Hoofdstuk 1: Voedingskeuzes Flashcards
Welke 10 factoren bepalen je voedingskeuze?
- Voorkeuren (suiker, zout, vet)
- Gewoonte (je kiest eten dat je kent, hoeft niet te kiezen. Ook het overslaan vaneen ontbijt als je vroeg weg moet kan een gewoonte zijn)
- Etniciteit en regionale keukens (mensen houden van voedsel waarmee zeopgegroeid zijn. Aardappelen - groente - vlees in NL, rijst in Azië)
- Sociale interactie
(samen eten is gezelliger. Je eet dan vaak meer) - Beschikbaarheid, gemak en economie
(je kiest wat er bij je in de buurt te koopis. Makkelijk, snel en goedkoop) - Positieve en negatieve associaties
(gevoelens krijgen bij bepaalde voedingomdat je hier positieve of negatieve gedachten bij hebt, eten in de oorlog, eten bij jeoma) - Emoties (Emotie/stress-eten kan leiden tot overgewicht)
- Waarden (Voedsel kiezen op basis van geloof, milieu, dieren/mensenrechten)
- Gewicht en imago (Mensen met een vertekend zelfbeeld hebben vaak ook eenverstoord eetpatroon)
- Gezondheid (iets eten om het ‘gezond’ is zoals bijvoorbeeld Yakult)
Welke factoren zijn van invloed op de voedselkeuze?
Factoren die van invloed kunnen zijn op de voedselkeuze zijn: voorkeur (smaak, metname zoet en zout); gewoonte; cultureel en nationale gerechten; sociale momenten;beschikbaarheid, gemak en budget; positieve en negatieve associaties; emoties;waarden die mensen hechten aan bepaald voedsel vanwege het geloof, politiekegedachten of milieu-aspecten; lichaamsgewicht en uiterlijk; voedings- engezondheidsvoordelen.
Wat zijn de 6 belangrijkste voedingsstoffen?
- Koolhydraten (organisch, macronutriënt, geeft energie)
- Vetten (organisch, macronutriënt, geeft energie)
- Eiwitten / Proteïnen (organisch, macronutriënt, geeft energie)
- Vitaminen (organisch, micronutriënt, geeft geen energie)
- Mineralen (an-organisch, micronutriënt, geeft geen energie)
- Water
Hoeveel Kcal per gram hebben koolhydraten en eiwitten?
4
Hoeveel Kcal per gram heeft alcohol?
7
Hoeveel Kcal per gram heeft vet?
9
Hoe kun je energiegehaltes omrekenen van kcal naar kJ en omgekeerd?
Van kcal naar kJ: vermenigvuldigen met 4,2
Van kJ naar kcal: vermenigvuldigen met 0,24
Wat is het verschil tussen organische en anorganische nutriënten?
Mineralen en water zijn anorganische nutriënten, wat betekend dat ze geen koolstofbevatten. De andere 4 nutriënten (koolhydraten, vetten, eiwitten en vitamines) zijnveel complexer, en bevatten naast waterstof en zuurstof ook koolstof.
Wat zijn macro- en micronutriënten?
Koolhydraat, vet en eiwit worden ook wel macronutriënten genoemd omdat hetlichaam ze in grote hoeveelheden nodig heeft (meerdere gram per dag). Deze wordenook energie-gevende nutriënten genoemd.
Vitamines en mineralen zijn micronutriënten, waar maar een paar mili- of microgramper dag van nodig is.
Geef aan hoeveel kcal energy een gram vet, een gram koolhydraat, een grameiwit en een gram alcohol oplevert bij verbranding in het lichaam
vet: 9 kcal/g
koolhydraat: 4 kcal/g
eiwit: 4 kcal/g
alcohol: 7 kcal/g
Leg uit wat essentiële nutriënten zijn
Essentiële nutriënten zijn nutriënten die een mens uit voeding moet verkrijgen omdathet lichaam ze niet zelf in voldoende hoeveelheden kan aanmaken. Er zijn ongeveer40 nutriënten bekend die essentieel zijn voor mensen.
Benoem de de algemene functies van macro‐ en micronutriënten.
De macronutriënten (koolhydraat, eiwit en vet) geven energie. Wanneer de bindingenbreken in het lichaam, komt er energie vrij. Daarnaast voorzien de macronutriëntenhet lichaam van de ruwe materialen die nodig zijn voor het bouwen en vormen vanbindweefsel en het reguleren van de vele activiteiten.
De micronutriënten: vitamines helpen de koolhydraten, vetten en eiwitten bij hetafgeven van energie en zijn actief in verschillende delen van het lichaam. Vitamineszijn organische, essentiële nutriënten waarvan kleine hoeveelheden nodig zijn voor degezondheid van het lichaam. Mineralen zijn anorganisch. Sommige vormen roostersbinnen structuren zoals botten en tanden. Andere zijn te vinden de vloeistoffen vanhet lichaam, en reguleren de vochthuishouding.
Benoem de nutriënten waaruit onze voeding bestaat
Onze voeding bestaat uit 6 klassen nutriënten: water, koolhydraten, vetten, eiwitten,vitamines en mineralen.
Hoe bereken je de energiedichtheid van een product?
De hoeveelheid energie die een product oplevert, ligt aan hoeveel koolhydraat, vet eneiwit het product bevat. Omdat vet meer energy per gram oplevert, heeft het eengrotere energiedichtheid dan koolhydraat of eiwit.
Om uit te rekenen hoeveel energy er beschikbaar is in een product, vermenigvuldighet aantal gram koolhydraat, eiwit en vet met 4, 4 en 9. Tel bij elkaar op.
Energiedichtheid van bijv. een ontbijt uitrekenen: energie (kcal)/gewicht (g) =energiedichtheid (kcal/g).
Wat is Nutritional genomics?
Wetenschap die zich bezighoudt met voedsel, genen en gezondheid.
Wat zijn de 4 voorwaarden voor wetenschappelijk verantwoord onderzoek?
- Hanteren van een controlegroep: een groep die de betreffende behandelingniet krijgt, om te meten of er verschillen zijn tussen behandelde en nietbehandelde mensen.
- Voldoende grote steekproef: Hoe groter de steekproef, hoe kleiner de kansdat toeval een rol speelt.
- Gebruik van placebo’s: de niet-behandelde groep ontvangt een placebo zodatmen niet weet welk middel krijgt toegediend.
- Dubbelblind onderzoek: zowel de respondenten als de onderzoekers wetenniet wie er bij de onderzoeks- of controlegroep behoort. Dit gebeurt omvertekening of vooroordelen te voorkomen.
Geef aan wat bedoeld wordt met een positieve of negatieve correlatie tussenvariabelen
In een positieve correlatie veranderen beide variabelen in dezelfde richting (meervitamine C, meer verkoudheden). Bij een negatieve correlatie veranderen devariabelen in tegenovergestelde richting (meer vitamine C, minder
Noem de verschillende stappen van wetenschappelijk onderzoek
The scientific method:
1. Observatie en vraagstelling
2. Hypothese vorming and voorspelling
3. Experiment/onderzoek
4. Resultaten en interpretaties
5. Hypothese ondersteund: theory
Hypothese niet ondersteund: Nieuwe observaties and vragen
Noem de verschillende typen voedingsonderzoek en beschrijf hun sterke enzwakke punten
van ziektes in een bevolkingsgroep. Epidemiologisch onderzoek bevat cross-sectional, gecontroleerde en cohort onderzoek. Sterke punten: kan de lijst vanmogelijke oorzaken verkleinen; kan nieuwe vragen voor vervolgonderzoek generen.Zwakke punten: Het heeft geen controle over factoren die invloed kunnen hebben opde ontwikkeling of voorkoming van een ziekte. Can geen verband tussen oorzaak envervolg bewijzen.
Experimenteel onderzoek: test oorzaak en gevolg relaties tussen factoren.Experimentele studies bevatten laboratorium onderzoek, op dieren of in-vitro, andmenselijk of klinisch onderzoek. Sterke punten: controle over de condities. Het effectvan een factor kan worden bepaald. Resultaten van enkele proefpersonen kunnenworden geëxtrapoleerd naar een groep. Zwakke punten: resultaten van dieren of in-vitro kunnen niet worden gebruikt op mensen. Resultaten van sommigeproefpersonen kunnen niet worden gegeneraliseerd op alle mensen. Niet allebehandelingen zijn ethisch of klinisch verantwoord.
Leg uit wat de termen controlegroep, experimentele groep, randomisatie,steekproefgrootte, placebo en dubbelblindonderzoek betekenen
Controlegroep: een groep die zoveel mogelijk gelijk is aan de experimentele groep,behalve de behandeling.
Experimentele groep: een groep die zo min mogelijk verschilt met de controlegroepen die de behandeling krijgt.
Randomisatie: Het kiezen van de proefpersonen voor de experimentele encontrolegroep zonder vooroordelen.
Steekproefgrootte: Om ervoor te zorgen dat toevallige verschillen geen invloedhebben op de resultaten, moeten de groep voldoende groot zijn.
Placebo: een niet-werkende, ongevaarlijk medicijn dat wordt gegeven voor hoop entroost. Wordt ook gegeven aan controlegroepen in een blindonderzoek.
Dubbelblindonderzoek: een onderzoek waar noch de proefpersonen, noch deonderzoekers weten welke personen deel uit maken van de controlegroep en welkevan de experimentele groep, tot na de afloop van het onderzoek.