Hoofdstuk 10: Vitaminen Flashcards

1
Q

Hoeveel drinken heeft een volwassen persoon per dag nodig en wat heeft de
voorkeur?

A

Een volwassene heeft 1,5 tot 2 liter drinken per dag nodig.
Dit hoeft niet alleen maar water te zijn. Alle dranken tellen mee.
Water heeft de voorkeur omdat het geen calorieën bevat. Of drink koffie en thee
zonder suiker en melk.
Kies verder dranken zonder toegevoegde suikers of alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Is het drinken van mineraalwater nodig om aan je dagelijkse hoeveelheid
mineralen te komen?

A

Nee. Eet je gevarieerd, dan krijg je voldoende mineralen binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van je lichaamsgewicht bestaat uit water?

A

60%
Iemand van 70 kilo heeft ong. 40 liter lichaamsvocht:
1. 23 - 27 liter in de cellen
2. 8 liter in de ruimte tussen de cellen
3. 4 liter (ong. 8%) in de bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet water in je lichaam?

A
  1. Vervoert voedingsstoffen en afvalstoffen door het lichaam.
  2. Behoud de structuur van grote moleculen zoals eiwitten en glucogeen.
  3. Helpt bij de metabolisme.
  4. Oplosmiddel voor mineralen, vitaminen, aminozuren, glucose en andere kleine
    moleculen zodat deze deel kunnen nemen aan de metabolisme.
  5. Houd het lichaam op temperatuur en koelt het lichaam door te zweten.
  6. Houd het bloedvolume in stand.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verlaat vocht het lichaam?

A

Voornamelijk via de nieren (halve tot enkele liters per dag).

Per dag gaat 3/4 liter vocht verloren door verdamping via de huid of uitademing via de
longen. Bij hevig transpireren kan dit veel meer worden.

Normaal is er weinig vochtverlies via het spijsverteringskanaal. Langdurig braken of
diarree kan echter leiden tot vier liter vochtverlies of meer per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de elektrolytenbalans?

A

In het lichaamsvocht zitten elektrolyten, minerale zouten. Het lichaam tracht de totale
hoeveelheid lichaamsvocht en de elektolytenconcentraties in het bloed constant te
houden.

Het lichaamsvocht is voortdurend in beweging:
1. in en uit de cel
2. in en uit de bloedbaan
3. in en uit het lichaam
4.
Het doel hiervan is de cellen te voeden en van zuurstof te voorzien en de afvalstoffen
te verwijderen. Deze waterverplaatsing is mogelijk door de aantrekkingskracht van de
elektrolyten. Het water beweegt zich in de richting waar zich de meeste elektrolyten
bevinden.
Een verstoring in de elektrolytenbalans gaat gepaard met een verstoring in de
vochtbalans.
Als de natriumspiegel te hoog wordt, krijg je dorst en scheiden de nieren minder urine
uit. Als je drinkt wordt het evenwicht weer hersteld.
Als de natriumspiegel te laag wordt, scheiden de nieren meer urine uit, waar de
hoeveelheid vocht daalt en het evenwicht weer wordt hersteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 oorzaken van een verstoring in de elektrolytenbalans

A
  1. Onvoldoende vochtopname
  2. Abnormaal vocht- en elektrolytenverlies (braken, diarree, overmatig
    transpireren, bloedingen, brandwonden)
  3. Te hoge natriumopname (hoge bloeddruk en oedeem)
  4. Te hoge vochtopname (marathonlopers die extreem veel drinken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de 3 elektrolyten

A
  1. Natrium
  2. Kalium
  3. Chloor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het zuur-base-evenwicht?

A

Het evenwicht tussen de zuurheid en basiciteit in het lichaam. Dit gaat om de pHwaarde in het lichaam.

Er zijn een aantal manieren om de pH-waarde van het bloed in evenwicht te houden:
1. Het afgeven van kooldioxide via de longen = uitademen van het afvalproduct
van de zuurstofwisseling. Als de kooldioxide in het bloed stijgt, dus het bloed
wordt zuurder, neemt de pH van het bloed af. Door ritme en diepte van de
ademhaling aan te passen, kunnen de hersenen en de longen de pH van het
bloed van minuut tot minuut regelen.
2. De nieren kunnen de pH van het bloed beinvloeden door een overmaat aan
zuren en basen uit te scheiden. Dit gaat langzamer dan bij de longen (paar
dagen)
3. Buffersystemen die plotselinge wijzigingen van de zuurgraad voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf het verschil tussen energieleverende nutriënten en vitamines wat hun
structuur, functie en innamehoeveelheid betreft

A

Het verschil tussen energieleverende nutriënten en vitamines zijn:
de structuur - vitaminen zijn individuele units, en zitten niet aan elkaar in een keten
(zoals glucose moleculen en aminozuren).
de functie - de omzetting van vitaminen levert geen energie
innamehoeveelheid - de hoeveelheid vitaminen die via de voeding binnenkomt and
de hoeveelheid dit nodig is wordt gemeten in micro- of milligram, ipv gram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem het verschil tussen wateroplosbare en vetoplosbare vitaminen en geef
hierbij aan hoe deze eigenschap gerelateerd is aan verliezen tijdens bereiding
van voedsel, absorptie in de darm, transport door het lichaam en opslag in het
lichaam

A

De wateroplosbare vitaminen zijn te vinden in de waterige delen van voedsel; de
vetoplosbare vitaminen komen vaak samen voor in de vetten en oliën van voedsel.
Tijdens absorptie gaan de wateroplosbare vitaminen direct de bloedbaan in. Net als
vetten, moeten de vetoplosbare vitaminen eerst de lymfe door, en daarna de
bloedbaan. Eenmaal in het bloed, circuleren de meeste wateroplosbare vitaminen vrij
rond en hebben de vetoplosbare vitaminen eiwit transport nodig. Eenmaal bij de
cellen aangekomen, circuleren de wateroplosbare vitaminen rond in het waterige
gedeelte en worden de vetoplosbare vitaminen vastgehouden in het vetweefsel en de
lever tot ze nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef aan wat wordt verstaan onder non‐B‐vitaminen

A

Sommige stoffen worden foutief onder de vitaminen genoemd, maar deze zijn geen
essentiële nutriënten, zoals inositol en carnitine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf van elk B‐vitamine de functies in het lichaam, noem voor elk B‐
vitamine de belangrijkste voedselbronnen en beschrijf voor elk B‐vitamine de
symptomen van een deficiëntie

A

Vitamine B1 (thiamine): speelt een rol in het vrijmaken van energie uit
koolhydraten.De belangrijkste bronnen van deze vitamine zijn brood en
graanproducten, aardappelen, groente, vlees en vleeswaren, melk en
melkproducten. Een tekort aan vitamine B1 kan leiden tot problemen gerelateerd aan
het zenuwstelsel zoals depressie, een verlaagde irritatiedrempel,
concentratieproblemen en geheugenverlies; spierzwakte, verminderde reflexen,
verminderde eetlust, gewichtsverlies en maagstoornissen. Beriberi is de klassieke
vorm van een vitamine B1-tekort. Een ernstig vitamine B1-tekort kan het gevolg zijn
van chronisch overmatig alcoholgebruik in combinatie met een voeding die weinig
vitamine B1 bevat. Het geheel van de psychische stoornissen die hierbij optreden
(geheugenverlies, dementie en delirium) wordt het Wernicke-Korsakoff-syndroom
genoemd.

Vitamine B2 (riboflavine) speelt een rol bij de instandhouding van het zenuwstelsel, de
spijsvertering en de energiehuishouding. Ook is het van belang voor een gezonde
huid en het gezichtsvermogen. Vitamine B2 draagt bij aan de bescherming van de
cellen in het lichaam tegen oxidatieve schade. Belangrijke bronnen van vitamine B2
zijn zuivel, vlees(waren), groenten, fruit en graanproducten. Bij een tekort aan
vitamine B2 kunnen er ontstekingen van de huid ontstaan, voornamelijk bij de
mondhoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf van elk B‐vitamine de functies in het lichaam, noem voor elk B‐
vitamine de belangrijkste voedselbronnen en beschrijf voor elk B‐vitamine de
symptomen van een deficiëntie

A

Vitamine B3 (niacine, nicotinezuur, nicotinamide) speelt een belangrijke rol bij de
energievoorziening van cellen en bij de werking van het zenuwstelsel. Ook is het van
belang voor een gezonde huid. Vitamine B3 komt voor in verschillende
voedingsmiddelen: vlees en vis, gevogelte, noten, zaden en graanproducten.
Daarnaast kan het lichaam vitamine B3 deels maken uit het aminozuur tryptofaan
(bouwsteen van eiwitten). Hierdoor dragen ook eiwitrijke producten zoals zuivel en
eieren bij aan de aanmaak van niacine (via de omzetting van tryptofaan). Een tekort
aan vitamine B3 komt niet vaak voor, omdat een eiwitrijke voeding al voldoende
vitamine B3 levert. Een tekort heeft effecten op het slijmvlies van de mond, tong en
darmen. Deze verschijnselen duidt men aan met de term ‘pellagra’, wat letterlijk ‘ruwe
huid’ betekent.

Vitamine B5 (pantotheenzuur) speelt een belangrijke rol bij de afbraak van eiwitten,
vetten en koolhydraten. Het draagt bij aan de voorziening van energie. Daarnaast is
het van belang bij de vorming van een aantal hormonen en zorgt het voor een goed
functionerend zenuwstelsel. Vitamine B5 komt in veel verschillende voedingsmiddelen
voor: vlees, vis, eieren, aardappelen, melk(producten), groente en fruit. Omdat
vitamine B5 in veel voedingsmiddelen voorkomt, treedt een tekort aan vitamine B5
alleen bij ernstige ondervoeding op: het ‘burning feet’ syndroom.

Vitamine B6 (pyridoxine) is belangrijk voor de weerstand en de spijsvertering.
Daarnaast speelt het een rol bij de vorming van rode bloedcellen. Het is van belang
voor de energievoorziening. Vitamine B6 zorgt verder voor een goede werking van het
zenuwstelsel. Goede bronnen van vitamine B6 zijn vlees, eieren, vis, graanproducten,
aardappelen en peulvruchten. Bij zuigelingen leidt een tekort aan vitamine B6 tot
verschijnselen als stuipen, overgeven en gewichtsverlies. Bij volwassenen zijn
verschillende symptomen waargenomen, zoals ontstekingen van de tong en de huid,
depressie, verwardheid, vermoeidheid en aandoeningen van het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beschrijf van elk B‐vitamine de functies in het lichaam, noem voor elk B‐
vitamine de belangrijkste voedselbronnen en beschrijf voor elk B‐vitamine de
symptomen van een deficiëntie

A

Vitamine B8 (biotine) speelt een belangrijke rol bij de opbouw en afbraak van
koolhydraten en eiwitten en de productie van vetzuren. Het draagt bij aan de
voorziening van energie. Daarnaast is vitamine B8 van belang voor een goed
functionerend zenuwstelsel, voor gezond haar en een gezonde huid. Vitamine B8
komt in veel verschillende voedingsmiddelen voor, waaronder eieren, melk,
sojaproducten, noten en pinda’s. Een tekort aan vitamine B8 is zeldzaam, omdat deze
vitamine in een groot aantal voedingsmiddelen voorkomt.

Foliumzuur (vitamine B11) is van belang voor een goed functionerend zenuwstelsel
en imuunsysteem. Foliumzuur speelt eveneens een belangrijke rol bij de vorming van
rode bloedcellen, het erfelijk materiaal (DNA) en gezonde groei tijdens de
zwangerschap. Ook is het erg belangrijk bij de deling van de cellen tijdens de groei:
foliumzuur verlaagt de kans op de geboorte van een kind met een open
ruggetje. Foliumzuur komt voor in groene groenten, fruit, volkoren producten en in
mindere mate in melk en melkproducten. Een tekort aan foliumzuur kan leiden tot
afwijkingen van de rode en witte bloedcellen en veranderingen in het beenmerg. Een
tekort aan foliumzuur bij vrouwen aan het begin van de zwangerschap verhoogt het
risico op een open ruggetje bij de baby.

Vitamine B12 (cobalamine) voorkomt een bepaalde vorm van bloedarmoede. Het is
ook van belang voor een goede weerstand. Daarnaast speelt het een rol bij de
vorming van gezonde rode bloedcellen, zorgt het voor een goede werking van het
zenuwstelsel en draagt het bij aan de energievoorziening. Verder speelt het een rol bij
de stofwisseling van foliumzuur. Vitamine B12 komt alleen voor in voedingsmiddelen
van dierlijke afkomst, zoals vlees en zuivel. Een vitamine B12-tekort kan een tekort
aan foliumzuur veroorzaken, omdat deze twee vitamines samenwerken. Een vitamine
B12-tekort heeft een vorm van bloedarmoede tot gevolg, met symptomen als
vermoeidheid, ademnood, angina pectoris (pijn op de borst) en een gebrek aan
eetlust. Daarnaast kan een vitamine B12-tekort het zenuwstelsel aantasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Blijven mineralen in het lichaam intact?

A

Ja, mineralen zijn an-organisch die altijd hun eigen chemische identiteit houden.
Ze blijven in het lichaam als mineraal tot ze uitgescheiden worden. Ze kunnen niet in
iets anders veranderen. Ook worden ze niet vernietigd door hitte, lucht, zuur of
vermenging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leveren mineralen energie?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem 6 mineralen

A
  1. Natrium
  2. Chloor
  3. Kalium
  4. Calcium
  5. Fosfor
  6. Magnesium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Natrium maakt deel uit van een ander voedingsmiddel. Welk?

A

Keukenzout / natriumchloride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Natrium zit niet alleen in zout. Noem een aantal andere voedingsmiddelen waar
natrium in zit

A
  1. Bakpoeder
  2. Vetsin
  3. Conserveermiddel
  4. Stabilisator
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doet natrium in je lichaam?

A
  1. Zorgt voor de vochtbalans
  2. Regelt de bloeddruk
  3. Regelt de prikkeloverdracht in spier- en zenuwcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat krijg je van teveel natrium?

A

Hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de AI voor natrium?

A

De AI is 1,5 gram per dag met een maximum van 2,4 gram per dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gaat natrium door je lichaam?

A

Natrium beweegt vrij door het bloed totdat het bij de nieren aankomt. De nieren halen
al het natrium uit het bloed. Daarna geven ze zoveel natrium aan het bloed terug als
het lichaam nodig heeft.
Als je zout eet, krijg je dorst om de verhouding vocht - zout in je lichaam te herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kun je een natriumtekort krijgen?

A

Nee, het lichaam heeft erg weinig nodig en in voedsel zit genoeg.

26
Q

Proeft zout eten altijd zout?

A

Nee, klaargemaakt voedsel met natrium (zonder chloride) proeft niet altijd zout. In
klaargemaakt voedsel kan zo meer zout zitten dan in een handje zoute pinda’s. Hier
proeft je tong het zout omdat het aan de buitenkant zit.

27
Q

Wat doet chloor in je lichaam?

A

Het regelt de vochtbalans.

28
Q

Wat is de AI voor chloor?

A

2 gram per dag met een maximum van 3,6 gram per dag.
Het is onwaarschijnlijk dat je te weinig chloor binnenkrijgt, ook bij een zoutarm dieet.
De nieren zorgen ervoor dat je lichaam niet teveel chloor verliest.

29
Q

Wat is chloor?

A

Chloor of chloride is een mineraal dat we vooral binnenkrijgen via keukenzout
(natriumchloride) en alle producten waar keukenzout in zit.
Chloor is ook onderdeel van het maagzuur en wordt ook zoutzuur genoemd.

30
Q

Wat is de relatie tussen kalium en natrium?

A

Kalium werkt het bloeddrukverhogend effect van natrium tegen.
Daarnaast zorgt kalium er met natrium voor dat zenuwprikkels goed geleid worden en
spieren zich samentrekken.

31
Q

Hoe ontstaat een kaliumtekort?

A

Na hevig braken, ernstige diarree en door het gebruik van plaspillen.
De symptomen zijn dan:
1. verminderde eetlust
2. verzwakte spieren
3. misselijkheid
4. lusteloosheid
5. hartritmestoornissen
Gebruik alleen kaliumpillen in overleg met een arts. Een overschot is namelijk
gevaarlijk.

32
Q

Hoe ontstaat een kaliumoverschot?

A

Als de nieren niet optimaal functioneren.
Of als door plaspillen het kaliumgehalte in je bloed te hoog wordt.
Een acute vergiftiging treedt alleen op met een zeer hoge dosering kalium uit
supplementen gevolgd door het niet uitplassen van het overschot aan kalium. In het
ergste geval kan er een hartstilstand optreden.

33
Q

Hoe blijft je kaliumgehalte in balans?

A

De nieren zorgen ervoor dat de hoeveelheid kalium in je lichaam constant blijft en in
evenwicht blijft met de hoeveelheid natrium. Wie veel natrium verliest, verliest ook
meer kalium en andersom.

34
Q

Zit er een risico aan het slikken van calciumsupplementen?

A

Ja. Bij het gebruik van calciumsupplementen met meer dan 500 mg zou het risico op
een hartinfarct toenemen. Dit is nog niet bewezen maar slik alleen supplementen op
aanraden van een arts.

35
Q

Voor wie is te weinig calcium een risico?

A
  1. Ouderen. Bij ouderen wordt calcium minder goed opgenomen in het bloed. De
    botten gaan langzaam ontkalken waardoor je sneller iets breekt. Hoe meer kalk
    er op jonge leeftijd in de botten zit, hoe steviger de botten blijven. Beweging
    helpt ook tegen botontkalking op latere leeftijd.
  2. Kinderen. Spierkrampen en rachitis (Engelse ziekte) kunnen ontstaan als
    kinderen te weinig calcium binnenkrijgen. Vaak komt dit door een tekort aan
    vitamine D waardoor de calciumopname uit de voeding verstoord is ook als de
    voeding voldoende calcium bevat.
    Het is belangrijk dat je in de eerste 30 jaar van je leven genoeg calcium binnenkrijgt
    om stevige botten te krijgen. De kans op osteoporose op latere leeftijd is dan kleiner.
    Je merkt niet direct dat je een tekort hebt. Daar kom je pas later achter als je botten
    brozer zijn.
36
Q

Is extra calcium slikken voldoende om osteoporose tegen te gaan?

A

Nee. Om de extra calcium in het lichaam op te laten nemen is ook zonlicht nodig
(vitamine D). Zonder vitamine D doet de calcium doet het lichaam niks met de
calcium.
Vitamine D stimuleert de opnamen van calcium uit de darmen en het vastleggen
ervan in het botweefsel.

37
Q

Zijn witte plekjes op nagels of het afbrokkelen van nagels een teken van
calciumtekort?

A

Zijn witte plekjes op nagels of het afbrokkelen van nagels een teken van
calciumtekort?

38
Q

Hoe werkt de calciumbalans?

A

Het calciumgehalte in het bloed wordt gereguleerd (= de calciumbalans) door vitamine
D en twee hormonen (calcitonine en parathormoon). De botten fungeren als calcium
reservoir als het calciumgehalte te hoog is in het bloed en als calciumbron als het
gehalte in het bloed te laag is. Osteoclasten breken botweefsel af om calcium te
kunnen vrijgeven in het bloed; osteoblasten bouwen nieuw botweefsel met calcium uit
het bloed. Vitamine D en de hormonen geven signalen wanneer de calciumbalans niet
goed is af en stimuleren bovengenoemde processen.

39
Q

Hoeveel calcium heb je dagelijks nodig?

A

1 gram per dag met een max. van 2,5 gram per dag.

40
Q

Hoe neemt je lichaam calcium op?

A

Je lichaam kijkt hoeveel calcium het nodig heeft. Bij kinderen in de groei wordt er
meer calcium uit het voedsel gehaald tijdens de vertering dan bij volwassenen.

41
Q

Noem beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare risicofactoren voor osteoporose

A

Niet-beïnvloedbare factoren zijn:
1. Vrouwelijk geslacht
2. Ouder dan 50 jaar
3. Kleine lichaamsbouw
4. Kaukasisch, Aziatisch, Latino,
5. Familiegeschiedenis van osteoporose en botbreuken
6. Persoonlijk geschiedenis met botbreuken
7. Oestrogeen-tekort bij vrouwen / testosteron-tekort bij mannen
8.
Beïnvloedbare factoren zijn:
1. Zittende levensstijl
2. Voeding met te weinig calcium en vitamine D
3. Voeding met veel eiwitten, natrium en cafeïne
4. Roken
5. Veel alcohol
6. Laag lichaamsgewicht

42
Q

Wat doet calcium voor je lichaam?

A
  1. Opbouw en onderhoud van botten en gebit
  2. Goede werking van zenuwen en spieren
  3. Helpt bij de bloedstolling
  4. Helpt bij het transport van andere mineralen (natrium, kalium en magnesium) in
    het lichaam
43
Q

In welke producten zit calcium?

A
  1. Melk en melkproducten
  2. Kaas
  3. Groente
  4. Noten
  5. Peulvruchten
44
Q

Wat doet fosfor voor je lichaam?

A

Fosfor geeft samen met calcium stevigheid aan botten en tanden.
Ook beinvloedt fosfor de energiestofwisseling.

45
Q

Waar zit fosfor in?

A
  1. Melk en melkproducten
  2. Kaas
  3. Vis
  4. Vlees
  5. Peulvruchten
  6. Volkoren producten
46
Q

Komt een overschot / tekort snel voor?

A

Nee, als je gezond bent en normaal eet krijg je geen tekort of overschot.

47
Q

Hoe kom je aan een tekort aan fosfor?

A

Door medicijnen zoals maagzuurremmers.
Een tekort leidt tot pijn in spieren en botten, gebrek aan eetlust en het ontstaan van
nierstenen.

48
Q

Hoe kom je aan teveel fosfor?

A

Dit kan voorkomen als de nieren niet goed werken. Die scheiden dan te weinig fosfor
uit waardoor na een tijd botontkalking kan onstaan.

49
Q

Waar zit magnesium in?

A
  1. Brood
  2. Graanproducten
  3. Groente
  4. Melk en melkproducten
  5. Vlees
50
Q

Krijg je snel magnesiumtekort?

A

Nee, magnesium zit in veel voedingsmiddelen.
Een magnesiumtekort is te herkennen aan:
1. lusteloosheid / vemoeidheid
2. spierkrampen
3. hartritmestoornissen (in extreme gevallen)

51
Q

Hoe kom je aan een magnesiumoverschot?

A

Dit krijg je alleen door het slikken van magnesiumpillen of het drinken van
mineraalwater waar veel magnesium in zit. Je kunt dan diarree krijgen.

52
Q

Wat doet magnesium voor je lichaam?

A
  1. Botopbouw
  2. Opbouw van lichaamseiwit
  3. Overdracht van prikkels in zenuwen en spieren
  4. Samentrekken van spieren (hartspier)
53
Q

Wat is oedeem?

A

Bij het eten van teveel zout kan oedeem ontstaan. Met oedeem houdt je lichaam
vocht vast. Hierdoor kan weer hoge bloeddruk ontstaan,

54
Q

Hoeveel van onze dagelijkse zoutbehoefte zit in het eten en drinken dat we
kopen?

A

80%.

55
Q

Waarom voegen fabrikanten zout toe aan voedingsmiddelen?

A
  1. Om het op smaak te brengen
  2. Verlengen van de houdbaarheid (vlees, vis, kaas en gefermenteerde groenten
    zoals zuurkool)
  3. Voor de juiste structuur (brood, kaas, vleesproducten)
    Ook zit er veel zout in kant- en klaarmaaltijden zoals in pizza, soep, saus en hartige
    snacks.
    Je proeft het zout niet altijd. Zout zit ook in roomijs, koekjes en gebak.
56
Q

Noem 5 ongewenste effecten van het eten van teveel zout.

A
  1. Hoge bloeddruk. Minder zout eten verlaagt je bloeddruk.
  2. Hart- en vaatziekten. Minder zout eten verlaagt de kans op hart- en
    vaatziekten.
  3. Nierziekten. De nieren regelen de hoeveelheid zout in je lichaam. Als je veel
    zout eet, moeten de nieren extra hard werken om dit via de urine uit je lichaam
    te verwijderen. Door het harde werken kunnen je nieren beschadigen.
  4. Maagkanker. Er zijn aanwijzingen dat het risico op maagkanker toeneemt als je
    te zout eet.
  5. Botontkalking. Eet je teveel zout, dan plas je het teveel aan natrium samen
    met het calcium uit.
57
Q

Waarom moeten ouderen extra opletten met zout eten?

A

Bij ouderen werken de nieren minder goed. Er wordt minder natrium uit het lichaam
verwijderd. Het is voor ouderen dan ook extra belangrijk om goed te drinken, want ze
hebben meer vocht nodig om dezelfde hoeveelheid natrium kwijt te raken.
Waaruit bestaat zout?

Zout bestaat uit twee delen: natrium en chloride. Samen bepalen ze het gewicht van
zout.

Zout is 2,5 keer zo zwaar als natrium.
1 gram natrium = 2,5 gram keukenzout.
0,4 gram natrium = 1 gram keukenzout
Het advies is om per dag niet meer dan 6 gram zout te eten. Dat is vergelijkbaar met
2,4 gram natrium.

Mannen eten gemiddeld 9,9 gram zout per dag en vrouwen 7,5 gram.

58
Q

Wat is het DASH-dieet?

A

Dietary Approaches to Stop Hypertension.
Dit dieet is erop gericht hypertensie (hoge bloeddruk) te verlagen.
Dit komt enerzijds door relatief lage zoutinname (natrium), anderzijds door de relatief
hoge kaliuminname.
Verder is het een gezond dieet dat voor veel mensen geschikt is. Het is bedoeld ter
preventie van chronische ziekten.
het dieet benadrukt kaliumrijke groenten- en fruitsoorten, magere zuivelproducten,
volkoren graanproducten, noten, vis en gevogelte.
Het pleit voor minder inname van zout, bewerkte producten en suikerrijke dranken.
Dit dieet vergt meer eigen bereidingswijzen omdat bewerkte producten worden
vermeden; het bevat alle productgroepen waardoor het goed vol te houden is en
volwaardig van nutriënten is.
Door de bereiding van voedsel gaat het natriumgehalte vaak omhoog en het
kaliumgehalte omlaag.
Vb: Een glas melk bevat 3/4 kalium, 1/4 natrium. Instant pudding (met melk) bevat 1/4
kalium en 3/4 natrium)
Vb: Gehakt dat je gebraden hebt bevat 7/8 kalium en 1/8 natrium. Maak je hier
gebraden gehakt als vleeswaar van dan heb je 1/10 kalium en 9/10 natrium.

59
Q

Noem de dagelijkse behoefte aan vitamine C en beschrijf situaties waarin de
behoefte vergroot kan zijn

A

Volwassenen: 70 mg
Zwangerschap: 90 mg
Lactatie: 110 mg
Rokers zouden nog een extra 35 mg extra moeten nemen, omdat sigarettenrook
oxidanten bevat.

60
Q

Beschrijf de toxiciteit van vitamine C

A

Een te hoge inname van vitamine C kan problemen veroorzaken in het
spijsverteringskanaal en diarree. Het kan in de weg staan van de werking van
medicijnen en een teveel aan ijzer tot gevolg hebben.
Ook zou het nierstenen kunnen veroorzaken.

61
Q

Geef aan welke producten een belangrijke bron voor vitamine C zijn

A

Groente, fruit en aardappels.

62
Q

Noem argumenten die pleiten voor en tegen het gebruik van vitamine
supplementen.

A

Vitamine supplementen kunnen goed worden toegepast om tekorten te voorkomen of
op te lossen Ook kunnen ze de kans op ziekte verkleinen.
Maar voeding resulteert maar zelden in nutriënt onbalans of toxiciteit, terwijl
supplementen dat wel kunnen. Het kan ook een schijn gevoel van veiligheid geven.