Hoofdstuk 2 deel 2 (p42) Flashcards

1
Q

Wat is een andere naam voor vesiculair transport?

A

Blaasjestransport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betekenis van endocytose

A

Van buiten de cel naar binnen de cel. (actief transport waar ATP of energie voor nodig is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Betekenis van exocytose

A

Van binnen de cel naar buiten de cel getransporteerd worden. (actief transport waar ATP of energie nodig is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurd er bij endocytose?

A

Extracellulair materiaal wordt verpakt in een blaasje bij het celoppervlak en getransporteerd in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat produceerd receptorgemedieerde enocytose?

A

Vesikels met een hoge concentratie van een specifiek doelmolecule (ligand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekend ligand?

A

Dat zijn vesikels met een hoge concentratie van een specifiek doelmolecule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is pinocytose?

A

Minder selectief type van endocytose omdat er geen receptoreiwitten bij betrokken zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welke cellen komt pinocytose voor?

A

Alle cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er bij het proces van pinocytose?

A

Dor een diepe instulping van de celmembraan worden kleine blaasjes gevormd die met extracellulaire vloeistof zijn gevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke cellen komt fagocytose voor?

A

Bij gespecialiseerde cellen die weefsels beschermen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe gebeurd fagocytose? (p43)

A

Er worden blaasjes gevormd met daarin een vast, microscopisch waarneembaar deeltje zoals een bacterie. Uitstulpingen van het cytoplasma omsluiten het deeltje en de membranen versmelten waardoor een blaasje ontstaat. Dit blaasje versmelt vervolgens met lysosomen die de inhoud van het blaasje afbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een andere naam voor uitstulpingen van het cytoplasma?

A

pseudopodia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 7 stappen van receptor-gemidieerde endocytose?

A

1 ) Liganden binden zich aan receptoren in celmembraan.
2 ) Gebieden die met liganden zijn bedekt, vormen diepe instulpingen in het opp van de membraan.
3 ) Instulpingen snoeren zich af en vormen blaasjes.
4 ) Blaasjes versmelten met lysosomen.
5 ) Liganden worden verwijderd en in het cytoplasma opgenomen.
6 ) De membraan die het receptormolecuul bevat, scheidt zich van het lysosoom.
7 ) Het blaasje keert terug naar het oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een andere naam voor liganden?

A

Doelmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 7 stappen van fagocytose?

A

1 ) Een fagocyt komt in contact met het vreemde voorwerp en stulpt zich eromheen met pseudopodia.
2 ) De pseudopodia bewegen zich naar elkaar toe en versmelten, zodat het materiaal in het blaasje gevangen raakt.
3 ) Het blaasje verplaatst zich in het cytoplasma.
4 ) Lysosomen versmelten met het blaasje.
5 ) Door deze versmelting worden verteringsenzymen geactiveerd.
6 ) De enzymen breken het gefagocyteerde materiaal af.
7 ) Daarna wordt het restmateriaal via exocytose de cel uit getransporteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt het proces exocytose in?

A

Intracellulair gevormde blaasje beweegt naar celmembraan toe en versmelt waardoor de inhoud van het blaasje in het extracellulaire milieu terecht komt.

17
Q

Welke 3 functies oefenen plasmamembraanjuncties uit?

A

1 ) Communicatie tussen cellen (kanaaljuncties)
2 ) Vastmaken van de cellen aan elkaar (desmosomen)
3 ) Het creeren van een fysische barriere (stevige juncties)

18
Q

Wat zijn kanaaljuncties?

A

Zones waar de plasmamembraan van twee naburige dierlijke cellen verbonden zijn door een hele reeks cilindervormige structuren. Kanalen kunnen geopend en gesloten worden.

19
Q

Wat kunnen kanaaljuncties doorgeven?

A

Opgeloste stoffen. Alleen kleine moleculen. In bepaalde weefseltypes ook elektrische impulsen.

20
Q

Wat is de functie van desmosomen? (2)

A

1 ) Cellen aan elkaar vast te maken.

2 ) Ervoor zorgen dat cellen op hun plaats blijven binnen het weefsel.

21
Q

Waaruit bestaan de desmosomen?

A
  • Twee eiwitplaten (in elke cel een)

- Een centrale lamel in de intercellulaire ruimte

22
Q

Waar lopen de juncties?

A

Helemaal rond de cel, zodat de ruimte boven de cel volledig afgesloten is van die eronder.

23
Q

Waar bevindt bij de eukaryote cel het DNA?

A

IN een aparte organel: de celkern of nucleus.

24
Q

Wat betekend het proces transcriptie?

A

Van een van de twee strengen van het DNA wordt een complementaire RNA-kopie aangemaakt.

25
Q

Wat is een andere naam voor kernlichaampjes?

A

Nucleoli

26
Q

Waar wordt RNA geproduceerd wat bestemd is voor de bouw van ribosomen?

A

IN de kernlichaampjes of nucleoli

27
Q

Wat betekend ongespiraliseerd chromatine?

A

Is inactief, er kan geen RNA van worden afgeschreven.

28
Q

Wat betekend ontrold chromatine?

A

Actief, kan wel RNA van worden afgeschreven.