruit en groente koopt die lokaal geproduceerd is
9.
Lokaal eten verdient de voorkeur:
1. Energiekosten: minder transport (Boot is beter dan vliegtuig, trein is beter dan
vrachtwagen)
2. Sociaal: boeren in een arm land hoeven niet te produceren voor een rijk land.
3. Economie: lokale economie steunen