CG/12/a Flashcards

0
Q

Hoe onderscheid de moderne natuurwetenschap zich van de middeleeuwse?

A
  • is gebaseerd op experimenten, die in dienst staan van
  • technische manipulatie van de natuur
  • is cumulatief: eenmaal verworven kennis verliest niet haar waarde door nieuwe wetenschappelijke interpretaties

p406

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is de wetenschappelijke revolutie?

A

Er worden verschillende accenten gelegd:

1) Transformatie van het wereldbeeld, opgeven centrale positie aarde en mens; universum als wiskundige ruimte opgevat, zonder middelpunt, zonder grenzen
2) epistemologische verschuivingen: kennis niet op een autoriteit gebaseerd maar op zelfstandig, empirisch onderzoek van de natuur
3) belang van de techniek en beheersing van de natuur
4) organisatie van wetenschapsbeoefening –> communicatie, discussie en samenwerking mogelijk
5) emancipatie van de burgerij, secularisatie van de samenleving en overgang van absolutisme naar parl democratie

p404

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke rol speelde de boekdrukkunst (1450) in de wetenschappelijke revolutie?

A
  • wetensch literatuur goedkoop en massaal kunnen verspreiden
  • standaardisatie van teksten en betrouwbare cijfertabellen, kaarten en illustraties

productie wetensch lit voor 1500 zeer beperkt.

p406

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke bijdrage heeft het humanisme geleverd aan de wetenschappelijke revolutie?

A

Herontdekking van manuscripten uit oudheid (Ptolemaeus, Lucretius, Celsus. Al langer bekend: Aristoteles, Galenus ea). Gevolg was dat onaangetaste autoriteit Aristoteles aant wankelen gebracht.

Van de drie (hum, arist, neopl) de minste invloed.

p406

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke invloed had de aristotelische wetenschapsbeoefening?

A

Bezat een uitzonderlijk logische coherentie en flexibiliteit, daardoor beheerste ze academische wereld tot ver in 17e eeuw. Was geen volwaardig alternatief voor handen, tot renaissance/neoplatonisme.

p406-407

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke invloed had neoplatonisme?

A

Kwam in renaissance op. Verdrong aristotelisme. Ging uit van goddelijke Architect die wiskundige harmonie in natuur had gelegd. Het achterhalen van deze harmonie bevorderde nauwkeurige observatie natuur en had vaak doel een mystiek inzicht op t4e doen. Zoeken naar wiskundige wetmatigheden (mn astronomie) gestimuleerd door harmoniegedachte.

p407

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Was er een middeleeuwse wetenschapsbeoefening?

A

Ja.

  • de revolutionaire ontwikkelingen Nieuw Tijd zijn voorbereid door evolutie van middeleeuws denken va 13e S
  • AC Crombie: Galilei en Descartes hebben geput uit ideaal en methode voor natuurwetenschappen uit middeleeuwen (mn mechanica en optica).

Er is dus een zekere continuiteit in wetenschapsgeschiedenis.

p407

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke bijdrage had ‘de gewone man’/ambachtsman aan de ontwikkelngen van de wetenschap?

A
  • had veel feitelijke informatie (Vives en De La Ramee betrokken hen in acad ontwikkeling)
  • ontdekkingen-golf: eenvoudige lieden wisten dingen die in tegenspraak waren met filosofen
  • Boek der Natuur: geliefde metafoor. ‘Ervaring is mijn leermeesteres’ (Palissy, Da Vinci). Maar zij misten visie om dieper gaande hervorming op gang te brengen.

p408

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was de bijdrage van Vesalius (1543; De humani corporis fabrica libri septem) aan de vooruitgang?

A

Trachtte scheiding tussen theoretische kennis en praktisch onderzoek teniet te doen. Bepleitte hervorming medische wetenschap (vgl Copernicus - restauratie van goede tradities uit de oudheid).
Verschil met humanisten: directe observatie van werking natuur ipv nog nauwkeuriger studie van antieke teksten.

p410

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bepleitte Paracelsus (Theophrastus Bombastus von Hohenheim, 1515)?

A

De ervaring als enige echte toetssteen van elke wetenschap.

p410

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Descartes bepleitte de wetenschap als gezond verstand. Welke gevolgen had dat?

A
  • niet scholing of status maar de empirische inhoud en mathematische precisie van de argumenten bepalen het belang
  • emancipatie van burger (en vrouwen in de wetenschap: Fr en elders in 18e S): door intellect aanspraak maken op het recht gehoord te worden.

p411

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In 1540 verscheen De revolutionibus orbium coelestium van Copernicus, 30 jaar nadat hij de samenvatting (Commentariolus) publiceerde. Hij was bang uitgelachen te worden. Wat is het copernicaanse wereldbeeld?

A

Traditioneel: aarde staat stil in middelpunt, alle hemellichamen in cirkelvormige banen daar omheen. Berustte op kosmologische en fysische argumenten. Natuurlijke bewegingen (bv vallen steen) is naar centrum aarde toe (ondermaans). Andere hemellichamen hebben andere fysische wetten (bovenmaans). Hemellichamen maken enkel de meeste perfecte beweging: concentrische cirkel.
Bleek dat afstand, snelheid en retrograde niet verklaaard konden worden. Dus moest de astronoom dit verklaren met een combinatie van cirkelvormige bewegingen: ‘redden van de verschijnselen’.
Copernicus: wetenschap heeft hierin gefaald. Wilde astronomie terugbrengen tot zuivere vorm = meer in overeenstemming met antieke voorschiften (eigenlijk conservatief dus). Meer inherente wiskundige harmonie, dus groter inzicht in fysische opbouw heelal.
Hemellichamen maken gelijkmatige, cirkelvormige, eeuwigdurende of uit cirkels samengestelde bewegingen, want gevolg van traditionele fysica: een bolvorm maakt een cirkelvormige beweging. Ergo: de aarde ook.

p414-415

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke bewegingen maakt de aarde volgens Copernicus?

A

1) Rotatie om haar as, zonder vernietigende gevolgen. Dagelijks
2) Omwenteling om de zon. Jaarlijks. Daardoor ook retrograde bewegingen en varierende afstand van planeten tot aarde kunnen verklaren. Ook: eenduidige verklaring plaats hemellichamen en hun afstand tot werkelijke centrum: Zon.

p415-416

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is Copernicus neoplatonistisch?

A

Ogenschijnlijk: doelmatigheid heelal en centrale plaats zon wezen op kosmische harmonie. Ook verwijzing naar Hermes Trismegistus kan verband houden met neoplatonisme.

Maar: de kosmische harmonie was niet zijn drijfveer of legitimatie van zijn onderzoekingen, meer gelegenheidsargumenten.

p416

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is Copernicus een vernieuwer?

A

Nee, eigenlijk traditioneel, conservatief, want week niet af van de opvattingen van klassieke natuurwetenschap. Slechts zuiveren van astronomie van hulpmiddelen die in strijd waren met wijsgerige beginselen van de Griekse kosmologie.

p416

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De supernova van 1572 stimuleerde het astronomisch onderzoek: hemelsferen niet eeuwign en onvergankelijk. Tycho Brahe had bezwaren tegen het heliocentrisme. Welke?

A

Ongepast om aan de aarde beweging toe te kennen want:

  • stijdig met toen bekende fysische verschijnselen
  • hypothese van lege ruimte tussen planeten en sterren (stellaire parallax = enorme afstand van de sterren tot de aarde) beviel hem niet
  • bijbelse bezwaren

p417

16
Q

Welke gulden middenweg meende Brahe gevonden te hebben?

A

Planeten bewegen rondom zon, zon draait om onbeweeglijke aarde. Het was een mathematische equivalent van Copernicus’ wereldbeeld.

p417

17
Q

Kepler’s werk steunde op dat van Brahe. Wat zijn de beginselen van zijn wetenschappelijk werk?

A

1) Hele universum moet volgens zelfde natuurwetten verklaard worden (K doorbrak de oude scheiding van onder- en bovenmaans)
2) Uiteindelijke structuur van heelal moet getuigen van harmonieuze, kwantitatieve orde (= religieuze boodschap aan de mensheid, want God openbaarde zich via mathematische wetmatigheden, want alleen daar was kenvermogen mensen te vergelijken met dat van God)

Zon is middelpunt an zonnestelsel en verantw voor de fysische kracht die planeten rondvoert in hun banen.

p417-418

18
Q

Welke drie wetten leverde Kepler’s onderzoek naar hemelmechanica op?

A

1) Elke planeet beschrijft een ellipsbaan met de zon in een van de brandpunten
2) De snelheid van elke planeet is daarbij zodanig dat ze afneemt naarmate de afstand tot de zon toeneemt en groter wordt wanneer de planeet de zon nadert.
(Beide in Astronomica nova, 1609)
3) leggen van eenvoudige mathematische relatie tussen de afstanden van de planeten tot de zon en hun resp. gemiddelde snelheden. (1629)

p418

19
Q

De echte pionier van de wetenschappelijke revolutie is Galileo Galilei (1564-1642). Hij construeerde een telescoop en publiceerde zijn bevindingen. Welke waren dat en wat staafden die?

A
  • De maan is niet perfect bolvormig (net als aarde)
  • Jupiter heeft vier satellieten (hemellichamen die dus NIET om de aarde draaiden)
  • Venus bleek, net als maan, fasen te vertonen –> beweegt zich dus rond zon

Galileo geloofde dat deze bevindingen het heliocentrisch wereldbeeld van Copernicus aantoonden.

p418-419

20
Q

Hoe veranderde de visie op Copernicus na Galileo?

A
  • ging niet meer om technische correcties aan ptolemaeische astronomie
  • ging om kwalitatieve hypothesen van Copernicus: aarde roteert om as en maakt een baan om de zon.
  • Aristoteles was het doelwit (niet Ptolemaeus) –> hervorming natuurwetenschap stond nu ter discussie!!

p419

21
Q

Welke aanpak gebruikt Galileo in zijn Dialogo sopra (1632) om de aristotelische natuurwetenschap te confronteren met de moderne ontdekkingen?

A

Drie sprekers: Salviati (Galilei), Simplicio (arist wetenschap) en Sagredo (gezond verstand, niet gebonden aan autoriteit van een filosofische school)
Vier dagen:
1) aarde = 1 der hemellichamen, fysisch niet verschillend van maan/andere planeten
2) dagelijkse rotatie van aarde om as; meer algemene beschouwing bewegingsverschijnselen om Aristoteles te weerleggen
3) jaarlijkse omwenteling; moet aan de zon of aan de aarde beweging worden toegekend?
4) argument daarvoor: eb en vloed. In tegenspraak met Galilei’s eigen bewegingsleer, overtuigt niemand in het boek.

–> heliocentrisch debat op keerpunt, wetenschappelijke revolutie gaat nieuwe fase in.

p420-421

22
Q

Galilei’s opvattingen betekenden een omkeer in de benadering van de kosmos. Welke?

A

Oud: kosmos als levend organisme, als universele harmonie of doelgerichte schepping
Nieuw: natuur is bewegende machine. Natuurwetten ontleend aan bewegingsleer, mechanica.

p421

23
Q

Wie toonde in 1601 aan dat experimenteren niet genoeg was om tot ‘zekere’ kennis te komen?

A
William Gilbert (De magnete). Het laat zien hoe lastig de introductie van experimenteel onderzoek was. 
Hij maakte een grote stap an magnetische krachten van de aarde naar het magnetisme van het universum met psychische potentie. Galilei en Descartes wisten wel dat het niet zo eenvoudig kon liggen.

p422

24
Q

Welke twee zienswijzen zijn er op het komen tot ‘zekere’ kennis?

A

Galilei: experimenten zijn toetssteen op zeer bepaalde punten in ontwikkeling van een theorie
Bacon: wetenschap groeit uit een grootscheeps en aanvankelijk weinig gestuurd bijeenbrengen van zo veel mogelijk empirische informatie.

p422

25
Q

De aristotelische benadering was ideaal van wetenschap. Welke kip-ei situatie doet zich hier voor mbt experimenten?

A
  • Uit algemene beginselen worden axioma’s geconstrueerd, die als verklaring van een concreet natuurlijk verschijnsel werd aangenomen
  • Informatie uit experimenten kwam altijd in concrete omstandigheden tot stand, dus daarom konden er geen universele axioma’s uit worden afgeleid.

p422

26
Q

Hoe loste Galilei het probleem op van de toevallige omstandigheden die het resultaat van het experiment op oncontroleerbare wijze konden beinvloeden?

A

Proces van abstractie, tot het in complexe verschijnsel de wezenlijk fysische kenmerken waren onderkend. Correctheid van abstractie verifieren of aannemelijk maken door experimenten of argumenten/redenaties.
Door abstractie transponeren van resultaten concrete experimenten naar een wiskundig universum. Experimenten hebben eigen plaats in math natuurwetenschappen, zij het secundair.

p423

27
Q

Wat was de baconiaanse onderzoeksmethode? Waarom introduceerde F Bacon (1561-1626) die?

A

Traditionele wetenschappen boeken geen enkele vooruitgang meer want

  • ingewortelde denkgewoontes: Idols
  • geleerden kenden ware doel natuurwetenschap niet: mensheid nieuwe ontdekkingen en macht over natuur te geven.

Natuuronderzoek in drie fasen:
1) Opstellen natuurlijke historie: alle zintuigelijke informatie over verschijnsel bijeen brengen
2) Rangschikken op drie lijsten
a - gevallen waarin verschijnsel was waargenomen
b - sterk gelijkende gevallen waar verschijnsel niet was waargenomen (maanlicht NIET warm)
c - onder welke experimentele omstandigheden en op welke wijze kan verschijnsel beinvloed worden
3) Inductie: hypothesen vergelijken met lijsten: hyp die alle gevallen perfect kan verklaren leidde tot kennen ware ‘vorm’ en ware oorzaak verschijnsel –> onderzoeker kan verschijnsel dus naar believen reproduceren.

Vroeg een scherp intellect om de proefnemingen in juiste baan te leiden.

p424

p424

28
Q

Waar zetten Bacon’s ideeen toe aan?

A
  • stimulerende aankondiging van nieuwe natuurwetenschap
  • hoge verwachtingen experimentele wetenschap
  • amateurs doen baconiaans onderzoek, schuwden theorievorming en hechtten weinig belang aan math of kwant studies
  • buiten bereik klassieke natuurwetenschap; ontwikkelden zich grotendeels naast de wijsgerige of math georienteerde acad disciplines.
  • geen enkele experimentele methode die voor alle natuurwetenschappen geldt.

p425