H2.3: Zicht: kleurperceptie Flashcards
ON ganglioncellen
Excitatie wanneer er helder licht op het centrum van het receptieve veld schijnt→ frequentie van actiepotentialen neemt toe (ON area met refractaire periode)
Inhibitie wanneer er helder licht op periferie van receptief veld schijnt → vuurfrequentie neemt af (OFF area met omgekeerde refractaire periode)
Zowel inhibitie als excitatie in center-surround cellen omdat er zowel licht op centrum als periferie valt
OFF ganglioncellen
Inhibitie wanneer er helder licht op het centrum van het receptieve veld schijnt → frequentie van actiepotentialen neemt af
Excitatie wanneer er helder licht op periferie van receptief veld schijnt → vuurfrequentie neemt toe
ON/OFF ganglioncellen
Vuren kort wanneer licht aan- of uitgaat → veranderingsgevoelige cellen
Transient cell
Fasische cel
Activiteit neemt snel af, zelfs als stimulus aanhoudt → reageren op verandering van stimulus, niet aanhoudende aanwezigheid ervan
Detecteren kortstondige veranderingen
Vooral in magnocellulair systeem
Sustained cell
Tonische cel
Blijven actief en vuren gedurende hele duur van stimulus → reageren zowel op aanvang van stimulus als op voortdurende aanwezigheid ervan
Detecteren van aanhoudende stimulatie
Krijgt weinig negatieve feedback van bv. horizontale cellen systeem
Vooral in parvocellulair systeem
Drie soorten evolutionair zicht
Tetrachromatisch: vier soorten kegeltjes → reptielen, vogels, vissen, amfibieën
Dichromatisch: blauwe/groene kegeltjes → de meeste andere zoogdieren
Trichromatisch: drie soorten kegeltjes (rood/groen/blauw) → menselijk retina en primaten uit Afrika en Azië
→ Toevoeging rode kegeltjes: meer contrasten, scherper onderscheid
Relatieve absorptie
Hoe hard reageren kegeltjes van dat type licht op die golflengte
Re-specialisatie
Terug meer inzetten op zichtvermogen, minder geur
Vier hypothesen voor gelijkaardige sensitiviteit rode en groene kegeltjes
- Fruit/blaadjes hypothese
- Sociale cues hypothese
- Gezondheid kunnen monitoren
- Roeien met de mutatie riemen die je hebt
Fruit/blaadjes hypothese
Groen domineert in onze natuurlijke omgeving, we hebben dus kegeltjes die elke kleine nuance in groentinten kunnen maken. Pas als andere golflengtes daar dicht tegenaan leunen, kan je er een helder onderscheid tussen maken
We hebben baat om ook rood te kunnen onderscheiden: bv. bessen/vruchten met roodtinten van bladeren onderscheiden
Sociale cues hypothese
Baat bij detectie van de kleur rood: herkennen van blozen, vruchtbaarheid, …
Roodtinten zijn interessant om sociale processen te analyseren
Protanopie
Verminderde gevoeligheid voor rood licht: rood en groen verwarren → rode kegeltjes zijn gevuld met groen kegelopsine en gedragen zich dus als groene kegeltjes
Normale scherpte: nog altijd evenveel kegeltjes
Genetische afwijking gebonden aan X-chromosoom → bij mannen sowieso (XY), bij vrouwen 50% kans (XX)
→ Omgekeerde van deuranopie
Deuranopie
Verminderde gevoeligheid voor groen licht: groen en rood verwarren → groene kegeltjes zijn gevuld met rood kegelopsine en gedragen zich dus als rode kegeltjes
Normale scherpte: nog altijd evenveel kegeltjes
Genetische afwijking gebonden aan X-chromosoom → bij mannen sowieso (XY), bij vrouwen 50% kans (XX)
→ Omgekeerde van protanopie
Tritanopie
Moeilijkheden met onderscheid grijs/blauw of paars/zwart want geen blauwe kegeltjes aanwezig
Normale scherpte: sowieso weinig blauwe kegeltjes (zeker in fovea)
Niet X-chromosoom-gebonden, veel zeldzamer
Monochromatisch zicht
Visuele waarneming heel moeilijk want geen kegeltjes
Geen scherp zicht
Terugvallen op vorm van nachtzicht (want enkel staafjes voor nodig)
Heel zeldzaam