H3.3: Zintuigen: voelen Flashcards

1
Q

Proprioceptie

A

Receptoren die informeren over spierspanning zodat positie en houding van lichaam in de ruimte kan worden bepaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Naakte huid

A

Handpalmen, voetzolen, lippen, delen van geslachtsorganen
Veel (tast)receptoren
Gebruik je om aan te raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behaarde huid

A

Wordt aangeraakt door anderen
Minder (tast)receptoren, wel C-afferenten: informatie van huid naar brein (van belang voor affectieve aspecten, zoals emotieregulatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vrije zenuwuiteinden

A

Normale neuronen zonder bijzondere inkapseling
Verschillende zenuweinden staan in voor verschillende functies:
- Thermoceptie: detectie van temperatuurverandering in huid
- Nociceptie: detectie van pijn
- Kriebelen, jeuk en aangename zachte streling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Folliculaire zenuweinden

A

Gewikkeld rond haren net onder talgkliertjes
Detecteren beweging van het haar (horripilatie, passieve beweging door wind, …)
Snelle adaptatie: reageren vooral op verandering, getriggerd door beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Merkel schijfjes

A

SA1 (slow adapting 1)
Mechanoreceptoren: receptoren reageren op druk of vervorming (vooral in vingertoppen)
Heel klein, scherp afgelijnd receptief veld
Trage adaptatie: blijft vuren onder druk
Belangrijk om rand van objecten en puntvormige druk te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lichaampjes van Meissner

A

FA1 (fast adapting 1)
Mechanoreceptoren
Klein, scherp afgelijnd receptief veld (groter dan Merkel schijfjes)
Snelle adaptatie, typisch on-off: vuren zowel bij druk als bij verdwijnen van druk
Cruciaal voor waarnemen van contouren, fijne texturen/structuren en lichte aanrakingen, vooral van bewegende objecten → grip/’slippage’
Enkel op naakte huid, vooral in vingertoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lichaampjes van Ruffini

A

SA2 (slow adapting 2)
Mechanoreceptoren
Groot, weinig afgelijnd receptief veld
Trage adaptatie
Gevoelig voor het uitrekken van de huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lichaampjes van Pacini

A

FA2 (fast adapting 2)
Mechanoreceptoren
Groot, weinig afgelijnd receptief veld
Snelle adaptatie
Gevoelig voor vibratie
Aanwezig in huid en spieren
Rechtstreeks contact niet noodzakelijk → nuttig voor gebruiken van objecten/werktuigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Thermoreceptoren

A

Eiwitten die zich op vrije zenuweinden bevinden
TRP: transient receptor potential (elk gevoelig voor bepaald bereik aan temperaturen)
TPRM3: extreme hitte
TRPM8: koelheid en menthol (muntjes)
TRPV1: hitte en capscaïcine (pikantheid)
TRPA1: wasabi receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Somatosensorische circuit: subcorticale route (axonen van nauwkeurig gelokaliseerde informatie)

A
  1. Informatie verzamelen van huid, spieren, organen
  2. Ruggenmerg
  3. Axonen stijgen door dorsale kolom in witte stof van ruggenmerg
  4. Dorsale kolomnuclei in medulla (waar ze kruisen)
  5. Verdere stijging via mediale lemniscus
  6. Ventrale posterieure nucleus (VPN) thalamus
  7. Primaire somatosensorische cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Somatosensorische circuit: subcorticale route (axonen van weinig nauwkeurig gelokaliseerde informatie)

A
  1. Informatie verzamelen van huid, spieren, organen
  2. Ruggenmerg
  3. Vormt meteen synaps (kruising)
  4. Stijging via spinothalamische baan
  5. Ventrale posterieure nucleus (VPN) thalamus
  6. Primaire somatosensorische cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ventrale posterieure nucleus (VPN) thalamus

A

Somatotopische organisatie: naburige delen van de huid communiceren met naburige delen in thalamus
Mediaal: gezicht, tong ; lateraal: ledematen, romp
Anterieur: proprioceptieve informatie
Midden: tactiele informatie
Posterieur: nociceptieve informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Primaire somatosensorische cortex

A

Brodmann areas 1,2,3: gehele postcentrale gyrus
Verschillende somatotopische kaarten van het lichaam voor verschillende somatosensorische kwaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Secundaire somatosensorische cortex

A

Deel van het pariëtale operculum
Grotere receptieve velden, meer interpretatief
Objectherkenning (tast), pijn, brug naar tactiel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Endogene analgesie

A

Pijn stillen zonder perifere verandering → lichaamseigen pijnstilling
Stimulering periaquaductural grijze stof (PAG) veroorzaakt vrijgave van opioïden
Betrokken bij placebo-effect (verwachtingen spelen belangrijke rol → zo PAG aansturen)

17
Q

Non suicidal self injury (NSSI)

A

Homeostatisch verklaringsmodel: nadruk op functie endogene opioïden
Manier om benodigd (homeostatisch) niveau te herstellen bij acute stressoren
Ondersteuning: lager gehalte endogene opioïden in CSV (punctie) bij mensen die zelfverwondend gedrag stellen

18
Q

Chronische pijn

A

Klassiek onderscheid: nociceptieve pijn (weefselschade) en neuropathische pijn (zenuwschade)
Nociplastische pijn: pijn door veranderingen in de verwerking van pijnsignalen in het centrale zenuwstelsel