H10 and 11- Individual Characteristics and Work-related Outcomes Flashcards

1
Q

Diversiteit

A

Alle aspecten waarop mensen van elkaar verschillen. Zichtbare kenmerken (leeftijd, geslacht) en onzichtbare kenmerken (wensen, behoeften)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Objectieve karakteristieken

A

Kenmerken van die objectief zijn van een individu als leeftijd, gender, etniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subjectieve karakteristieken

A

Kenmerken van een individu die subjectief zijn, zoals trait-like en state-like karakteristieken en staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Conceptualisaties van leeftijd

A
  1. Chronologisch: ook wel kalenderleeftijd
  2. Prestatiegericht of functioneel: gebaseerd op de vaardigheden en functioneren over alle leeftijden
  3. Psychosociaal of subjectief: gebaseerd op sociale of zelfpercepties van de oudere werknemer
  4. Organisatorisch: leeftijd en dienstverband zijn verbonden aan elkaar
  5. Levensduur: gebaseerd op de elementen van alle bovengenoemde conceptualisaties maar richt zich ook op de complexe gedragsveranderingen die komen kijken bij verschillende leeftijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Trait-like kenmerken

A

Kenmerken die relatief stabiel zijn over verschillende domeinen en situaties. Ze zijn moeilijk aan te passen, bijvoorbeeld emotionele stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

State-like kenmerken

A

Kenmerken die relatief gemakkelijk te vormen zijn. State-like persoonlijke hulpbronnen worden vooral in de werksfeer gebruikt. Het gaat uit van pluspunten van medewerkers die te vormen zijn en bijdragen aan een optimaal functioneren op werk, zoals optimisme, hoop, controle, weerbaarheid en leeroriëntatie (growt of fixed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Core self-evaluations

A

Representeren de fundamentele inschattingen die individuen maken over hun eigenwaarde, competenties en vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Performance episodes

A

Prestatie-eenheden binnen de dagelijkse gedragingen op werk die natuurlijk gesegmenteerd zijn, relatief kort zijn en thematisch georganiseerd zijn rondom werk gerelateerde doelen. Kan worden onderverdeeld in states, state-like en trait-like kenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Werk-privé verrijking

A

Wanneer een positieve werk-privé interactie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Werk-privé conflict

A

Wanneer een negatieve werk-privé interactie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Privé-werk verrijking

A

Wanneer een positieve privé-werk interactie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Privé-werk conflict

A

Wanneer een negatieve privé-werk interactie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Segmentatie

A

Werk en privé kunnen elkaar niet beïnvloeden omdat er duidelijke grenzen zijn gesteld. Hoge mate van segmentatie zorgt ervoor dat iemand naar kantoor gaat om te werken en niet thuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Integratie

A

Werk en privé kunnen elkaar wel beïnvloeden omdat ze in elkaar verweven zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tijd gebaseerde conflicten

A

Overlappende schema’s en tijdseisen zorgen tussen werk en privé conflict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Strain (spanning) gebaseerde conflicten

A

Wanneer werk en privé stressoren zorgen voor psycho-emotionele spanning wat kan leiden tot uitputting

17
Q

Gedrag gebaseerde conflicten

A

Wanneer privé en werk verschillende verwachtingen hebben van iemand zijn gedrag (formeel op werk en informeel thuis)

18
Q

Antecedenten-outcome model

A

Model dat in kaart brengt welke antecedenten samenhangen met de ervaring van conflict dan wel verrijking en welke gevolgen dit heeft. ‘Werkdruk veroorzaakt werk-privé conflict en dit leidt tot stress in de privésfeer’.

19
Q

Spillover model

A

Model dat verklaart hoe gevoelens, gedrag en vaardigheden overdragen kunnen worden van het ene domein naar het andere domein. ‘Stress op het werk, veroorzaakt spanning in huis’.

20
Q

Werk-privé balans

A

Wanneer er een hoge werk-privé verrijking is en een lage werk-privé conflict.

21
Q

Antecedenten werk-privé conflict

A
  • Role overload (+)
  • Role conflict (+)
  • Work-time demands (+)
  • Organizational support (+)
  • Neuroticisme (+)
  • Interne locus of control (-)
22
Q

Antecedenten privé-werk conflict

A
  • Role overload (+)
  • Role conflict (+)
  • Neuroticism (+)
  • Interne locus of control (-)
23
Q

Antecedenten werk-privé verrijking

A
  • Job autonomie (+)
  • Taak variatie (+)
  • Leermogelijkheden (+)
  • Sociale steun (+)
  • Steun van leidinggevende (+)
  • Steun van collega’s (+)
  • Steun van organisatie (+)
  • Extraversie (+)
24
Q

Antecedenten privé-werk verrijking

A
  • Steun van familie (+)
  • Steun van partner (+)
  • Tevredenheid over relatie (+)
  • Extraversie (+)
25
Q

Cross-domein principe

A

Wanneer het gaat over de werk-privé interactie, dan is de veronderstelling dat werk-privé conflict consequenties heeft op de familie en dat privé-werk conflict consequenties heeft op het werk.

26
Q

Within-domein principe

A

Wanneer het gaat over de werk-privé interactie, dan is de veronderstelling dat werk-privé conflict invloed heeft op het werk en privé-werk conflict invloed heeft op de familie. Deze relatie is het sterkst vergeleken met cross-domein.

27
Q

Problem-focused coping

A

Coping stijl dat zich focust op hoe de stressvolle situatie verminderd kan worden door naar het werk-privé conflict te kijken en andersom.

28
Q

Emotion-focused coping

A

Coping stijl waar emotie regulatie gedrag helpt om met het conflict om te gaan. Echter zorgt met iemand praten erover voor een hoger werk-privé conflict.

29
Q

Avoidance-focused coping

A

Coping stijl waar gebruik wordt gemaakt van hopen, het vermijden van de situatie en dat de tijd het probleem oplost. Zorgt voor een hoger werk-privé en privé-werk conflict.

30
Q

Support dimensie van maatregelen

A

Managers in de organisatie zijn over het algemeen gul naar het privé leven van medewerkers

31
Q

Hindrance dimensie van maatregelen

A

Om vooruit te komen in deze organisatie, is het van medewerkers verwacht dat ze regelmatig overwerken