HC 3.8 Transport processen over het darmepitheel Flashcards
Waar vindt de opname van koolhydraten, eiwitten, vetten, foliumzuur, ijzer, calcium, galzout en vitamine B12 plaats in de darm?
De opname van koolhydraten, eiwitten en vetten vindt voor een groot deel al in het duodenum plaats. Dit geldt ook voor foliumzuur en ijzer, calcium daarentegen wordt eigenlijk in de gehele dunne darm opgenomen. Een paar processen zijn echt distaal en dat is de opname van galzouten en de opname van vitamine B12 (cobalamine).
Hoe vindt het transepitheliale transport van monosachariden plaats?
De epitheelcellen van de darm zijn met elkaar verbonden door tight juctions. Ze beperken het transport dat tussen de cel door kan gaan.
- SGLT1 neemt glucose en galactose op, dit doet die secundair actief met het gebruik van de natriumgradiënt (uphill). 2 Na+ nodig voor de transport van glucose/galactose.
- GLUT-5 neemt fructose op. Fructose gaat altijd van een hoge concentratie naar een lage concentratie (downhill).
De cel kan de monosachariden gebruiken en een deel van de monosachariden wordt aan de basolaterale kant uitgescheiden. Dit gebeurt door GLUT-2, deze transporter heeft geen selectiviteit.
Hoe worden aminozuren opgenomen door de enterocyt?
We krijgen een mengsel dat voor een groot deel bestaat uit aminozuren en voor een deel uit di- en tripeptides. Soms zitten er dan ook nog wat grotere ketens tussen van 4-6 aminozuren en daarom zitten er aan het oppervlak van de enterocyt nog de N-terminus peptidases (aminopeptidases). De aminozuren worden opgenomen door de aminozuurtransporteur. Ook deze is natrium secundair actief, ook de aminozuren kun je dus tegen de concentratiegradiënt de cel inhalen.
Hoeveel verschillende soorten aminozuur transporters zitten aan de apicale kant van de enterocyt?
Er zijn 6 verschillende aminozuur transporteurs, daarmee kunnen we alle verschillende aminozuren opnemen.
Wat is naast de transporteur voor enkele aminozuren nog een andere aminozuurtransporteur aan de apicale kant van de enterocyt?
Er is nog een tweede aminozuur transporteur aanwezig en die heet PepT1. Die kan stukjes van 2 of 3 aminozuren de cel inhalen. Dit doet die met behulp van een protonengradiënt, secundair actief transport. Deze transporter is dus afhankelijk van de Na/H-exchanger. Als dit gedaan is worden in de cel de di- en tripeptides verder gesplitst door tri- en dipeptidase, en uiteindelijk krijg je vrije aminozuren.
Hoe worden de aminozuren afgeven aan het bloed?
De vrije aminozuren in de cel worden passief afgegeven aan het bloed, dit doen we met basolaterale aminozuur transporteurs (3 verschillende).
Wat is glucose-galactose malabsorptie?
Mensen die een mutatie hebben in SGLT1, autosomaal recessief. Daar kan dus geen natriumafhankelijk glucose en galactose transport plaatsvinden. Gevolg: ernstige osmotische diarree en dehydratie vanaf geboorte. Geen glucosurie (nier tubuli bezitten SGLT1 en SGLT2). Therapie: fructose dieet. Dat fructose moet dan later worden omgezet in glucose via de gluconeogenese. Je krijgt het niet binnen via je dieet. SGLT2 bevindt zich niet in het darmepitheel.
Wat is cystinurie?
Mutatie in transporter voor basische aminozuren (arg, lys) + cysteïne (SLC3A1 of SLC7A9 gen: transporteur bestaat uit 2 componenten). Leidt zelden tot eiwit malabsorptie in de darm: verlies gecompenseerd door di- en tripeptide transporters (PepT1). Terugreabsorptie van cysteïne in de nier gaat omlaag hierdoor krijg je meer uitscheiding van cysteïne in de urine, als deze concentratie in de urine te hoog is, kan dit leiden tot cysteïne stenen.
Wat is de vochtbalans in de darm?
We drinken 2 liter per dag, 200 ml zit daarvan in de faeces. 1800 ml aan water wordt opgenomen, dit verliezen we in de ademhaling, zweet en in de urine. 1500 ml speeksel, 2500 ml vanuit de maag, 500 ml gal, 1500 ml pancreassap en 1000 ml vanuit de darm. Dus er gaat per dag zo’n 9 liter door de darm heen en daarvan wordt 8800 ml weer geabsorbeerd.
Wat krijg je als er meer dan 200 ml water in de faeces zit en wat als er minder dan 200 ml water in zit?
Meer dan 200 ml –> diarree, minder dan 200 ml –> obstipatie.
Wat is de oorzaak van diarree?
Oorzaak van diarree: hyperstimulatie van secretie of aantasting van zout- en waterabsorptie.
Wat is de oorzaak van obstipatie?
Oorzaak van obstipatie: gebrek aan secretie capaciteit (bijv. bij CF), dit kan leiden tot luminale dehydratie (meconium ileus, DIOS, constipatie (mildste vorm)).
Wat voor soorten diarree heb je?
Osmotische en secretoire diarree.
Wat is osmotische diarree en door wat komt het?
Osmotische diarree (fecale osmotische gap > 100 mosmol/kg): de oorzaak ligt in osmolieten
- Malabsorptie van dieetcomponenten (lactose, fructose, etc.)
- Laxantia misbruik, consumptie van overmaat sorbitol of mannitol (“zoetjes”)
- Verdwijnt na ongeveer 24 uur vasten
Wat is secretoire diarree? En door wat komt het?
Secretoire diarree (fecale osmotische gap < 50 mosmol/kg): de oorzaak ligt meestal in toxines
- Microbiële en virale enterotoxines (cholera, E. coli diarree, rotavirus)
- Galzouten en dihydroxyvetzuren (colon)
- Neuro-endocriene tumoren (VIP, 5-HT, PGEs)
- Diabetische neuropathie