Hoofdstuk 6 deel 2 (p102) Flashcards
1
Q
Zonder, niet
A
a- an-
2
Q
Vanaf
A
Ab-
3
Q
Naar…. toe
A
A(d)-
4
Q
Tegen
A
Anti
5
Q
2 keer
A
Bi-
6
Q
leven
A
Bio-
7
Q
Samen met
A
Con-
8
Q
Afdalend
A
De-
9
Q
Dubbel
A
Di-
10
Q
Doorheen
A
Dia-
11
Q
In
A
Endo-
12
Q
Op
A
Epi-
13
Q
Uit
A
Ex-
14
Q
Naar buiten toe
A
Exo-
15
Q
Uit
A
Extra-
16
Q
Bloedarmoede
A
Anemie
17
Q
Afvoerend
A
Abductie
18
Q
Naartoe voerend
A
Adductie
19
Q
Antistof
A
Antilichaam
20
Q
Splitsing in 2 takken
A
Bifurcatie
21
Q
Leer van het leven
A
Biologie
22
Q
Naar het centrum toe
A
Concentrisch
23
Q
Afdalend
A
Descendens
24
Q
Dubbele suiker
A
Disaccharide
25
Q
Doorheen.. bewegen
A
Diapedese
26
Q
Binnenbekleding van het hart
A
Endocard
27
Q
Opperhuid
A
Epidermis
28
Q
Strekken
A
Extensie
29
Q
Buitenwaartse
A
Exorotatie
30
Q
Buiten de cel
A
Extracellulair