Hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Betekenis van genotype?

A

De genetische samenstelling van een organisme

Bevindt zich in chromosomen –> opgewikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betekenis van fenotype?

A

De som van alle zichtbare eigenschappen van een organisme. (uiterlijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het allel?

A

Vorm van het gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de locus?

A

Plaats van het gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke aandoeningen hebben autosomaal dominante kenmerken?

A

Syndroom van Marfan

Ziekte van huntington

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke aandoeningen hebben autosomaal recessieve kenmerken?

A
Doofheid
Albinisme
Sikkelcelanemie
Cystische fibrose
Fenylkentonurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betekenis trisomie?

A

Downsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klinefeltersyndroom?

A

XXY
47 Chromosomen in totaal
Hoe meer X hoe lager verstandelijk niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Turner syndroom

A

Maar een X chromosoom bij vrouwen

99% miskraam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sikkelcelanemie

A

Bloedarmoede

Autosomaal recessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cystische fibrose

A

Taaislijmziekte

mucoviscidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dominant

A

Hoofdletter, sterke eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Recessief

A

Zwakker, kleine letter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heterozygoot

A

2 verschillende letters Aa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Homozygoot

A

2 dezelfde letters aa

recessief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Intermediair

A

Geen dominant of recessief gen aanwezig

ontstaat mengeling