Hoofdstuk 3: Vertering Flashcards

1
Q

Wat is de taak van de spijsverteringsorganen?

A

De spijsverteringsorganen hebben tot taak om het opgenomen voedsel zodanig tebewerken dat de in het voedsel aanwezige grote moleculen van de koolhydraten,eiwitten en vetten dmv enzymen worden gesplitst (verteerd) in hun bouwstenen.
Via de darmwand moet vervolgens het verteerde voedsel worden opgenomen in hetbloed en de lymfevaten (= resorptie).
Tenslotte heeft het verteringskanaal tot taak om de onverteerbare en onverteerdevoedselresten via de dikke darm uit het darmkanaal te verwijderen (= defecatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt de energie in ons lichaam verdeeld?

A
  1. 70% van de energie wordt gebruikt voor allerlei processen om ons in leven tehouden.
  2. 20% voor dagelijkse activiteiten
  3. 10% voor het verteren van voedsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de 4 hoofdorganen waar voedsel doorheen gaat

A
  1. Mond - Mouth
  2. Maag - Stomach
  3. Dunne darm - Small intestine
  4. Dikke darm - Large intestine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klopt het dat je bepaalde voedingsmiddelen beter niet tegelijk kunt eten ivm despijsvertering?

A

Nee. Het spijsverteringskanaal is er juist op gebouwd om verschillende soortennutriënten tegelijkertijd te verwerken: elke cel in de dunne darm heeft een eigenspecialisatie. Sommige nutriënten kunnen de opname van elkaar juist versterken(tevens zijn er voedingsstoffen die elkaars opname afremmen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de 3 hulporganen die het spijsverteringsproces ondersteunen

A
  1. Lever - liver
  2. Galblaas - gallbladder
  3. Alvleesklier - pancreas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is osmose?

A

De verplaatsing van een vloeistof door het celmembraan in of uit de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de functies van maagzuur en leg uit wat een lage en een hoge pHbetekent wat de zuurgraad betreft

A

Het zuur werkt ten eerste om eiwitten in stukken te breken. De hoge zuurgraad vande maag voorkomt groei van bacteriën en dood de meeste bacteriën die met hetvoedsel het lichaam binnen komen.
De pH geeft een de zuur of alkaline graad van een stof aan. Hoe lager de pH, hoehoger de H+-ionen concentratie, hoe sterker het zuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef aan hoe de zuurgraad in het maag‐darmkanaal van mondholte tot rectumverandert, en hoe deze zuurgraad de vertering beïnvloedt

A

In de mond is het speeksel pH neutraal, tot in de maag. Daar scheiden demaagklieren maagsappen uit, een mix van water, enzymen, en zoutzuur. De maagenzymen werken het beste in de sterk zure omgeving van de maag, maar despeeksel enzymen overleven het hier niet. De vertering van koolhydraten zwakt af, ende speeksel enzymen veranderen in andere eiwitten. Als de spijsbrij de dunne darmbereikt, komt er pancreassap bij. Dit sap bevat zowel enzymen die op de 3 energie-gevende nutriënten werken, als natrium-bicarbonaat, een basische stof die het zuremaagsap neutraliseert. Vanaf hier blijft de spijsbrij neutraal of licht basisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf de rol van gal

A

Gal emulsifeert vet zodat de enzymen erbij kunnen om het af te breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit waar in het spijsverteringskanaal de vertering van koolhydraten, eiwittenen vetten plaatsvindt, en welke enzymen hierbij betrokken zijn

A

In de mond vind weinig vertering plaats. Vertering van koolhydraat komt op gang doorhet speekselenzym.
In de maag gaat de vertering in eerste instantie nog even door, tot het maagzuur hetspeekselenzym de-activeert en de vertering van koolhydraat stil legt. Eiwitten rollenuit in het zuur waardoor ze beschikbaar worden voor de protease maagenzymen diebeginnen met het verteren van de eiwitten.
In de dunnen darm vind verdere vertering van de nutriënten plaats. De pancreas- endunne darm lipasen beginnen met het afbreken van vet in kleinere stukjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de verschillende onderdelen van het spijsverteringskanaal van mondtot anus, en beschrijf de kerntaak van elk onderdeel

A

Mond: voor het fijnmalen en mixen van het voedsel met speeksel
Slokdarm: tube waardoor het eten van de mond naar de maag reist
Maag: gespierde elastische zak die het voedsel maalt, roert en mixt to een vloeibaremassa. Zuur, enzymen en vloeistoffen worden hier toegevoegd waardoor spijsbrijwordt gevormd.
Dunne darm: hier worden enzymen afgegeven die de energie-gevende nutriëntenverteren tot kleinere nutriënten deeltjes; de cellen in de wand absorberen nutriëntennaar het bloed en de lymph.
Dikke darm: absorbeert water en mineralen; laat afvalproducten (vezels, bacteriën enniet geabsorbeerde nutriënten) door naar de endeldarm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef aan hoe peristaltische bewegingen tot stand komen en wat het belanghiervan is voor de spijsvertering

A

Het gehele spijsverteringskanaal is omringd met ringvormige spieren. De spierenworden weer omgeven door lange spieren. Wanneer de ringen aanspannen en delange spieren ontspannen, wordt het kanaal samengeknepen. Wanner de ringenontspannen en de lange spieren aanspannen, verwijdert het kanaal zich. Dezebeweging, de peristaltische beweging, gebeurt de hele tijd en zorgt dat het voedselzich door het spijsverteringskanaal beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de rol van sluitspieren (sphincters)?

A

Sluitspieren openen en sluiten periodiek. Zij zorgen ervoor dat de inhoud van hetspijsverteringskanaal op een gecontroleerde manier voortbeweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat enzymen zijn en welke rol ze spelen in de spijsvertering

A

Een enzym is een eiwit die een chemische reactie versnelt, een katalysator: hetcreëren van een molecuul, afbreken van een molecuul, herschikken van een molecuulof het vervangen van delen van een molecuul.
Verteringsenzymen: eiwitten die voorkomen in verteringssappen en inwerken op hetvoedsel om te zorgen dat het word afgebroken in simpelere structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef aan welke enzymen er worden geproduceerd door de speekselklier, demaag, de pancreas, de lever en de dunne darm

A

Speekselklier: speeksel enzym begint met het verteren van koolhydraten.
Maag: In het zure maagsap zitten proteasen, enzymen die beginnen met het verterenvan eiwitten.
Pancreas: Pancreassap bevat enzymen die inwerken op alle drie energie-leverendenutriënten.
Lever: de lever produceert gal. Gal zelf is geen enzym, maar maakt een emulsie vanvet en water, zodat enzymen het vet kunnen afbreken.
Dunne darm: aan de oppervlakte van de cellen van de darmwand bevinden zich nogmeer verteringsenzymen die op actief zijn in het verteren van alle 3 de macro-nutriënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de Engelse benaming van speekselklieren?

A

Salivary glands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doen speekselklieren voor de spijsvertering?

A

Ze produceren enzymen voor betere spijsvertering. Ze splitsen moeilijk door hetlichaam op te nemen moleculen in makkelijk op te nemen suikers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt de speekselafscheiding geregeld?

A

Onder invloed van zintuiglijke prikkels (ruiken en zien van voedsel) en mechanischeprikkels (direct contact van spijsbrok met mondslijmvlies) wordt via reflexen despeekselafscheiding versterkt en daarmee geregeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Beschrijf de anatomie van de darmwand

A

De binnenwand van de dunne darm bevat honderden plooien. Elke vouw bevatduizenden vingerachtige uitsteeksels, de darmvlokken (villi). Een enkele villus bestaatuit honderden cellen, met iedere cel weer bekleed in duizenden microscopischehaartjes, de microvilli. In de holten tussen de villi liggen de crypten. Dit zijn klierbuisjesdie darmsappen afscheiden in de dunne darm.
De vele plooien en villi verhogen de oppervlakte van de darmwand dramatisch, watde opname van nutriënten zeer bevorderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Omschrijf de termen diffusie en actief transport

A

Opname van de nutriënten in de darmcellen komt tot stand door diffusie en actieftransport.
Diffusie: sommige nutriënten (zoals water en kleine vetten) worden opgenomen doorsimpele diffusie. Ze kruisen de celwand op zichzelf.
Actief transport: andere nutriënten (zoals glucose en amino zuren) worden op decelwand van een cel getransporteerd door het membraan en weer afgezet in de cell.Dit kost energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf welke geabsorbeerde nutriënten worden opgenomen in bloed, enwelke in lymfe

A

De water-oplosbare nutriënten en de kleinere producten van de vetvertering wordendirect in de bloedbaan losgelaten en naar de lever gestuurd. De grotere vetten en vet-oplosbare vitamines worden in de maagcellen samengevoegd tot grotere moleculen.Deze grotere moleculen klonteren samen met specialistische eiwitten in dezogenaamde chylomicronen. Omdat de chylomicronen vet bevatten, gaan ze eerstdoor het lymfische systeem. Ze bewegen door de lymph tot ze de bloedstroom inkunnen op een plek in de buurt van het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doet de slokdarm?

A

De slokdarm (25 cm lang) duwt het voedsel in ongeveer 3 seconden in de richting vande maag.

23
Q

Beschrijf de bloedstroom naar en van het spijsverteringskanaal, en benoemdaarin de specifieke positie van de lever

A

Nutriënten die het verteringssysteem verlaten via het bloed worden direct naar delever gestuurd voor ze worden getransporteerd naar alle cellen van het lichaam. Denutriënten die het lymfische systeem verlaten (grotere vetten en vet-oplosbarevitamines) komen uiteindelijk in de bloedsomloop maar gaan niet via de lever.

24
Q

Noem 3 functies van de maag

A
  1. Tijdelijk reservoir zodat de dunne darm niet teveel voedsel tegelijk teverwerken krijgt.
  2. Mengen, kneden, transport van voedsel. De maag moet harder werken als je snel eet / niet goed kauwt. Hoe meer vocht, hoe sneller het door de maag gaat.
  3. Vertering dmv maagsap
25
Q

Wat is de inhoud van de maag?

A

1 liter

26
Q

Hoeveel maagsap wordt er per dag aangemaakt?

A

4,5 liter

27
Q

Uit welke 4 bestanddelen bestaat maagsap?

A
  1. Water (transport / oplosmiddel)
  2. Slijm (bescherming maagwand tegen zuur)
  3. Zoutzuur (zuur milieu doet eiwitten zwellen en doodt bacteriën en schimmels)
  4. Enzymen (eiwitsplitsend enzym pepsine)
28
Q

Welk voedsel gaat snel door de maag? En welk voedsel langzaam?

A
  1. Koolhydraatrijk voedsel snelst
  2. Eiwitrijk voedsel
  3. Vetrijk voedsel blijft het langst in de maag
29
Q

Hoe lang blijft voedsel in de maag?

A

2 tot 6 uur

30
Q

Hoe heet het restproduct van de maaginhoud?

A

Chijm

31
Q

Welke hormonen zijn betrokken bij de spijsvertering?

A

Cholecystokinine (CCK): een hormoon die wordt aangemaakt in de cellen van dedarmwand als er vet langskomt. Stuurt een signaal naar de galblaas om gal los telaten zodat het de voortbeweging van het voedsel wordt afgeremd.
Gastrine: een hormoon die wordt aangemaakt in de cellen van de maagwand doorvoedsel dat in de maag komt. Het stimuleert de aanmaak van zoutzuur.
Secretine: een hormoon die wordt aangemaakt in de cellen van de duodenumwand(twaalfvingerige darm) door spijsbrij dat in de dunne darm komt. Secretine wordtafgegeven in het bloed en signaleert de pancreas om bi-carbonaat aan te maken.

32
Q

Omschrijf de nauwe wisselwerking die bestaat tussen het hormonale stelsel,het neurale stelsel, het circulatiesysteem en het spijsverteringsstelsel, gerichtop handhaving van homeostase in het lichaam

A

Een systeem in homeostase is het continue waarborgen van stabiele interne conditiesdoor middel van de controle systemen van het lichaam. Een bepaalde situatie vraagtom een reactie. De reactie verandert die situatie, waardoor de noodzaak van eenreactie verdwijnt.

33
Q

Leg uit wat hormonale feedback betekent en geef hier voorbeelden van.

A

Hormonale feedback: Een bepaalde situatie vraagt om een reactie. De reactieverandert die situatie, waardoor de noodzaak van een reactie verdwijnt.

pH van de maag blijft tussen 1.5 en 1.7 door de werking van het hormoon gastrine.

De dunnen darm heeft een neutrale/ licht basische pH door de werking van hethormoon secretine.
De voortbeweging van het voedsel vertraagt wanneer er vetten inzitten door dewerking van het hormoon CCK

34
Q

Wat is de betekenis van de termen: peristaltiek, segmentatie, reflux, zuurgraad,probiotica, prebiotica, homeostase en hormonen?

A

Peristaltiek: golfachtige beweging van de spieren rond het spijsverteringskanaal watzorgt voor de voortbeweging van de inhoud.
Segmentatie: het ritmische samentrekken en ontspannen van de ringspieren van dedarmen om het voedsel mixen met de verteringssappen.
Reflux: teruggaande golf
Probiotica: levende micro-organismen in het voedsel die goed zijn voor degezondheid.
Prebiotica: delen van voedsel (zoals vezels) die niet worden verteerd door hetlichaam maar dienen als voedsel voor de groei en activiteit van bacteria.

35
Q

Beschrijf hoe bacteriën, hormonen en het zenuwstelsel invloed hebben op degezondheid en de activiteit van het spijsverteringskanaal

A

Een diverse en zeer grote bacterie populatie ondersteunt de gezondheid van hetspijsverteringskanaal. De regulatie van de processen van het spijsverteringskanaalhangen af van de samenwerking tussen het hormonaal- en zenuwstelsel. Tezamen,verbreken vertering en opname het voedsel in nutriënten voor gebruik in het lichaam.Voor het goed functioneren, heeft een gezond spijsverteringskanaal eengebalanceerd dieet, voldoende rust en regelmatige actieve inspanning nodig.

36
Q

Beschrijf de functie van de darmflora

A

Een belangrijke functie van de darmflora is het afbreken van stoffen die niet door heteigen systeem kunnen worden afgebroken, bijvoorbeeldvoedingsvezels. Een anderebelangrijke functie is synthese van een aantal vitamines.

37
Q

Hoe heet het eerste gedeelte van de dunne darm?

A

De 12-vingerige darm (20 - 25 cm lang)

38
Q

Welke stoffen worden in de dunne darm opgenomen voor resorptie?

A
  1. Suikers en koolhydraten = monosachariden (glucose, fructose, galactose)
  2. Eiwitten = aminozuren (naar de lever)
  3. Vetten (via de lymfe)
  4. Elektrolyten / zouten
  5. Water (7 liter per dag)
  6. Galzouten (naar de lever)
39
Q

Welke 2 stoffen worden in de 12-vingerige darm aan het chijm toegevoegd?

A
  1. Alvleeskliersap
  2. Gal
40
Q

Hoe vaak per dag vindt de kringloop lever - darmen - lever plaats?

A

8 keer per dag

41
Q

Hoe lang is de dunne darm?

A

6 tot 7 meter

42
Q

Welke 3 functies heeft de dunne darm?

A
  1. Eindvertering
  2. Resorptie van het verteerde voedsel
  3. Transport van het onverteerbare en onverteerde voedsel naar de dikke darm
43
Q

Wat is de klep van Bauhin?

A

Deze zit aan het eind van de dunne darm en belet dat de inhoud van de dikke darmterugvloeit.

44
Q

Wat is de oppervlakte van de dunne darm? En waarom is dit zo belangrijk?

A

De oppervlakte is ong. 120 m2. Dit is erg functioneel voor de resorptie.

45
Q

Waar bestaat darmsap uit?

A

Verteringsenzymen voor koolhydraten, eiwitten en vetten.

46
Q

Wat doet de galblaas?

A

Bij vet eten stuurt de galblaas wat vet naar de darm.

47
Q

Hoeveel alvleeskliersap produceert de alvleesklier per dag?

A

1 liter

48
Q

Wat doet alvleeskliersap?

A
  1. Alvleeskliersap bevat verteringsenzymen voor koolhydraten, vetten en eiwitten.
  2. Alvleeskliersap neutraliseert het gal.
  3. Alvleeskliersap bevat een enzym die het chijm tot eenvoudige moleculenterugbrengt.
49
Q

Wat produceert de lever?

A

1 liter gal per dag. Dit gaat naar de galblaas.

50
Q

Hoe lang is de dikke darm?

A

1,5 meter

51
Q

Uit welke 7 stoffen bestaat ontlasting?

A
  1. Onverteerbaar voedsel
  2. Water
  3. Slijm
  4. Bacteriën (colibacteriën / darmflora) voor rottings- en gistingsprocessen. Hierinontstaan vitamine K en foliumzuur.
  5. Afgestoten darmwandcellen
  6. Galstoffen
  7. Zouten
52
Q

Wat is de Engelse naam voor endeldarm?

A

Sigmoid colon

53
Q

Wat doet de dikke darm in het spijsverteringsproces?

A

In de dikke darm wordt vocht (en enkele mineralen) geabsorbeerd. Hierdoor wordt devoedselbrij van een consistentie die uiteindelijk het lichaam gemakkelijk kan verlaten.

In de dikke darm passeren de meeste vezels (en andere niet-geabsorbeerdenutriënten en bacteriën) om uiteindelijk het lichaam te verlaten. (sommige vezelsworden nog deels verteerd door de in de dikke darm aanwezige bacteriën en wordendan nog –deels- geabsorbeerd)