Hoofdstuk 4 (p87) Flashcards

1
Q

In welke 4 grote stadia wordt de kerndeling volgens de mitose onderverdeeld?

A

Profasa
Metafase
Anafase
Telofase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurd er in de profase?

A

Het chromatinemateriaal condenseert tot de X-vormige chromosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurd er tijdens deze condensatie?

A

De nucleolus verdwijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor ontstaat er een grote voorraad van tubulinedimeren?

A

Aan het begin van de profase wordt het gehele cytoskelet van de cel gedepolymeriseerd waardoor een grote voorraad van tubulinedimeren ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden de tubulinemoleculen voor gebruikt?

A

De opbouw van de mirotubuli van de mitotische spoelfiguur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarvoor vormt dit netwer van draden zich?

A

Speciaal voor de deling van de kern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ander woord voor trekdraden?

A

Kinetochoor-microtubuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar is het kinetochoor-microtubuli verantwoordelijk voor?

A
  • Voor de beweging van de chromosomen.

- Zorgen ervoor dat de chromosomen allemaal naast elkaar in het middenvlak van de cel komen te liggen. (metafase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Metafase

A

De kinetochoor-microtubuli zorgenvervoor dat de chromosomen allemaal naast elkaar in het middenvlak (equatorvlak) van de cel komen te liggen. Dit middenvlak noemt men de metafaseplaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De anafase

A
  • Kortste fase van de mitosestadia (enkele minuten)
  • Kinetochoormicrotubuli worden plots korter waardoor de dochterchromatiden uit elkaar worden getrokken en vrij snel naar de polen van de cel bewegen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt het uiteengaan van de dochterchromatiden versneld?

A

De microtubuli van het spoelfiguur verlengen waardoor de twee polen ervan ook uit elkaar bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer begint de telofase?

A

Wanneer de chromosomen aan de polen gearriveerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurd er in de telofase?

A
  • De kinetochoor-microtubuli verdwijnen
  • De chromosomen despiraliseren.
  • Rond elke groep van chromosomen wordt een nieuwe kernmembraan aangelegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat voor kerndeling is mitose?

A

Een kerndeling waarbij de kernen van de dochtercellen identiek zijn aan de kern van de cel waaruit ze zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn cytostatica?

A

Celdodende medicamenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe gebeurt de cytokinose bij dierlijke cellen?

A

Door afsnoering.

17
Q

Hoe gaat de afsnoering?

A

Er vormt zich een ring van plasmembraan die aan de cytoplasmakant bekleed is met stevige parallel lopende bundels van actinefilamenten die zich zich steeds verder vernauwt.

18
Q

Wat betekend haploid?

A

enkel, n. Ze bevat een set van 23 chromosomen.

19
Q

Wat betekend diploid?

A

dubbel, 2n. Bezitten 46 chromosomen.

20
Q

Hoe wordt de eicel diploid?

A

Door versmelting van de kern van de eicel met de kern van de mannelijke spermacel.

21
Q

Wat is de meiose (reductiedeling)

A

Tijdens de kerndeling van de meiose halveert het aantal chromosomen in tegenstelling tot het aantal chromosomen na de mitose.

22
Q

Wat is het resultaat bij mitose?

A

Ontstaan twee dochtercellen met dezelfde chromosoominhoud als de ouderlijke cel

23
Q

Wat is het resultaat bij meiose?

A

Ontstaan uit één ouderlijke cel vier dochtercellen, met elk half zoveel chromosomen als de ouderlijke cel.

24
Q

Uit welke twee opeenvolgende kerndelingen bestaat meiose?

A
  • Meiose 1

- Meiose 2

25
Q

Hoe wordt de periode tussen de twee kerndelingen genoemd?

A

Interkinese

26
Q

In welke vijf substages wordt profase 1 opgedeeld?

A
Leptoteen
Zygoteen
Pachyteen
Diploteen
Diakinesis
27
Q

Wat gebeurd er in het leptoteen stadium?

A

Leptos = dun

De chromosomen worden zichtbaar.

28
Q

Wat gebeurd er in de zygoteen periode?

A

De homologe chromosomen van ieder paar zullen met elkaar associeren (paren) en dit in de lengterichting.

29
Q

Wat gebeurd er in de pachyteen?

A

De chromosomen blijven zich condenseren en zijn de chromosomen volledig gepaard waardoor een vier-strengige structuur (tetrade) ontstaat. In dit stadium kunnen de chromatiden van verschillende chromosomen over elkaar aan liggen.

30
Q

Wat gebeurd er in de diploteen?

A

De gepaarde chromosomen gaan duidelijker te onderscheiden zijn en worden nog bij elkaar gehouden door deze cross-verbindingen.

31
Q

Wat gebeurd er in de diakinesis?

A

Bereiken de chromosomen de hoogste graad van condensatie en komen ze los van de kernmembraan.

32
Q

Wat gebeurd er in de metafase 1?

A
  • De kernmembraan verdwijnt.
  • Een spoelfiguur begint zicht te vormen zoals bij de mitose
  • De centriolenparen wijken uiteen.
33
Q

Wat gebeurd er tijdens de anafase 1?

A

De gepaarde chromosomen worden van elkaar gescheiden en migreren twee chromatiden naar elke pool. Op het einde van de anafase 1 bevinden zich aan de polen één haploid stel van chromosomen.

34
Q

Wat gebeurd er tijdens de telofase 1?

A

De spoelfiguur breekt af en naargelang de soort wordt er een minimale kernmembraan gevormd rond elk van de twee groepen chromosomen.

35
Q

Wat gebeurd er in de metafase 2?

A

De chromosomen gaan zich positioneren in het equatorvlak.

36
Q

Wat gebeurd er in anafase 2?

A

De chromosomen worden gescheiden, de centromeren delen zich over de lengte en elk chromatide migreert naar de tegenoverliggende polen.

37
Q

Wat gebeurd er in telofase 2?

A

De chromosomen gaan over naar de interfasetoestand. Vier dochtercellen zijn ontstaan met de helft van het oorspronkelijk aantal chromosomen.