HC 23 Diagnostiek AML - flowcytometrie Flashcards

1
Q

Immunofenotypering

A
  • Flowcytometrie voor bloedcellen
  • Elk soort bloedcel hebben verschillende eiwitten
  • Antistoffen binden aan de eiwitten
  • Binding moet zichtbaar worden
    o Enzym omzetten in een kleuring
    o Fluorescente moleculen: uitzending van de licht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Flowcytometrie werking

A
  1. Cel suspensie (beenmerg, bloed etc.)
  2. Buisje met stof met fluorchroom
  3. Ongebonden antistoffen wegwassen
  4. Cellen zuigen een voor een naar boven
  5. Laser meet de individuele cel
  6. Lichtuitzending is afhankelijk van kleur
  7. Iedere detector meet een kleur
  8. Data verwerking per fluorescentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Voorwaartse detector (FSC)

A

Meting van cel grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zijwaartse detector (SSC)

A

Meting van cel complexiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Flowcytometrie voordelen

A
  • Per losse cel informatie krijgen
  • Je kan meerdere informatie krijgen per cel
  • Gaat heel snel
  • Cellen kan je sorteren/selecteren zodat je er laboratoriumproeven mee kan doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alle markers

A
  • Lineage markers: CyCD3, CD3, CD19, CyCD79a, MPO
  • Myeloid markers: CD13, CD33
  • Immature markers: CD34, CD117, HLADR
  • Monocyten markers: HLADR, CD14
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CyCD3/CD3

A

Markeert T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CD19 en CD79

A

Markeert B-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MPO

A

Markeert de myeloïde diferentiatie lijn (macrofagen en granulocyten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Diagnose leukemie met flowcytometrie

A
  • Er zal eerst gekeken worden in welke diferentiatie lijn er een fout zit
  • Eerst belangrijk om ALL en AML te onderscheiden (myeloid of lymfatisch)
  • ALOT (acute leukemie oriëntatie tube): ontworpen om onvolwassen blasten populatie te bekijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MRD transplantatie

A
  • Volwassen
    o MRD+ : allogene SCT (stamcel therapie)
    o MRD- : autologe SCT
  • Kinderen
    o MRD+ : allogene SCT
    o MRD-: chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ALOT van het bloed

A
  • Gezonde mensen: niks want geen onvolgroeide cellen in bloed
  • Zieke mensen: wel want onrijpe blasten in het bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ALOT in beenmerg

A
  • Normaal beenmerg: snellere diferentiatie van onvolgroeide cellen (4-5%)
  • Zieke mensen: > 5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Detectie van minimale residuele ziekte

A
  • Bij diagnose
    o Definieer hoe leukemische cellen kunnen worden onderscheiden van normale
    o Leukemie geassocieerde immunophenotype
  • Tijdens follow-up
    o Detectie van cellen met LAIP
    o LAIP: multipele myeloïde lijnen en diferentiatie stadia → heterogeen
    o kennis en ervaring nodig om LAIP te herkennen
  • MRD: prognostische significantie
    o Als na eerste behandeling minder cellen zijn goede genezingskans
    o Als weinig aanslaat → therapie aanpassing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

C13 en CD33

A

myeloïde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

CD34

A

onrijpe cellen

17
Q

CD117

A

onrijpe myeloïde cellen

18
Q

HLA-DR

A

MHC klasse II, aanwezig op oa monocyten, in het algemeen afwezig op granulocyten

19
Q

CD14

A

monocyten / macrofagen