Hoofdstuk 3 (p76) Flashcards
Waaruit bestaan RNA moleculen?
Een enkele polynucleotideketen.
Hoe gebeurd de opvouwing?
Door complementaire baseparing (A-U en C-G) in bepaalde stukjes van de keten zelf.
Welke 3 soorten RNA komen er in de cel voor die een rol spele bij eiwitsynthese?
mRNA –> messenger RNA
rRNA –> ribosomaal RNA
tRNA –> transport RNA
Hoe verloopt het mRNA?
Verlaat de celkern en wordt op de ribosomen in het cytosl of op de ribosomen van het R.E.R vertaald tot een eiwit.
Hoe verlopen rRNA en tRNA moleculen?
Worden ook door DNA afgeschreven maar ze worden niet vertaald naar proteinen. Ze hebben als RNA molecule een eigen functie.
Waar is rRNA een structuurelemen van?
Van het ribosoom. het heeft dus een structurele functie.
Wat is een ribosoom?
Een klein celpartikel dat bestaat uit rRna en proteïnen Het is geen celorganel omdat het niet omgeven wordt door het membraan.
Waar bestaat de helft van het gewicht van het ribosoom uit?
RNA
rest bestaat uit tientallen verschillende eiwitten
Wat doet tRNA?
Brengen de aminozuren aan voor de proteinesynthese. Ze hebben allemaal een CCA triplet aan het 3’uiteinde.
Wat is een anticodon?
Een basevolgorde die complementair is aan het codon.
Wat is een ander woord voor translatie?
Eiwitsynthese.
Wat gebeurd er in het proces van translatie?
De basenvolgorde van het rRNA molecule wordt afgelezen door het ribosoom dat een proteïne synthetiseert met een welbepaalde volgorde van aminozuren.
Hoe lopen de mRNA ketens?
Doorheen de ribosomen.
Waaruit bestaat een ribosoom dat aan mRNA vastzit?
Bestaat uit twee geassocieerde onderdelen.
Het kleinste onderdeel zorgt voor het binden van mRNA
het grootste onderdeel bevat een enzym dat de bindingen tussen de aminozuren vormt.
Waar worden de polypeptideketens langer?
Aan hun basis, op de ribosomen. Dus NIET aan hun vrije uiteinde.