Coeliakie Flashcards
Wat is overgevoeligheid?
schadelijke reactie op een antigeen die kwalitatief en/of kwantitatief te onderscheiden is van reacties op deze stof in de gehele bevolking
Wat is een allergie?
schadelijke immunologisch gemedieerde reactie gericht tegen een lichaamsvreemd antigeen optredend bij een deel van de indviduen
Wat is een auto-immuunziekte?
schadelijke immunologisch gemedieerde reactie gericht tegen een lichaamseigen antigeen optredend bij een deel van de individuen
Wat zijn de klassieke kenmerken van coeliakie?
- malabsorptie
- slechte groei
- diarree
- bolle buik
Coeliakie is een heterogeen ziektebeeld, veel patiënten presenteren zich atypisch. Wat zijn een aantal van die atypische symptomen?
- fertiliteitsstoornissen
- osteoporose
- anemie
- dermatitis herpetiformis
- cerebellaire ataxie
Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking heeft coeliakie?
ongeveer 1%
Wat is het gevolg van het brede spectrum aan symptomen bij coeliakie?
- coeliakie veelal niet danwel laat herkend
- werkelijke aantal coeliakie patiënten veel hoger dan 1%
Op basis van welke 5 punten wordt de diagnose coeliakie gesteld?
1: kliniek
2: dunne darmbiopt
3: HLA-typering
4: serologie
5: relatie met gluten
Welke 3 pathologische kenmerken in een dunne darmbiopt passen bij coeliakie?
- toename van het aantal intra-epitheliale lymfocyten: IEL > 25-30/100 enterocyten
- villusatrofie
- crypt hyperplasie: v:c ratio < 4:1
Welke classificatie wordt gebruikt voor pathologie bij coeliakie?
Marsh-classificatie
Beschrijf de Marsh-classificatie
graad 0: normaal
graad I: IEL > 25-30/100 enterocyten
graad II: graad I + v:c ratio < 4:1
graad III: graad I en II + villusatrofie (a: mild; b: marked; c: flat)
Hoeveel IEL zitten er normaal in de dunne darm per 100 enterocyten?
10 IEL/100 enterocyten
Waarmee correleert de Marsh-classificatie?
- ernst van de symptomen
- type klinische klachten
Welke 5 factoren spelen een rol bij de pathogenese van coeliakie:
1: milieu (toxische en immunogene gluten; P/Q rijke glutenpeptide)
2: genetisch (HLA-DQ2/DQ8)
3: immunologisch (innate and acquired)
4: autoantistoffen tegen tTGA
5: pro-inflammatoire trigger
Wat zijn gluten?
ziekte-activerende granen in tarwe, rogge en gerst
- gliadine, glutenine; secaline; en hordeïne
Welke aminozuren komen veel voor in gluten?
gluten zijn rijk aan glutamine (Q) en proline (P), en proline is resistent tegen enzymatische digestie in de darm, waardoor je hele lange peptiden rijk aan P/Q in de darm krijgt.
Hoe activeert een gluten peptide het innate en adaptieve immuunsysteem?
innate: door binding aan TLR-4, wordt IL-15 geproduceerd, wat de IEL activeert. De IEL induceert enterocytapoptose, wat darmpermeabiliteit verhoogt.
adaptief: activatie specifieke T- en B-lymfocyten
Wat zijn andere kandidaatgenen, naast HLA, in de pathogenese van coeliakie?
- CTLA-4: tolerantie inductie
- MYO9B: darmpermeabiliteit
- IL2/IL-21: T-lymfocyten proliferatie en differentiatie
Welk type Th respons wordt geïnduceerd door DC met immunogene glutenpetide?
pro-inflammatoire Th1 respons (TNFalpha, IFNgamma)
Wat zorgt ervoor dat glutenpeptide, die onbewerkt slecht binden aan HLA-DQ2/-DQ8, toch goed kunnen binden?
tissue transglutaminase (tTG)
Wat is de functie van tTG in coeliakie pathogenese?
tTG deamineert glutamine (neutraal) tot glutamaat (negatief), waardoor de gluten makkelijker de positief geladen pockets in HLA-DQ2/-DQ8 kunnen binden
Waardoor worden autoantistoffen tegen tTG gevormd?
BCR herkent tTG, wat in complex is met een glutenpeptide), en na verwerking zal deze B-cel een deel van het glutenpeptide presenteren aan een antigeen-specifieke Th-cel (voor dit glutenpeptide), waardoor de Th-cel de B-cel het co-stimulatie signaal geeft, zodat deze gaat differentiëren naar plasmacellen en antistoffen gaat produceren als de BCR, die tTGA herkent.
Welke antistoffen kunnen worden gemeten in het bloed bij iemand met coeliakie?
- tTGA
- EMA (EndoMysium Antistof)
- GA (Gliadine Antistof)
- DGPA (Gedeamineerd Gliadine Peptide Antistof)
Wat is de rol van anti-tTGA in de pathogenese van coeliakie?
- inhibitie van differentiatie darm-epitheel
- verhogen epitheliale permeabiliteit
- activeren monocyten via TLR4
Wat zijn mogelijke proinflammatoire triggers van coeliakie, en waar zorgen deze voor?
infectie / chemische stress / mechanische stress
- release van tTG
- verhoogde darmpermeabiliteit van de darm met gluten passage
- APC en T-cel activatie door gluten en IL-15
Wat is de therapie van coeliakie?
levenslang glutenvrijdieet (respons bij 95%)
Wat is AN-PEP?
endopeptidase van de schimmel Aspergillus niger, die peptides na proline residuen knipt, en kan dienen als een soort ‘morning after’ pil voor glutenvrijdieet fouten
Wat is RCD?
refractaire coeliakie (< 5% van coeliakie); reageert niet op een glutenvrij dieet
Welke RCD types heb je en wat zijn de kenmerken?
RCD type 1:
* geen (histologische) respons (en serologische respons) op GVD
RCD type 2:
* geen (histologische) respons (en serologische respons) op GVD en een abberante IEL populatie
Wat zijn de complicaties en survivalrates bij RCD?
RCD 1: 5y CS: 96%
- ernstige malabsorptie
RCD 2: 5y CS 60%
- ernstige malabsorptie, ulceratieve jejunitis, en soms T-cel lymfoom
RCD 2 + EATL: 8%
Welke therapie is beschikbaar voor RCD?
corticosteroïden (budesonide, evt. prednison)
Wat voor type overgevoeligheidsreactie is coeliakie?
type IV