H6: Stress Flashcards

1
Q

De stressrespons

A

Klassieke definitie: reactie (van het zenuwstelsel) op dreiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functies van stress

A

Stress als verdedigingsfunctie
Uitroepen van noodtoestand: flight or fight-respons
Stressrespons bij opportuniteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Acute sympathische effecten van stress

A

Doorbloeding van skeletspieren, hartslag, ademhalingsfrequentie en bloedsuikerspiegel verhogen
Zweten, horripilatie
Spijsvertering stilleggen
Immuun-/ontstekingsrespons stimuleren
Pupillen verwijden
Cognitieve effecten: appetijt, doorbloeding brein, geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee cruciale hormonale systemen bij de stressrespons

A

Sympathisch-bijniermergsysteem
HPA-as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sympathisch-bijniermergsysteem (SAM)

A

Snel
Vrijgave van catecholamines (adrenaline en noradrenaline) onder impuls van hypothalamus → bijniermerg geeft noradrenaline vrij
→ Doorheen hele lichaam worden effecten veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

HPA-as

A

Trager
! Amygdala als een van belangrijkste regio’s die HPA-as aanstuurt
Hypothalamus: geeft CRH (corticotropeen releasing hormone) vrij dat volgende beïnvloedt
Pituitary gland (hypofyse): maakt ACTH (adrenocortricotroop hormoon) vrij en oefent via bloedstroom invloed uit op volgende
Adrenes (bijnierschors): geeft glucocorticoïden vrij (bv. cortisol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveelheid glucocorticoïde receptoren in bloed is afhankelijk van

A

Basaal niveau: niet veroorzaakt door stressor, maar o.a. circadiane ritmes en interindividuele verschillen
Sterkte van respons die individu op stressor heeft
Snelheid van herstel, hoe snel hoeveelheid GC terugkeert naar basaal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

GC respons beëindigen

A

Negatieve feedbacklussen: signaal vertrekt naar hypothalamus en hypofyse vanuit oa hippocampus (veel GC receptoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vier verschillende invloeden voor interacties met MAS-systeem

A
  1. Permissieve invloed
  2. Stimulatoire invloed
  3. Suppresieve invloed
  4. Preparatoire invloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Permissieve invloed

A

Basale niveaus beïnvloeden SAM-systeem
Vb. verhoging bloeddruk door catacholamines is kleiner bij lagere basale GC niveaus: bij chronische hypertensie is stijging bloeddruk groter bij stress want basale GC-niveau is al hoger en lichaam is al voorbereid op een verhoogde stressrespons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stimulatoire invloed

A

Invloed van GC na optreden stressor
Vb. vet omzetten in meer direct bruikbare vormen van energie (risico van veel stress = chronische hyperglycemie (te hoog suikergehalte in bloed) → kan leiden tot diabetes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Suppresieve invloed

A

Rol in beëindigen van acute SAM-respons en herstellen van voorraden
Vb. immuunsysteem terug deactiveren: te overactief kan leiden tot het aanvallen van de eigen cellen (auto-immuunaandoeningen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Preparatoire invloed

A

Rol in voorbereiden op toekomstige stressoren
Vb. grotere reserves aanleggen dan voor de stressor (→ obesitas)
Merk op in acute fase geen honger, daarna net wel voor aanvullen van reserves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Functies van de freeze respons

A

Voorbereiden actie: parasympathische rem op sympathische respons
Verborgen kunnen blijven
Goed kijken/opletten: wachten met handelen om eerst te kijken hoe situatie in elkaar zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Trade-offs

A

Evenwicht behouden
Voordeel KT: crisissituaties overleven
Nadelen LT: weefselschade, uitputting reserves, onderbreken van evolutionair cruciaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sensitisatieprocessen

A

Nog gevoeliger worden omdat dreiging niet verdwijnt

17
Q

Habituatieprocessen

A

Gewoon worden omdat dreiging meerder malen optreedt (bv. veelvuldig parachutespringen)

18
Q

Twee manieren van kijken naar LT impact van stress vroeg in leven

A

Developmental constraint
Predictieve adaptieve respons

19
Q

Developmental constraint

A

Situatie overleven zonder rekening te houden met negatieve LT gevolgen
De prijs die betaald moet worden voor protectieve effecten op KT

20
Q

Predictieve adaptieve respons

A

Omstandigheden in jeugd zijn vaak voorspellend voor omstandigheden later → stresssysteem afstemmen op omgeving

21
Q

Prenatale stress

A

Milde stressor bij zwangere muis → groei van laterale nucleus amygdala en angstiger gedrag bij nakomelingen
Zware stressor bij zwangere muis → deficits in hippocampus, gereduceerd spatiaal leren en toegenomen GC respons op stress bij nakomelingen
! Als je bij moeder bijnier verwijdert zodat ze geen GC kan vertonen, zien we de effecten niet

22
Q

Impact op hippocampus

A

LT blootstelling aan GC vernietigt (CA1-)cellen in hippocampus
Zeer langdurige of intense stress → LT blootstelling aan GC → celverlies, dendritische atrofie en afname van GC receptoren (vicieuze cirkel: steeds reactiever worden → sensitisatie)
Acute stress heeft negatieve impact op overlevingskansen bij nieuwe hippocampale neuronen

23
Q

Stress vermijden of reduceren door (3)

A
  1. Voorspelbaarheid en waargenomen controle
  2. Uitlaatkleppen
  3. Sociale steun
24
Q

Gegeneraliseerde angst

A

Geassocieerd met langdurige hyperactivatie van het SAM-systeem: voortdurend (onnodig of incorrect) waargenomen dreiging

25
Q

OCD

A

Obsessies en/of compulsies als coping (uitlaatklep of gevoel van controle ervaren
Verhoogde cortisolniveaus geobserveerd

26
Q

Type A persoonlijkheid

A

Ambitieus, competitief, prestatiegericht, perfectionistisch, ongeduldig, snel geïrriteerd
Verhoogde cortisolniveaus geobserveerd (vaak geassocieerd met hartaanval)

27
Q

Depressie

A

Aangeleerde hulpeloosheid
Problemen identificeren, zich zorgen maken
Personen met depressie vs andere psychiatrische problematiek vs controlegroep tonen zeer hoge GC niveaus

28
Q

PTSD

A

SAM-systeem (adrenaline) versterkt geheugen over event van dreiging → toediening adrenaline-antagonist meteen na trauma vermindert kans op PTSD
Stress veroorzaakt reductie volume hippocampus → verminderd vermogen om onderscheid te maken tussen veilige hier en nu vs traumatische context opgeslagen in geheugen
Onderzoek toont hyperresponsiviteit van amygdala bij angstige vs. blije gezichten

29
Q

Cytokine

A

Belangrijkste boodschapperstof bij immunosuppressieve impact GC
Wordt vrijgegeven door wbc bij detectie indringers → gaan aanmaak en maturatie van andere wbc stimuleren en werking reguleren → indringer aanvallen → booschappersysteem wordt verstoord door GC → directe onderdrukking immuunrespons door stressrespons