H5.1: Slaap: wat? Flashcards

1
Q

Polysomnografie

A

Gebruikt om slaaparchitectuur na te gaan
Combinatie van hele reeks methoden: EEG, elektro-oculogram (oogbewegingen), elektro-myogram (bewegingen)
→ Diagnostisch belang bij neurodegeneratieve aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Raw signal

A

Wat wordt gemeten met sensor: som van alle frequentiebanden
Op te splitsen in frequentiebanden: lagere frequentie → meer gesynchroniseerde toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgorde trage naar hoge frequentie

A

Delta → theta → alpha → beta → gamma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee specifieke EEG-markers

A

Slaapspoelen
K-complexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Alpha activiteit

A

Regelmatige golven → rustige toestand
Sterker bij ogen gesloten dan open (ook in donker) → niet afhankelijk van lichtinval
Klassieke visie: betrokken bij inhibitieprocessen (wanneer regio niet betrokken wordt in huidig verwerkingsproces, dan meer alpha activatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Alpha ritme

A

Een storend signaal dat uit de thalamus komt naar het stuk van de somatosensorische cortex dat bezig is met de verwerking van informatie → brein kan geen info meer verwerken over het ene, dus focust zich volledig op info over het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beta activiteit

A

Onregelmatig
Lage amplitude → minder grote golven
Desynchronisatie: verschillende circuits gelijktijdig betrokken bij intensieve informatieverwerking (inspanning, focus, actief denken)
Slapeloosheid: te veel beta activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theta activiteit

A

Nog grotere amplitude dan alpha activiteit → wijst op toegenomen synchronisatie
Aanwezig in NREM1: overgang van waken naar slapen → teken van diepe ontspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Delta activiteit

A

Zeer grote amplitude → nog meer synchronisatie
Aanwezig in NREM3 (= Slow Wave Sleep (SWS)): golven met lage frequentie en hoge amplitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Slaapspoelen

A

Kleine opstootjes van snelle (beta-achtige) activiteit
Komen spontaan voor, 2-5x per minuut
Aanwezig in NREM1-3, maar vooral in NREM2
Rol in geheugenconsolidatie (lange termijn opslag van ervaringen, dingen die je leert) en bewaken van slaap tegen storingen van externe stimuli
Positieve correlatie met performaal IQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

K-complexen

A

Grote, scherpe golven
Komen spontaan voor, ± 1x per minuut
Aanwezig in NREM2
Rol in bescherming slaap, gerelateerd aan inhibitie van sensorische informatie die binnenkomt
Voorlopers van delta golven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verloop inslapen (5)

A
  1. Ogen sluiten
  2. NREM1
  3. NREM2 (kwartier later)
  4. NREM3 = SWS (kwartier later)
  5. Eerste REM-fase (± na 90 minuten slapen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stap 1 inslapen: ogen sluiten

A

Toename van alpha activiteit, afname van beta activiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stap 2 inslapen: NREM1

A

Pas in dit stadium spreken we van ‘slaap’
Theta activiteit begint te verschijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stap 3 inslapen: NREM2

A

K-complexen en slaapspoelen in EEG
Vaak nog niet de subjectieve ervaring te slapen wanneer nu gewekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stap 4 inslapen: SWS = NREM3

A

Verschijnen delta activiteit
Moeilijk te wekken en moeilijk te ontwaken

17
Q

Stap 5 inslapen: eerste REM-fase na ± 90 min slaap

A

EEG: lijkt op NREM1 (theta golven)
EOG: veel oogbewegingen (want REM: rapid eye movement)
EMG: wegvallen spierspanning
Fysieke tekenen van seksuele arousal
Rapportage van dromen, maar met rare ‘verhaalstructuur’

18
Q

Dromen

A

REM slaap: dromen met (rare) verhaalstructuur
SWS: op eerste zicht zegt men niet gedroomd te hebben maar bij doorvragen komen vaak gedachten/beeld/emotie waar geen verhaal in zit

19
Q

Verloop nacht

A

Een nacht van 8 uur:
4 à 5 slaapcycli
SWS (NREM3) wordt met elke cyclus korter, tweede helft van nacht meestal niet meer
REM en NREM2 steeds langer

20
Q

Bifastisch slaappatroon

A

2x 4u slapen → meer trage golfslaap

21
Q

Hersenactiviteit tijdens REM slaap

A

Hoge metabole activiteit in de extrastriate cortex (visuele associatiecortex)
Verband inhoud dromen en activiteit: bv. activatie spraakcentra in dromen met gesprekken
Lage activiteit in primaire visuele en prefrontale cortex: vuurt in functie van wat op retina binnenkomt, maar ogen gesloten dus geen binnenkomende info → verklaring voor gedesorganiseerde structuur dromen

22
Q

Hersenactiviteit tijdens SWS (= trage golfslaap = NREM3)

A

Algemeen verlaagde activiteit, vooral in thalamus en cerebellum
Soms toch lokale toename in metabole activiteit, vooral in auditieve en visuele cortex → vandaar geen dromen, maar soms wel ander beeld/gedachte