Hoofdstuk 7 deel 3 (p112) Flashcards

1
Q

Wat is de basisbouw van bindweefsels?

A
  • Cellen
  • Vezels
  • Grondsubstantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste type bindweefsels?

A
  • Bindweefsel in strikte zin
  • Vloeibare bindweefsels
  • Steunweefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van bindweefsels? (4)

A

1 ) Cellen in het bindweefsel sluiten niet dicht aaneen. De extracellulaire matrix neemt grootste deel van bindweefselvolume voor zijn rekening.
2 ) Bindweefsel is verspreid over het hele lichaam, maar nooit blootgesteld aan de buitenwereld.
3 ) De meeste bindweefsels zijn goed doorbloed
4 ) Bindweefsel kan zintuigen bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de functies van bindweefsel? (4)

A

1 ) Steun, stevigheid en bescherming
2 ) Transport
3 ) Afweer
4 ) Reserve- en stapelfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn fibroblasten?

A

Jonge cellen, heel actief, staan in voor de productie van de vezels en de grondsubstantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zijn fibroblasten eruit?

A

Spoelvormig met veel onregelmatige uitlopers en bevatten veel organellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn fibrocyten?

A

Dit zijn inactieve fibroblasten. Wanneer er een verwonding ontstaat of er snel bindweefsel moet aangemaakt worden vormen ze zich terug om tot fibroblasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn macrofagen?

A

Grote, fagocyterende cellen.

  • Vrije macrofagen: Worden naar bindweefsel aangetrokken als een weefsel geinfecteerd wordt.
  • Vaste macrofagen: Blijven lange tijd in het bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functies van macrofagen?

A
  • Kunnen beschadigde cellen fagocyteren
  • Kunnen ziekteverwekkers opruimen
  • Kunnen chemische stoffen afscheiden waardoor vrije macrofagen en andere cellen die betrokkenz ijn bij de afweer worden aangetrokken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn mestcellen of mastcellen?

A

Kleine, beweeglijke bindweefselcellen die we hoofdzakelijk vinden in de nabijheid van bloedvaten. Bevatten vacuoles met chemische stofen zoals histamine en heparine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is histamine?

A

Een sterk vasodilaterende stof die voorkomt bij allergische reacties en ontstekingsreacties. Veroorzaakt roodheid, jeuk, zwelling en verhoogde slijmproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn witte bloedcellen?

A

Worden naar bindweefsel aangetrokken bij infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden witte bloedcellen aangevoerd?

A

Door de bloed- en lymfevaten en ruimen de m-o op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 grote groepen vezels vinden we in bindweefsel?

A
  • Collagene
  • Elastische
  • Reticulaire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn collagene vezels?

A

Witte, trekvaste, niet-elastische vezels. Sterk en buigzaam en meest vookomende vezels van het bindweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn elastische vezels?

A

Bestaan uit elastine. Gele, elastische, weinig trekvaste vezels.

17
Q

Wat zijn reticulaire vezels?

A

Dunne collageenvezels die in een netwerk geordend liggen.

18
Q

Wat doet calciumzout in de grondsubstantie?

A

Zorgt dat de matrix van beenweefsel keihard is.

19
Q

Hoe ziet de grondsubstantie in bindweefsel eruit?

A

Helder, kleurloos en met een stroperige consistentie.

20
Q

Waar komt los bindweefsel voor?

A

Onder de dermis, rond spijsverteringskanaal, luchtwegen en urinewegen. Tussen spieren, rond bloedvaten, zenuwen en rond gewrichten.

21
Q

Wat is de functie van los bindweefsel?

A

Beschermt organen tegen schokken, biedt stevigheid.

22
Q

Waar komt vetweefsel voor?

A

Diep onder de huid vooral bij de zijden, billen, borsten, kussentjes rond de ogen en nieren.

23
Q

Waar komt dichte bindweefsel voor?

A

Tussen skeletspieren en skelet. Tussen beenderen

24
Q

Wat is de functie van dichte bindweefsels?

A

Biedt stevige aanhechting
Brengt trekkracht van spieren over
Vermindert wrijving tussen spieren

25
Q

Waar komt reticulair bindweefsel voor?

A

Lever, nieren, milt, lymfeknopen en beenmerg.

26
Q

Wat is de functie van reticulair bindweefsel?

A

Een ondersteunend netwerk