Blok 7 week 8+ 9 Flashcards

1
Q

Beredeneren hoe actoren met het oog op hun belangen, culturen, middelen, interdependentie en sociale relaties integrale organiseerwijzen voor ouderen beïnvloeden;

A

..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toelichten welke veranderingen in belangen, sociale relaties en culturen zich (kunnen) voltrekken bij de ontwikkeling van samenwerkingsrelaties om integrale zorg voor ouderen te leveren en hoe deze veranderingen de ontwikkeling van integrale organiseerwijzen voor ouderen beïnvloeden;

A

? zie art godfroij

Belangen: de missie, alleen: lukt niet altijd want: samenwerkingsveband staat ver van mensen af, niet iedereen heeft ermee te maken, zelf gedeelde domeinen hebben grenzen, gevaar: focus op eigen belang is nodig, om het belang van de samenwerking te ondersteunen, een keten is zo sterk als zijn zwakste schakel en conflict en focus op eigenbelang is kracht van innovatie. Dus: Wees je bewust dat belangen, macht en middelen invloed hebben. Begrijp hoe eenieder daarop aankijkt tegen het opzetten van integrale zorg en Stop niet alleen energie in gedeelde belangen, stop vooral energie in ieders eigen belangen

Sociale relaties: zie de relaties en conclussie:
Integrale zorg lukt ook als men niet in harmonie is.
Een beetje conflict hoort erbij en kan geen kwaad
Investeer in iemand zijn persona
Somg gaat het goed mis.

Culturen (normen en waarden, ideologische consesus, normatieve integratie). en conclusie: - Het ontwikkelen van integrale zorg is complex, omdat structuren, culturen, sociale verhoudingen en belangen elkaar continu beïnvloeden
- In sw-verbanden worden integratiestrategieën ingezet, maar
o Integratie leidt ook tot fragmentatie
o Fragmentatie kan ook goed zijn
o Integreren is niet altijd realistisch of afdoende
- Top-down ontwikkelen geen waarde zonder aansluiting en ruimte voor bottom-up processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het bespreken hoe integrale organiseerwijzen voor ouderen van invloed zijn op belangen, sociale relaties en culturen van actoren.

A

zie artikel valentijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke ideaaltypische relaties zijn er?

A
  • neutrale relatie
  • symbiotische relatie –> eensgezinde realiteit
  • vijandige relatie –> innovatief concurreren
  • instabiele relatie –> gepassioneerd debat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uitleggen van de betekenis van de begrippen interdependentie, bronnen, macht, belangen, interactie, strategie, cultuur, sociale relaties, omgeving en structuur voor het realiseren van interorganisationele relaties;

A

interdependentie:

Bronnen:

Macht:

Belangen:

interactie

Strategie:

Cultuur:

Sociale relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omschrijven van de betekenis van integratie en de verschillende wijzen waarop het begrip door genoemde auteurs wordt geconceptualiseerd;

A

benson: schaakspel, politiek en macht (alles tegelijk)

Metcalf: sociale integratie centraal (verschillende stappen)

Godfroij: schaakspel benson maar dan verder uitgewerkt. Hij zegt het eindigt eig nooit

Valentijn: ander perspectief, vooral echt specifiek op samenwerking in integrale zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe conceptualiseert Benson een interoganisationele relatie?

A

substructuu: strategische positie (autoriteit/macht) –> schaaksspel

–> actieorienties (om strategische positie te behouden)
Superstructuur: evenwicht als domeinconsensus, / ideologische concensus / positieve evaluatie werk / werkcoordinatie

 Domeinconsensus = als actoren overeenstemming bereiken over de functie en het werkgebied van het netwerk
 Ideologische consensus = overeenstemming over aard van de taken en de wijze waarop deze moeten worden uitgevoerd
 Positieve evaluatie = als actoren positief oordelen over het werk van actoren in andere organisaties
 Werkcoordinatie = als actoren samenwerken en activiteiten efficient en effectief op elkaar afstemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe conceptualiseert Metcalf een interoganisationele relatie?

A

sociale integratie centraal

  • culturele integratie
  • acceptatie netwerk ideologie
  • normatieve integratie
  • communicatieve integratie
  • functionele integratie (coordinatie activiteiten en werkzaamheden)

1: ideologische concensus (organisatie moet het eens izjn over waar ze met elkaar heen gaan)
2: culturele integratie: normen/waarden/ doelen (+ het moet bij de organisatie passen)

stap 3: normatieve integraite: Hij bedoelt met deze fase dat je heel goed moet gaan nadenken over de taken, rollen en gedragingen die je moet gaan hebben om de doelen te bereiken, dus wie gaat wat doen en hoe ga je dat doen. Wat zijn de gedragscodes met elkaar, ook dit moet passen bij de organisatie. Als dat gelukt is dan pas kun je ernaar toe om de structuur op te zetten om het werk te coördineren, = stap 4

4: functionele integraite (ofwel structurele itnegratie)

stap 5: coordinatie mechanisme implementeren (zie MDO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe conceptualiseert Godfroij een interoganisationele relatie?

A

subcultuur van Benson en dan rijkere uitwerking (dus ook het schaakspel)

  • Hij zegt: ‘het eindigt nooit. Alles wat je verandert lijdt tot een reactie en een verandering, waardoor je structuren en mensen continu blijven bewegen en zaken blijven wijzigen’.
  • In model kan je beste beginnen bij ‘behoefte doeleinden orientaties en actoren’. (je bent afhankelijk van elkaar om kennis, tijd, geld van andere partijen te krijgen om integrale zorg te kunnen neerzetten. Hoe afhankelijk je bent hangt af van de macht die je hebt, hier zie je benson terug. )
  • Als ze gaan samenwerken denken ze altijd : ‘als we samenwerken, wat betekent dit nu voor mij voor de verdere toekomst? (kan zijn dat je er beter van wordt, maar kan ook dat je er slechter van wordt. Hij geeft andere strategieen dan benson, maar wel gericht om je eigen organisatie / professie in de toekomst zo goed mogelijk te houden).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe conceptualiseert Valentijn een interoganisationele relatie?

A

ander perspectief: echt specifiek op samenwerking van de integrale zorg

Kernelementen van primaire zorg en integrale zorg:
- Primaire zorg:
o Eerste contact zorg: toegang tot en gebruik van diensten voor elk nieuw probleem of een nieuwe episode van een eerder probleem
o Continue zorg: langdurig gebruik van een reguliere bron van zorg door de tijd, ongeacht de aan- of afwezigheid van een ziekte of aandoening
o Omvangrijke zorg: beschikbaarheid van een wijde range aan diensten en hun passende verdeling over het hele spectrum aan behoeften
o Gecoördineerde zorg: link tussen gezondheidszorg evenementen en diensten zodat de patiënt passende zorg krijgt voor zwel fysieke als mentale en sociale gezondheidsproblemen

  • Integrale zorg:
    o Horizontale integratie: strategieën die gelijke levels van zorg verbinden
    o Verticale integratie: strategieën die verschillende levels van zorg verbinden
    o Systeemintegratie: uitlijning van regels en beleid binnen een systeem
    o Organisatorische integratie: de mate waarin organisaties hun diensten coördineren over verschillende organisaties
    o Professionele integratie: mate waarin professionals diensten coördineren over verschillende disciplines
    o Klinische integratie: mate waarin zorgdiensten gecoördineerd zijn
    o Functionele integratie: mate waarin back-office en ondersteunende diensten gecoördineerd worden
    o Normatieve integratie: mate waarin missie, werk-waarden, etc. gedeeld worden binnen een systeem.
  • verschillende niveaus: macro: systeemintegratie / meso: organisatorische integratie en professionele integratie / micro : klinische integratie.

Functionele integratie en normatieve integratie vormen link tussen alle dimensies.

zie afbeelding ‘regenboogmodel’ (zie sv).- staat bekend als HET model van integrale zorg.

Dus:
- er moet verticale en horizontale integratie zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Toelichten dat zowel de Wgbo als de Wet BIG stamt uit een tijd dat zorgprofessionals als individuen handelden;

A

De regels zijn gebaseerd op het individu, en de wetten gelden voor het individu / individuele aansprakelijkheid ect.

Het civiele aansprakelijkheidsrecht sluit slecht aan bij situaties van gebrekkige samenhangende zorg verleend door een netwerk; de constructies en figuren van het bestaande recht sluiten niet aan. Het netwerk-begrip is geen juridisch begrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beredeneren dat deze wet- en regelgeving, ofschoon zij de belangen van de individuele patient of client bedoelt te beschermen, paradoxaal genoeg op gespannen voet kan staan met een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige zorgverlening waarin de individuele oudere centraal staat;

A

Bij kwalitatief en efficiente hoogwaardige zorgverlening is samenwerking nodig, en de wet is alleen toepasbaar op het individu / een het niet juist handelen van een individu. Zodra er schade wordt opgelopen door kleine acceptabele fouten van meerdere actoren met als gevolg ernstige schaden heeft de wet geen basis om de pt te verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toelichten welke wijzigingen wenselijk geacht worden gezien de snel veranderende zorgpraktijk en de veranderende maatschappelijke verwachtingen.

A

Veranderingen van de wet zodat samenwerking in de zorg ook juridisch te verdedigen is, en te zien is wie aansprakelijk is ect.
- Nu hebben zorgaanbieders geen plicht tot afstemming en samenwerking. (er is wel een handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg 2010

o Er zijn geen uitspraken uit het civiele aansprakelijkheidsrecht die betrekking hebben op afstemming en samenwerking tussen hulpverleners.
o Er is wél tuchtrechtspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten zorgnetwerken zijn er? en voorbeeld

A
  • zorggroepnetwerk = netwerk geinitieerd en ondersteund door zorggroepen (vaak chronisch zieken) / zorggroepen ziin altijd rechtspersoon. bv: de NDF Zorgstandaard, het diabetesprogramma.
  • gefaciliteerd zorgnetwerk (los van een zorggroep,) vb gefaciliteerde zorgnetwerken: Gezondheidscenta / Medisch coordinerende centra / regionale ondersteuningsstructuren (ROS’en). (vaak huisarts/ casemanager centrale rol)
  • acute zorgnetwerk (enige vorm die wettelijk enige erkenning heeft).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke aspecten spelen rol bij integrale zorg

A
  • sociale verhoudingen (eilanden die weinig van elkaar weten, hierarchie, persoonlijke gevoelens)
  • cultuur
  • macht, belangen, middelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoemen van de bekostigingssystemen binnen de WLZ en huisartsenzorg;

A

ziekenhuis: DBC/DOT
Huisarts:
- S3: outcome based (P4P) / S2: integrale zorg = tarief per totale behandeling pt / S1: per capita + Fee for service
- Langdurige zorg: vast tarief per zorgprofiel cleint
- thuiszorg / zelfstandig paramedici: per verrichting

17
Q

Benoemen van alternatieve bekostigingssystemen om integrale organiseervormen te kunnen bekostigen;

A

Ketenzorgbekostiging:

  • Koptarief
  • Integraal tarief
  • Populatiebekostiging
  • Uitkomstenbekostiging of prestatiebekostiging
18
Q

Het uitleggen van de samenstelling en werking van bekostigingssystemen binnen de WLZ en huisartsenzorg;

A

S1: Fee for service + capita (voor iedere ingeschreven pt een bepaald bedrag, ongeacht of deze zorg ontvangt en daarbij voor iedere verrichting een extra bedrag)
S2: integraal (eerstelijns, per diagnose maar alleen voor dm, vrm, copd en asma, tarief per gehele diagnose)
S3: P4P (zorgverbetering, verzekeraar betaalt de ‘investering’ waardoor huisarts iets kan uitproberen wat voor zowel de pt als de kosten in de toekomst gunstiger kan zijn. Hij moet kunnen aantonen wat de verwachte uitkomsten zijn.

19
Q

Bespreken van de invloed van verschillende bekostigingssystemen op de ontwikkeling van integrale organiseervormen voor ouderen;

A

van belang dat een actor er geen verlies op loopt anders zal die niet meewerken. De verschillende bekostigingssystemen kunnen daardoor de samenwerking belemmeren.

20
Q

Beredeneren hoe organisaties en professionals zich gegeven verschuivende kosten en opbrengsten kunnen gaan positioneren ten opzichte van de ontwikkeling van integrale organiseervormen voor ouderen;

A

Ketenbekostiging:

1: koptarief
2: integraal tarief
3: populatiebekostiging
4: uitkomstenbekostiging of prestatiebekostiging

21
Q

Beredeneren welke andere factoren dan de verschillen in bekostigingssystemen, die geleerd zijn in het blok, in samenhang met de verschuivende kosten en opbrengsten de positie van organisaties en professionals ten opzichte van de ontwikkeling van integrale organiseerwijzen kan gaan bepalen.

A
  • behoefte pt zal altijd voorop moeten staan, vanuit dit perspectief het ketentraject vormgegeven.
  • verschillende actoren moeten goed afstemmen en samenwerken (ideologische consensus, vertrouwen, ect.)
22
Q

Waaruit bestaat equilibrium benson:

A

 Domeinconsensus = als actoren overeenstemming bereiken over de functie en het werkgebied van het netwerk
 Ideologische consensus = overeenstemming over aard van de taken en de wijze waarop deze moeten worden uitgevoerd
 Positieve evaluatie = als actoren positief oordelen over het werk van actoren in andere organisaties
 Werkcoordinatie = als actoren samenwerken en activiteiten efficient en effectief op elkaar afstemmen.

Hypothesis of balance = de richting waarin een dimensie zich beweegt, zal tot een gelijke beweging in een andere dimensie leiden.

23
Q

Hoe wordt langdurige zorg gefinancieerd? (verpleeghuis, instelling ggz, gehandicapten)

A
  • zorgprofielen (vast tarief per zorgprofiel client), gebaseerd op gemm
24
Q

Hoe wordt thuiszorg en zelfstandige paramedici gefinancieerd?

A
  • per verrichting
25
Q

Welke 4 strategieen (actieorientaties) die de integratie beinvloeden zijn er volgens benson?

A
  • Cooperatieve strategieen (bv contractuele overeenkomst. Alleen bij gelijke macht van actoren)
  • Verstorende strategieen (andermans fondsen afnemen, programma’s dwarsbomen of zich ongevraagd op andersmans domein begeven)
  • Manipulatieve strategieen (de omgeving wijzigt doelbewust de bronnenvoorziening : veranderen van totale volumes aan middelen die een netwerk binnenstromen, ).
  • Gezaghebbende strategieen (gezaghebbende uitlijnen of herschikking, veel verschillende organisaties in netwerk kunnen dit toepassen. Denk aan: introductie van nieuwe programma’s, fomalisatie van relaties of passende reorganisatie van relaties. Essentieel is het gebruik van een dominante positie in de middelenstroom (geld en autoriteit) om de aard van programma’s en koppelingen bij ondergeschikten te specificeren.
26
Q

Welke 4 dimensies van interactie zijn er (godfroi?)

A

communicatie (bij grotere interdependentie) ,

onderhandeling (legt de nadruk op elkaar beinvloeden om tot een zo gunstig mogelijke compromis te komen. Hoe lastiger de interdependentie hoe langer de onderhandeling zal zijn) ,

besluitvorming (nadruk op resultaat van de onderhandeling)

en ruil (uitwisseling) : gaat om de daden omzetten van het overeengekomen besluit

27
Q

Welke speltype zijn er volgens godfroij?

A
  • samenwerking of cooperatie
  • coalitie
  • competitie
  • competitiebeperking
  • strijd
  • vermijding
  • fusie.
28
Q

Voordelen en nadelen koptarief

A

Voordeel: samenwerking wordt aangemoedigd doordat organisaties zelf geen kosten hebben voor het organiseren en afstemmen van de zorg

Nadeel: het tarief dekt niet alle kosten, maar brengt wel verschuivingen in kosten met zich mee

29
Q

Voordeel en nadeel integraal tarief en populatiebekostiging:

A

voordeel: verschuiving in kosten wordt meegenomen in het nieuwe budget dat de actoren met elkaar verdelen (de kosten worden niet altijd gedekt)

Nadeel: de verdeling gaat meer problemen veroorzaken, aangezien er veel discussie zal ontstaan over wie welk bedrag ontvangt. Macht speelt hierbij een belangrijke rol.

30
Q

Voordelen en nadelen prestatiebekostiging (bv kwaliteitsindicatoren, wachttijden)

A

voordeel: de verschuiving van de kosten worden gedekt, en doelmatigheid en innovatie worden afgedwongen.
nadeel: goede uitkomsten zijn lastig te realiseren bij de doelgroep(in dit geval ouderen), echt volledig herstellen zullen ze waarschijnlijk niet, wat dus resulteert in minder goede uitkomsten dan je normaliter van de revalidatie zou kunnen verwachten.


31
Q

hoe kan je als verzekeraar de organisatie sturen om de verbeteringen te implementeren? (betrek in je antwoord de financiele prikkels vna verschillende bekostigingsmodellen)

A

Een verzekeraar kan kiezen voor integrale bekostiging of een koptarief. Bij integrale bekostiging moet men het doen met 1 integraal tarief en dus zal iedereen doelmatig werken om geen geld te verliezen, de verbeteringen zullen dan makkelijker geïmplementeerd kunnen worden. Ook kunnen hierbij kwaliteitsafspraken worden gemaakt, waarmee het wordt gekoppeld aan een prestatie-/uitkomstbekostiging. Met een koptarief is samenwerking aantrekkelijk vanwege de extra opbrengsten vanuit het koptarief voor de samenwerkingsacties.

Wanneer je een zorgverzekeraar de kosten laat bepalen schuilt er een gevaar dat deze de kosten te laag inschat, waardoor de zorgverleners in de problemen kunnen komen.