H18 - Teams at Work Flashcards

1
Q

Work group

A

Een sociale groep dat is gevestigd in een groter sociaal en technisch systeem. Bestaat uit mensen die samenwerken om gezamenlijke taken te voltooien en wiens uitkomsten elkaar en het grotere systeem beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Team

A

Een complexe groep die gekarakteriseerd wordt door twee of meer personen die op een sociale, dynamische, herhalende en aanpassende manier met elkaar omgaan. Ze hebben gezamenlijke doelen, hebben betekenisvolle en hoge levels van doelen en geven feedback. Teams zijn vaan hiërarchisch gestructureerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

7 types van teams op basis van taken

A
  1. Anderen managen: Aansturen en leiding geven van anderen.
  2. Adviseren van anderen: Professionele steun bieden, zoals expertise.
  3. Human services: Sociale interactie waarbij een individueel of team een service biedt aan een andere partij.
  4. Onderhandeling: Sociale interactie waarbij twee of meer partijen in conflict zijn en een oplossing willen zoeken
  5. Psychomotor action: Technische en/of motor functioning psychologisch proces om berekend uitvoeren en overleggen van beweging. Meer met machines.
  6. Defined problem solving: Probleemoplossende taak die al is opgesteld, inclusief de juiste oplossing en correcte antwoorden
  7. Ill-defined problem solving: Probleemoplossende taak die vooraf bepaalde of sluitende oplossingen of juiste antwoorden missen, zoals idee, plan of kennisgeneratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Team karakteristieken

A
  1. Taakafhankelijkheid: De mate waarin uitkomsten van teamleden beïnvloed worden door actie van anderen.
  2. Rolstructuur: De mate waarin rollen fundamenteel verschillen en daarom niet uitwisselbaar zijn of dat ieder persoon ieder component van de functie kan uitvoeren.
  3. Leiderschap structuur: Het patroon van leiderschapsfuncties zoals een richting opstellen en opstellen van doelen in het team.
  4. Communicatie structuur: Het patroon, flow, communicatie en informatiedeling binnen het team.
  5. Fysieke attributie: De locatie van ieder teamlid in kader van elkaar.
  6. Levensduur van het team: De tijdsduur waarin het team een functioneel en actieve unit is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Taskwork

A

Beschrijft de functies die teamleden vertonen om een taak te voltooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Teamwork

A

Verwijst naar de interactie tussen de teamleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Taskwork competencies

A

Taakgerelateerde kennis, vaardigheden en capaciteiten die nodig zijn om een taak te voltooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Teamwork competencies

A

De competenties die nodig zijn bij teamleden om effectief samen te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Actie fases

A

Periodes van tijd waarbij teams betrokken zijn bij taskwork om een doel te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transition fase

A

Fases waarbij teams focussen op strategieën en het evalueren van acties van het team naar een doel toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emergent states

A

Hetgeen dat teams denken, voelen en geloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Team Evolution and Maturation Model (TEAM) (Morgan et al.)

A
  1. Pre-forming fase: een fase wat de externe krachten verklaart die ervoor zorgen dat het team is gevormd.
  2. Forming fase: een eerste ontmoeting die het toneel vorm voor een team.
  3. Storming fase: conflict en polarisatie over interpersoonlijke problemen. Leden van het team verzetten zich tegen groepsinvloed om te strijden voor acceptatie van hun eigen ideeën over hoe het team werkt.
  4. Norming fase: overeenstemming over hoe het team werkt, leden stellen nieuwe rollen en normen op en het team wordt hechter.
  5. Performing I fase: problemen in de structuur zijn opgelost en het team kan zich focussen op het uitvoeren van de taak.
  6. Transition fase: hierin wordt geëvalueerd
  7. Performing II fase: de evaluatie en strategieën die zijn opgesteld in de transitiefase worden opgelost en het team focust zich weer op de taak.
  8. Conforming fase: taken worden afgerond
  9. De-forming: team gaat uit elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly