H10 and 11- Individual Characteristics and Work-related Outcomes Flashcards
Diversiteit
Alle aspecten waarop mensen van elkaar verschillen. Zichtbare kenmerken (leeftijd, geslacht) en onzichtbare kenmerken (wensen, behoeften)
Objectieve karakteristieken
Kenmerken van die objectief zijn van een individu als leeftijd, gender, etniciteit
Subjectieve karakteristieken
Kenmerken van een individu die subjectief zijn, zoals trait-like en state-like karakteristieken en staten
Conceptualisaties van leeftijd
- Chronologisch: ook wel kalenderleeftijd
- Prestatiegericht of functioneel: gebaseerd op de vaardigheden en functioneren over alle leeftijden
- Psychosociaal of subjectief: gebaseerd op sociale of zelfpercepties van de oudere werknemer
- Organisatorisch: leeftijd en dienstverband zijn verbonden aan elkaar
- Levensduur: gebaseerd op de elementen van alle bovengenoemde conceptualisaties maar richt zich ook op de complexe gedragsveranderingen die komen kijken bij verschillende leeftijden
Trait-like kenmerken
Kenmerken die relatief stabiel zijn over verschillende domeinen en situaties. Ze zijn moeilijk aan te passen, bijvoorbeeld emotionele stabiliteit
State-like kenmerken
Kenmerken die relatief gemakkelijk te vormen zijn. State-like persoonlijke hulpbronnen worden vooral in de werksfeer gebruikt. Het gaat uit van pluspunten van medewerkers die te vormen zijn en bijdragen aan een optimaal functioneren op werk, zoals optimisme, hoop, controle, weerbaarheid en leeroriëntatie (growt of fixed)
Core self-evaluations
Representeren de fundamentele inschattingen die individuen maken over hun eigenwaarde, competenties en vaardigheden.
Performance episodes
Prestatie-eenheden binnen de dagelijkse gedragingen op werk die natuurlijk gesegmenteerd zijn, relatief kort zijn en thematisch georganiseerd zijn rondom werk gerelateerde doelen. Kan worden onderverdeeld in states, state-like en trait-like kenmerken.
Werk-privé verrijking
Wanneer een positieve werk-privé interactie plaatsvindt
Werk-privé conflict
Wanneer een negatieve werk-privé interactie plaatsvindt
Privé-werk verrijking
Wanneer een positieve privé-werk interactie plaatsvindt
Privé-werk conflict
Wanneer een negatieve privé-werk interactie plaatsvindt
Segmentatie
Werk en privé kunnen elkaar niet beïnvloeden omdat er duidelijke grenzen zijn gesteld. Hoge mate van segmentatie zorgt ervoor dat iemand naar kantoor gaat om te werken en niet thuis.
Integratie
Werk en privé kunnen elkaar wel beïnvloeden omdat ze in elkaar verweven zijn.
Tijd gebaseerde conflicten
Overlappende schema’s en tijdseisen zorgen tussen werk en privé conflict
Strain (spanning) gebaseerde conflicten
Wanneer werk en privé stressoren zorgen voor psycho-emotionele spanning wat kan leiden tot uitputting
Gedrag gebaseerde conflicten
Wanneer privé en werk verschillende verwachtingen hebben van iemand zijn gedrag (formeel op werk en informeel thuis)
Antecedenten-outcome model
Model dat in kaart brengt welke antecedenten samenhangen met de ervaring van conflict dan wel verrijking en welke gevolgen dit heeft. ‘Werkdruk veroorzaakt werk-privé conflict en dit leidt tot stress in de privésfeer’.
Spillover model
Model dat verklaart hoe gevoelens, gedrag en vaardigheden overdragen kunnen worden van het ene domein naar het andere domein. ‘Stress op het werk, veroorzaakt spanning in huis’.
Werk-privé balans
Wanneer er een hoge werk-privé verrijking is en een lage werk-privé conflict.
Antecedenten werk-privé conflict
- Role overload (+)
- Role conflict (+)
- Work-time demands (+)
- Organizational support (+)
- Neuroticisme (+)
- Interne locus of control (-)
Antecedenten privé-werk conflict
- Role overload (+)
- Role conflict (+)
- Neuroticism (+)
- Interne locus of control (-)
Antecedenten werk-privé verrijking
- Job autonomie (+)
- Taak variatie (+)
- Leermogelijkheden (+)
- Sociale steun (+)
- Steun van leidinggevende (+)
- Steun van collega’s (+)
- Steun van organisatie (+)
- Extraversie (+)
Antecedenten privé-werk verrijking
- Steun van familie (+)
- Steun van partner (+)
- Tevredenheid over relatie (+)
- Extraversie (+)