CG/12/b Flashcards
Door welk principe zette Descartes de coherente, logische opbouw van de aristotelische natuurwetenschap op zijn kop?
Gelijkstelling materie en uitgebreidheid: alle verschijnselen deduceren met wiskundige strengheid (more geometrico)
Hele ruimte is gevuld met materiedeeltjes (want uitgebreidheid = materie) van ongelijke grootte en vorm.
p426
Welke opvattingen huldigde Aristoteles tav de methodologische fundering van natuurwetenschap?
1 - deductieve logica: Uit de eerste beginselen der dingen moeten alle verschijnselen logisch kunnen worden afgeleid
2 - natuur interpreteren adhv logische categorieen met gemeenschappelijke kenmerken (bv plaats, verandering, beweging) –> uitgaan van inherente wezenskenmerken
3 - opsporen wezenskenmerken via intelligente beschouwing (speculatie) van de natuur (experimenten die verstoring veroorzaken zijn niet toegestaan)
p425
Hoe verklaarde Descartes verschijnselen?
(mechanische) causaliteit: niet door inherente aard der dingen maar mechanisch, door botsingen en druk van omringende deeltjes.
Hierdoor overeenkomsten met atomistisch denken –> tegenstand traditionele filosofen.
p426
Welke redenatie van Descartes verschafte de heliocentrische kosmologie een mechanistische basis?
1 - hele materie bij schepping in beweging gebracht en bleef door God’s almacht gelijk.
2 - hierdoor materiewervels, waarin snellere deeltjes naar buitenste rand gedreven werden en tragere, subtielere deeltjes in centrum bleven.
3 - deze deeltjes in centrum vormden een zuiver en helder lichaam: ster. Zon ook in centrum van zo’n wervel
4 - ongelijk gevormde deeltjes haken aan elkaar en vormen groter voorwerp. Die konden soms de centrifugale beweging van wervel weerstaan –> planeten op verschillende afstanden en snelheden
5 - rond aarde ook een wervel tot aan maan. Grovere materie naar centrum gedrukt door snelle beweging subtiele materie –> gravitatie, licht, warmte, getijden, magnetisme.
p426
Hoewel Descartes veel wetenschappelijke kritiek kreeg ivm speculatie, was het erg populair, mn in Republiek. Wat heeft zijn denken WEL tot stand gebracht?
Dat het heliocentrisch wereldbeeld door het mechanicisme neit meer ter discussie werd gesteld.
p427
Waar leidde Newton’s ontevredenheid met het speculatieve karakter van de cartesiaanse hypothesen toe?
Hij zei: hypotheses non fingo (ik verzin geen (metafysische) hypothesen), maar op nauwkeurig onderzoek van de te verklaren verschijnselen.
1665: mbv Kepler’s derde wet bewijs dat voor de bewegingen van de planeten de zon een kracht vereist (omgekeerd evenredig aan kwadraat van de afstand (krachtenwet)
ook: gravitatie van voorwerpen op aardoppervlak
ook: materiedeeltjes worden tot elkaar aangetrokken met kracht die omgekeerd evenredig is aan kwadraat vd afstand
Dus: universum is lege ruimte, waarin hemellichamen slechts onderhevig zijn aan universele krachtwet (= zwaartekracht)
p427
Hoe verklaarde Newton de zwaartekracht?
Niet, wat hem op grote kritiek van tijdgenoten kwam te staan (zou tekort schieten als natuurfilosoof)
p428
Hoe ziet het newtoniaans wereldbeeld er uit?
- mechanistisch: alle verschijnselen verklaren uit interactie van deeltjes (ook zwaartekracht)
- wiskundig geordende wetmatige wereld
- verstoring van het wereldbeeld dat met Copernicus begon, was beeindigd –> nieuwe uitgangspunten overgenomen
- scheiding natuurfilosofie en natuurwetenschap definitief (syll p138)
p428
Waardoor verstomde de kritiek op traditionele universiteitswetenschap na 1650?
- ontwikkelingen en hervormingen aan universiteiten
- opkomst geleerde genootschappendie nieuwe natuurwetenschap een eigen plaats en legitimatie bezorgden
p428
Waarom waren de genootschappen belangrijk en waarom gebeurde dat onderzoek niet aan de universiteiten?
- belangrijke rol in ontwikkeling experimentele wetenschappen
- aard van onderzoek vroeg om samenwerking en organsatie –> niet voor universiteiten, waren in ancien regime onderwijsinstellingen, waar onderzoek niet kon plaatsvinden.
p428
Waar, wanneer en gestoeld op welke tradities ontstonden de eerste genootschappen?
= eind 16e eeuw
= Napels en Rome
= ging terug op literaire en humanistische genootschappen
p428
Beschrijf het karakter en omstandigheden van de genootschappen
- besloten, privaat
- bescherming van rijk/machtig persoon
- meestal geen duidelijke structuur
- uitgesproken idealisme en hervormingswil
- natuurwetenschap, techniek, magie gelijke plaats
Ideologische achtergrond:
- wetenschappelijke interesse
- hang naar empirisme
- politieke ideeen die in utopische staat werden uitgedrukt (op christelijke openbaring en experimenteel onderzoek geschoeide)
p429
Bacon was de belangrijkste utopist. De bloei van de genootschappen in de 18e S werd in belangrijke mate beinvloed door het baconiaanse streven van samenwerking en experimenteel onderzoek. Wat staat hierover in Nova Atlantis (1627)?
Op Bensalem deden de bewoners onderzoek op de volgende wijze (baconiaanse methode):
1 - geleerden verzamelen dingen en wetenswaardigheden op reizen
2 - andere groep leest boeken voor nuttige informatie
3 - derde groep doet experimenten
4 - vierde groep rangschikt de experimenten
5 - 5e groep zoekt naar nieuwe inzichten of suggesties hierin
6 - interpreters of nature trachten van uitkomsten een synthese te maken.
= democratisering wetenschapsbeoefening
p428
Met welk onderdeel van de baconiaanse methode hielden de genootschappen na 1650 zich vooral bezig? Wat had dat tot gevolg?
- hielden zich vooral met experimenteel onderzoek bezig (derde groep in Nova Atlantis)
- exclusieve aandacht voor experimenteel stond bijdrage aan conceptuele ontwikkeling van natuurwetenschappen in de weg (Accademia del Cimento)
p429-430
Welke vier genootschappen bespreekt de auteur?
Accademia del Cimento (1657-1667, Florence) Collegium Mechanicum (1626, Rotterdam, Isaac Beeckman) Royal Society (Londen, 1662) Academie Royale des Sciences (1666, Parijs)
p430-432