H6 Energie in voeding Flashcards

1
Q

Wat is ATP?

A

Adenosinetrifosfaat, de belangrijkste energiedrager in cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt ATP geproduceerd?

A

Door afbraak van voedingsstoffen zoals koolhydraten, vetten en eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er als ATP wordt gebruikt?

A

Het wordt afgebroken tot ADP (adenosinedifosfaat), waarbij energie vrijkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke voedingsstoffen leveren energie?

A
  • Koolhydraten
  • Vetten
  • Eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke voedingsstof levert de meeste energie per gram?

A

Vetten (9 kcal per gram).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel energie leveren koolhydraten en eiwitten per gram?

A

Beide leveren 4 kcal per gram.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is energie nodig in het lichaam?

A
  • Voor groei
  • Onderhoud
  • Beweging
  • Voortplanting
  • Lichaamsfuncties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vindt de energieproductie in de cel plaats?

A

In de mitochondriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is celademhaling?

A

Het proces waarbij voedingsstoffen in de mitochondriën worden afgebroken om ATP te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt glucose niet direct verbrand in de cel?

A

Dit zou te veel energie in één keer vrijmaken en schade veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt glucose omgezet in energie?

A

Door glycolyse, de citroenzuurcyclus en de oxidatieve fosforylering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er als er te veel glucose in het bloed is?

A

Het wordt opgeslagen als glycogeen of vet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wordt glycogeen opgeslagen?

A

In de lever en spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de belangrijkste functie van vetten in energievoorziening?

A

Ze leveren langdurige energie, vooral bij duursport en vasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom worden vetten efficiënter opgeslagen dan koolhydraten?

A

Omdat ze meer energie per gram leveren en minder water bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er als het lichaam onvoldoende energie uit koolhydraten krijgt?

A

Het gaat vetten en eventueel eiwitten afbreken voor energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is ketose?

A

Een toestand waarin het lichaam vetten afbreekt tot ketonen als energiebron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer schakelt het lichaam over op vetverbranding?

A

Bij langdurige inspanning of koolhydraatbeperkte voeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er als eiwitten worden gebruikt als energiebron?

A

Dit kan spierafbraak veroorzaken, omdat het lichaam eiwitten uit spieren haalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de rol van aminozuren in energievoorziening?

A

Ze kunnen worden omgezet in glucose via gluconeogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is basaal metabolisme (ruststofwisseling)?

A

De hoeveelheid energie die het lichaam in rust nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke factoren beïnvloeden het basaal metabolisme?

A
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Spiermassa
  • Hormonale balans
  • Omgevingstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waarom hebben kleinere dieren een hoger metabolisme per kg lichaamsgewicht?

A

Ze verliezen sneller warmte en hebben meer energie nodig om warm te blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe beïnvloedt spiermassa het energieverbruik?

A

Meer spiermassa verhoogt de ruststofwisseling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het thermogene effect van voedsel?

A

De energie die nodig is voor de vertering en opname van voedsel.

26
Q

Welke macronutriënt heeft het hoogste thermogene effect?

A

Eiwitten, omdat hun vertering meer energie kost.

27
Q

Wat gebeurt er met overtollige calorieën?

A

Ze worden opgeslagen als vet.

28
Q

Waarom kan een te lage energieopname schadelijk zijn?

A

Het kan leiden tot gewichtsverlies, spierafbraak en verminderde weerstand.

29
Q

Hoe beïnvloedt stress de energiebehoefte?

A

Chronische stress verhoogt de energiebehoefte door verhoogde cortisolproductie.

30
Q

Welke hormonen reguleren de energiehuishouding?

A
  • Insuline
  • Glucagon
  • Cortisol
  • Adrenaline
  • Schildklierhormonen
31
Q

Welke energiebron gebruikt het lichaam bij korte, intensieve inspanning?

A

Koolhydraten (glucose en glycogeen).

32
Q

Welke energiebron gebruikt het lichaam bij langdurige inspanning?

33
Q

Wat is het nadeel van vetverbranding als energiebron?

A

Het is langzamer dan glucoseverbranding en vereist zuurstof.

34
Q

Waarom hebben sprintende dieren (zoals windhonden) veel glycogeen nodig?

A

Omdat ze korte explosieve energie nodig hebben.

35
Q

Wat gebeurt er als een dier te weinig energie binnenkrijgt?

A

Het lichaam gaat spiermassa afbreken om energie te verkrijgen.

36
Q

Waarom kunnen honden langer vet verbranden dan mensen?

A

Hun stofwisseling is efficiënter in het omzetten van vetten naar energie.

37
Q

Hoe verschilt de energiebehoefte van een melkgevende teef van een rustende hond?

A

Een melkgevende teef heeft een veel hogere energiebehoefte.

38
Q

Waarom heeft een trekkende sledehond een vetrijke voeding nodig?

A

Vetten geven langdurige energie en zijn efficiënter dan koolhydraten.

39
Q

Wat gebeurt er met energiebehoefte tijdens de dracht?

A

Die neemt toe naarmate de foetussen groeien.

40
Q

Welke energiebron gebruikt een pasgeboren dier?

A

Voornamelijk vetten uit de moedermelk.

41
Q

Wat is bruto-energie (BE)?

A

De totale energie die in voer aanwezig is.

42
Q

Wat is verteerbare energie (DE)?

A

De energie die wordt opgenomen na vertering (BE - energie in ontlasting).

43
Q

Wat is metaboliseerbare energie (ME)?

A

De energie die daadwerkelijk in de stofwisseling wordt gebruikt (DE - energieverlies via urine en gassen).

44
Q

Wat is netto-energie (NE)?

A

De energie die overblijft voor lichaamsfuncties en groei (ME - energieverlies door warmteproductie).

45
Q

Waarom is vet een efficiënte energiebron?

A

Omdat het een hoge energiewaarde heeft en weinig verspilling geeft.

46
Q

Wat is energiebalans?

A

Het verschil tussen energieopname en energieverbruik.

47
Q

Wat gebeurt er bij een positieve energiebalans?

A

Het dier wordt zwaarder (vetopslag).

48
Q

Wat gebeurt er bij een negatieve energiebalans?

A

Het dier valt af en kan spiermassa verliezen.

49
Q

Wat is het gevaar van vasten bij katten?

A

Ze kunnen leververvetting (hepatische lipidose) ontwikkelen.

50
Q

Waarom kunnen honden beter vasten dan katten?

A

Honden kunnen efficiënter vetreserves aanspreken zonder ernstige gevolgen.

51
Q

Wat is het effect van een energieoverschot op de gezondheid?

A

Overgewicht, insulineresistentie en gewrichtsproblemen.

52
Q

Wat is het effect van een energietekort op de gezondheid?

A

Zwakte, ondergewicht en verhoogde vatbaarheid voor ziekten.

53
Q

Welke invloed heeft voeding op de lichaamstemperatuur?

A

Voeding kan warmte genereren via metabolisme en verbranding.

54
Q

Wat is het belang van een evenwichtige energie-inname?

A

Voorkomen van tekorten en overschotten.

55
Q

Waarom is een correcte energiebalans belangrijk voor werkhonden?

A

Om prestaties te ondersteunen zonder over- of ondergewicht.

56
Q

Hoe kan voeding bijdragen aan gewichtscontrole?

A

Door aanpassingen in energiedichtheid en voedingssamenstelling.

57
Q

Wat gebeurt er als een dier te snel afvalt?

A

Spierverlies en metabolische verstoringen.

58
Q

Wat is de rol van insuline bij energieopslag?

A

Het bevordert de opname van glucose en de opslag als vet.

59
Q

Waarom is energie essentieel voor een gezond immuunsysteem?

A

Witte bloedcellen en afweermechanismen hebben energie nodig om te functioneren.

60
Q

Wat is de belangrijkste conclusie van dit hoofdstuk?

A

Energie is essentieel voor alle lichaamsfuncties en moet in balans zijn met de behoeften.