H1: Inleiding Flashcards
Exitatoir postsynaptisch potentiaal
A heeft axon dat via synaps wordt ontvangen door dendrieten van B
Wanneer axon van A actiepotentiaal vertoont, maakt het boodschapperstofjes aan en stuurt die naar B
Afhankelijk van mate en hoeveelheid A er stuurt, beïnvloedt het B en kan het actiepotentiaal veroorzaken
Rustpotentiaal
Actief negatieve toestand om ruis te onderdrukken
Vier verschillende netwerkstructuren
- Eenvoudige keten
- Convergentie
- Herverdeling van informatie (alternatieve structuur)
- Divergentie
Eenvoudige keten
Eén laag neuronen communiceert met de volgende laag neuronen
Convergentie
Eerste laag telt meer neuronen dan tweede laag → aantal neuronen daalt
Ontvangende laag krijgt input van grotere laag met meer neuronen
Elke neuron uit tweede laag krijgt input van meer dan één neuron
Ontvangende neuron doet aan integratie en maakt combinatie van informatie die binnenkomt (integratie)
Kwantitatieve integratie
Dankzij convergentie komt er meer informatie over eenzelfde onderwerp binnen
Kwalitatieve integratie
Geen optelsom van dezelfde informatie, maar combinatie van verschillende soorten informatie
Herverdeling van informatie (alternatieve structuur)
Elk van de drie neuronen ontvangt informatie van de andere drie neuronen, maar er is geen convergentie omdat er evenveel neuronen zijn in beide lagen
Er is een redistributie tussen laag 1 en 2
(Meest complex en minst belangrijke voorbeeld, komt vooral voor bij objectherkenning)
Divergentie
Tweede laag telt meer neuronen dan eerste laag → aantal neuronen stijgt
Splitsing of versterking
Splitsing
Bv. cerebellum en cortex hebben allebei info nodig van tastzin, dus splitsing van informatie
Versterking
Bv. één cel die veel cellen beïnvloedt in het spiersysteem → slechts enkele neuronen nodig om spieren die samenwerken in dezelfde richting te laten bewegen
Feedback
Als neuron A voldoende actiepotentialen afvuurt, gaat het neuron B misschien doen depolariseren, maar het kan ook neuron C tot een actiepotentiaal doen overgaan
Als dit gebeurt, heeft het vervolgens een negatieve projectie op neuron A: neuron A exciteert neuron C, maar neuron C inhibeert neuron A
Feedback systeem
Laat toe om ruis te onderdrukken door temporele summatie van kleine signalen tegen te werken
Feedforward
Neuron C inhibeert neuron B, in plaats van neuron A
C geeft aan B door dat hij mag stoppen met vuren → hyperactieve A omzetten in eenmalige B
Feedforward systeem
Terug te vinden in pijnsysteem
A stuurt naar B en vertaalt als acute pijn (waarschuwingssignaal)
B stuurt naar C dat piek mag dempen → pijn veranderd van aard: doffer en minder nauwkeurig gelokaliseerd = neuron D
Laterale inhibitie
Wanneer het belangrijk is om nauwkeurig spatiaal te lokaliseren
Verschillende parallelle banen, maar de neuronen in de eerste laag maken ook een inhibitoir contact met de naburige neuronen
Winner takes it all netwerk: degene waar de druk het hoogst is, gaat de naburige receptoren dempen
Coïncidentiedetector
Samenvallen detectie
Er moet stimulatie zijn op de twee kanten van het neuron vooraleer het gaat vuren
Pas wanneer het samenvalt, gaan ze reageren
Zintuigen
Klassieke vijf: zien, ruiken, proeven, voelen, horen
+ Proprioceptie: waar je lichaam zich in de ruimte bevindt (positie ledematen)
+ Evenwichtzin: beweging van je lichaam tov zwaartekracht
+ Chemoceptie en magnetoceptie
Dissociatie
Iets waarvan we denken dat het slechts één ding is, zijn eigenlijk verschillende dingen met meerdere functies
Chemoceptie
Perceptie/detectie van chemische veranderingen
Bv. receptorcellen in halsslagader die detecteren of er voldoende zuurstof is → gevoel van verstikking
Magnetoceptie
Aanvoelen van het magnetische veld van de aarde
Bv. vissen die op ‘ingebouwd kompas’ navigeren
Drie kenmerken om van een zintuig te spreken
- Sensatie
- Perceptie
- Transductie
Sensatie
Fysieke omgevingsstimuli worden gedetecteerd door sensorische receptoren in de zintuigen en omgezet in neurale activiteit
Sensorische receptoren werken niet met neurotransmitters, zijn in staat om situaties te detecteren en om te zetten naar neurale activiteit
Objectief
Perceptie
Interpretatie, ervaring, reactie op deze sensaties door cellen in het centraal zenuwstelsel
Subjectief