Hoofdstuk 1 Flashcards
Samenstelling van bacteriële cel (5)
- 70% Water
- 23% Macromoleculen (eiwitten, nucleïnezuren en polysachariden)
- 3% Suikers en precursoren
- 2% Lipiden en precursoren
- 1% Anorganische ionen
Chemische stoffen in de cel (5)
- Grootste deel organische verbindingen (koolstofverbindingen)
- 90% Daarvan grote moleculen met koolstofatomen. Dit zijn de macromoleculen van de cel (suikers, lipiden, eiwitten en nucleinzuren).
- Ook wel biomoleculen genoemd.
- Zijn in staat om complexen te vormen.
- Overige 10% kleine moleculen, Dienen als bouwsteen voor macromoleculen OF als tussenproducten van de reacties van de stofwisseling.
Anorganische moleculen in de cel
kleine moleculen zoals water en ionen. Belangrijkste ionen in de cel voorkomen zijn: NH4+, MG2+, Ca2+, K+ en Fe3+. Deze ionen oefenen regulerende werking uit op de activiteit van enzymen.
Koolstofatomen (5)
- Verbindingen met koolstofatomen wordt organische chemie genoemd.
- Element C heeft vermogen om grote en structureel zeer gevarieerd emoleculen te vormen.
- Kan 4 covalente bindingen vormen.
- Moleculen waar C atoom binding mee aangaat: O, P, N, S en H.
- C atoom kan ook dubbele of drievoudige bindingen vormen.
Organische verbindingen met hun functionele groep (4)
- Alcoholen –> hydroxylgroep -OH
- Ketonen en aldehyden –> carbonylgroep C=O
- Organische zuren –> carboxylgroep C, O, OH, -COOH
- Amines –> aminogroep N, H, -NH2
Polair
Hydrofiel/ wateraantrekkend/ wateroplosbaar. Trekken gemakkelijk watermoleculen aan.
Apolair
Hydrofoob/ waterafstotend/ lipofiel/ vetoplosbaar. Alles wat olie- of vetachtig van aard is.
Hoe gaat water interacties aan met andere moleculen?
Door het aangaan van waterstofbruggen en het dipoolkarakter van water.
Suikers (3)
- Dienen als brandstof voor de cel (glucose)
- Dienen als bouwstof (cellulose in de celwand)
- Zijn een bestanddeel van het erfelijke materiaal.
Enkelvoudige suikers
- Ook wel monosachariden.
- Bestaan uit atomen C, H en O
met:
1. minstens 2 alcoholgroepen (dus polyalcoholen)
2. een carbonylfunctie
3 C-atomen:
triosen
4 C-atomen
tetrosen
5 C-atomen
pentosen
6 C-atomen
hexosen
7 C-atomen
heptosen
Glucose (4)
- Druivensuiker
- Belangrijkste monosacharide
- Komt voor in bloed van de mens en andere zoogdieren
- Komt voor in veel vruchten
- Bij afbraak wordt energie geleverd
Disachariden
Bestaan uit 2 aan elkaar gekoppelde monosachariden.
Polysachariden
Bestaan uit veel aan elkaar gekoppelde monosachariden.
Waar bestaan Lipiden uit?
Grote deel bestaat uit C en H moleculen. (slecht oplosbaar in water)
Wat zijn de 2 functies die lipiden uitoefenen in de cel?
- De reserve functie van de neutrale lipiden: komen voor in cel onder de vorm van olie- of vetdruppels
- De structurele functie van de fosfolipiden, als bouwsteen van de membranen.
Vetzuren
- Zitten in beide soorten lipiden
- Zijn carbonzuren met een lange koolwaterstofketen CH3-(CH2)n-COOH
Vetten
Neutrale lipiden die bij normale temperatuur vast zijn.
Olien
Neutrale lipiden die vloeibaar zijn bij normale temperatuur.
Wat zijn fosfolipiden?
Samengestelde lipiden opgebouwd uit:
- glycerol
- 2 vetzuren
- een fosfaatgroep
- een base
Hoe ontstaan dubbellagen in water?
De hydrofiele groepen gaan zoveel mogelijk in contact met water staan, terwijl de apolaire groepen niet met water in contact staan maar uitsluitend met elkaar of met andere waterafstotende stoffen in de buurt. Zo ontstaan dubbellagen.
Betekenis amifiele verbindingen
- Oppervlakte-actieve stoffen
- Deel is hydrofiel en deel is hydrofoob
Wat zijn micellen?
Micellen worden gevormd wanneer alkalizouten van vetzuren in water worden gebracht. Ze vormen een bolvormige cluster van in elkaar gedraaide apolaire staarten en naar buiten toe de polaire koppen.
Wat zijn de verschillende functies van eiwitten?(4)
- Eiwitten kunnen een enzymatische functie vervullen
- Eiwitten kunnen een structurele functie uitoefenen
- Transporteren
- Defensieve functie
Leg uit –>Eiwitten kunnen een enzymatische functie vervullen
Ze katalyseren bepaalde chemische reacties waardoor stofwisseling versneld en gereguleerd wordt
Leg uit –> eiwitten kunnen een structurele functie uitoefenen
VB: het eiwit keratine is het opbouwend eiwit van haren, veren, hoeven en nagels.
Leg de functie van eiwitten transporteren uit
Het transportproteine hemoglobine transporteert O2 in het bloed doorheen het lichaam
Leg de functie van eiwitten defensieve functie uit
Ze beschermen het organisme tegen lichaamsvreemde deeltjes.
Wat is de betekenis van peptiden?
Peptiden zijn aminozuren die aan elkaar gekoppelt zijn.
Waaruit bestaan natuurlijke peptiden?
Uit macromoleculen die samengesteld zijn uit honderden aminozuurresten.
Wat is de betekenis van nucleïnezuren?
Nucleus = kern
Wat zijn nucleïnezuren?
Het zijn stoffen met zure eigenschappen die zich in de kern van de dierlijk en plantaardige cellen bevinden.
Hoe zijn nucleinezuren opgebouwd?
Door het aaneenrijgen van eenvoudige bouwstenen. De bouwstenen zijn de nucleotiden.
Waaruit bestaat een nucleotide? (3)
- Pentosesuiker
- Een fosfaatgroep
- Een base
Waaruit kan je een nucleinezuur onderverdelen?
Op basis van aanweizge pentosesuikers in:
- In RNA: ribonucleinezuren (suiker ribose)
- In DNA: deoxyribonucleinezuren ( suiker deoxyribose)
Wat zijn de 5 typen basen?
- A = Adenine
- G = Guanine
- T = Thymine (alleen in DNA)
- C= Cytosine
- U= Uracil (alleen in RNA)
Wat zijn de functies van DNA? (2)
- Molecule waarin de kenmerken van het organisme liggen opgeslagen.
- Molecule waarlangs de kenmerken van ouders naar hun kinderen wordt doorgegeven.
Welke basen liggen bij DNA altijd tegenover elkaar?
A-T
C-G