HC03 - Enzymen en Enzymologie Flashcards

1
Q

Wat is een enzym?

A

Een eiwit dat een bepaalde reactie versneld als een katalysator.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een katalysator?

A

Een enzym dat een reactie versneld zonder zelf opgebruikt te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een substraat?

A

Een van de reactoren in een chemische reactie. Een enzym katalyseert één chemische reactie of een reeks nauw verwante reacties, en de bestanddelen van die reacties worden substraten genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke chemische reacties katalyseert een enzym?

A
  • verbreken van covalente bindingen tussen atomen
  • vormen van covalente bindingen tussen atomen
  • veranderen bindingen in een molecuul (isomerisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 6 belangrijkste groepen enzymen?

A
  • Oxidoreductasen
  • Transferasen
  • Hydrolasen
  • Lyasen
  • Isomerasen
  • Ligasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn oxidoreductasen?

A

Enzymen die oxidatie- en reductiereacties katalyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn transferasen?

A

Enzymen die groepsoverdrachtsreacties zoals methyl-, carboxyl-, acyl-, glycosyl-, amino- of fosfaatgroepoverdracht katalyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn hydrolasen?

A

Enzymen die hydrolysereacties katalyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn lyasen?

A

Enzymen die de splitsing van C-C, C-O en C-N bindingen d.m.v. eliminatiereacties katalyseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn isomerasen?

A

Enzymen die isomerisatiereacties katalyseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ligasen?

A

Enzymen die de koppeling van twee substraten katalyseren waarbij een binding van een koolstofatoom met een ander atoom gevormd wordt (meestal met zuurstof, stikstof of zwavel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een cofactor?

A

Een klein molecuul waarvan het katalyserende vermogen van een enzym kan afhangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In welke twee groepen kun je cofactoren verdelen?

A
  • Co-enzymen (kleine organische moleculen afkomstig van vitaminen)
  • Metaal ionen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A

Voorbeelden van cofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heet een enzym zonder zijn cofactor?

A

Apoenzym

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een holo-enzym?

A

Een katalyserend actief enzym dat zijn cofactor heeft

17
Q

Hoe heten strak gebonden co-enzymen?

A

Prothetische groepen

18
Q
A

Voorbeelden van co-enzymen uit vitaminen

19
Q

Wat is de Gibbs vrije energie?

A

Een vorm van energie die de mogelijkheid heeft om werk te doen onder de omstandigheden van een constante temperatuur en druk. De verandering in vrije energie als een reactie verloopt is ΔG

20
Q

Geef de reactievergelijking van ΔG van deze reactie

A
21
Q

Leg de onderdelen van de formule uit

A

ΔG = verandering van vrije energie

ΔGo = standaard vrije energie verandering

R = gas constante

T = absolute temperatuur

A, B, C, D = molaire concentraties van de reactanten

22
Q

Voor welke waarden van ΔG verloopt de reactie wel of niet?

A
  • Voor ΔG < 0 geldt dat de reactie spontaan verloopt; er is sprake van een exergone reactie
  • Voor ΔG > 0 geldt dat de reactie niet verloopt; er is sprake van een endergone reactie
  • Voor ΔG = 0 geldt dat de reactie in evenwicht is en er geen netto verandering van concentraties is
23
Q

Waar hangt de ΔG vanaf?

A
  • De ΔG hangt alleen af van het verschil tussen de vrije energie van de reactanten en producten, en is onafhankelijk van hoe de reactie plaatsvindt
  • Bovendien geeft de ΔG geen informatie over hoe snel de reactie verloopt
24
Q

Waardoor wordt bepaald in welke richting deze reactie verloopt?

A

Thermodynamica bepaalt de ligging van het evenwicht

25
Q

Hoe is de evenwichtsconstante gerelateerd aan de verandering van de vrije energie in een reactie?

A

Hoe meer exergoon een reactie is, hoe groter de evenwichtsconstante

Hoe meer endergoon een reactie is, hoe kleiner de evenwichtsconstante

26
Q
A
27
Q

Wat is de overgangstoestand?

A

Een kortdurende toestand die kan optreden tijdens een chemische reactie. Het heeft de hoogste vrije energie en de laagste concentratie van alles wat van substraat naar product gaat.

28
Q

Wat is de activeringsenergie?

A

De energie die nodig is om een reactie te laten verlopen, ofwel het verschikl in energie tussen het substraat en de overgangstoestand.

29
Q

Wat doen enzymen met de activeringsenergie?

A

Enzymen verminderen de benodigde activeringsenergie

30
Q

Wat is een enyzm-substraat complex?

A

Het product van de binding tussen het actieve centrum van het enzym en het substraat

31
Q

Wat is het ‘induced fit model’?

A

Een model waarin het enzym zich aanpast aan het substraat wanneer dat gebonden wordt

32
Q
A

1/10