blok 7 week 6 + 7 Flashcards

1
Q

De rol van kwantitatief onderzoek in een beleidsevaluatie begrijpen;

A

het geeft de effecten aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De belangrijkste uitdagingen waar observationeel onderzoek voor staat uitleggen en oplossingsrichtingen formuleren;

A

vereisten aan effectevaluatie:

  • De situatie voor de interventie bekend is (nulmeting)
  • De situatie na de interventie bekend is (nameting)
  • Een controlegroep is opgenomen
  • De situatie na de interventie kan worden afgezet tegen de gestelde doelen

Vaak niet mogelijk door : onetisch / onuitvoerbaar.

En: Gevaren sociale experimenten (voor interne validiteit) : Spillover effecten / substitutie en hawtorne effect (mensen die wisten dat ze meedoen aan experiment gaan zich ernaar gedragen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Met behulp van een conceptueel model laten zien met welke relaties rekening gehouden moet worden in de evaluatie.

A

zie conceptueel model WMO zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komt zorgbeleid tot stand?
- Wat gebeurt er allemaal ter voorbereiding van de
kabinetsformatie?
- Wat is de rol van de doorrekeningen?

A

Voorbereiding:

  • vergezichten (hoog in de doelenboom: wat zijn grote problemen/vraagstukken waarop de overheid zich moet richten? past het/ hoort het/ werkt het/ mag het/
  • Adviescommisies en notities: midden in doeleboom: wat zijn de oplossingsrichtingen voor specifieke deelproblemen?’. (bv” ‘hoe organiseren we de zorg voor thuiswonende ouderen?’), vaak uitgevoerd door ambtelijke commissies of door onafhankelijke experts
  • kaders . - wat zijn de belangrijkste uitdagingen / hoe staan overheidsfinancien ervoor? / CPB (beleidsneutrale projectiesvoor de middellange termijn en de lt, MLT basispad, vergrijzingsstudie) / Studiegroep begrotingsruimte (Ministeries, andere partijen CPB, geeft advies over beleid voor de komende jaren).
  • laag in de doelenboom: effecten op specifieke maatregelen / focust alleen op de effectiviteit (hoe-vraag) BMH: brede maatschappelijke heroverwegingen, vanuit de overheid, ministerie van financien / zorgkeuzes in kaart (voorbereiding op de doorrekening van het CPB, allee n voor de zorg).

Deel 1: doorrekening
rol doorrekening: specifiek bekijken van individuele maatregelen wat het effect is (budgetaire impact + vertalen van partijprogramma in concrete maatregelen).

Deel 2: beleidsadvies

Deel 3: keuzes in kaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vier redenen waarom bestaande wetenschappelijke studies niet passen op de beleidsvraag (ex- ante advies op basis van bestaande studie)

A

externe validiteit: 4 dingen op letten

1: specifieke sample (zijn de resultaten ook geldig als we die willen toepassen op andere populatie?).
2: hawtorne (deelnemers aan de studie gedragen zich anders dan ze normaal zouden doen)
3: speciale aandacht (in een studie wordt een interventie vaak beter uitgevoerd dan wann die daarna ‘in het echt’ wordt)

4: algemene evenwichtseffect / lange termijn effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil tussen interne en externe validiteit van een studie

A

interne validiteit = de validiteit van de studie zelf. Dus meet de studie wat het moet meten?
- betrouwbaarheid (statistische power, bij nogmaals onderzoek uitvoeren komen er dezelfde resultaten uit?) - causaliteit en design

Externe validiteit = of de resultaten van het onderzoek generaliseerbaar zijn naar andere populaties dan de studiepopulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe lees je een doorrekening van een verkiezingsprogramma?

  • Denken in afruilen
  • Wat willen de partijen met de zorg(uitgaven)?
A

Economie is keuzes maken in schaarste

  • trade-offs (afruil) –> elke maatregel heeft baten en kosten
  • Efficiency vs equity
  • Risico vs doelmatigheid.

Afruilen in doorrekening:
- Korte termijn (koopkracht, lage belastingen, hogere uitgaven) vs lange termijn (overheidsschuld, houdbaarheidssaldo)

Equity vs efficiency

  • Inkomstenbelasting maakt de inkomensverdeling gelijker (eerlijker?).
  • inkomstenbelasting verlaagt de totale werlvaart doordat werken minder loont.

Doorrekeningen geven inzicht in concrete verschillen in afwegingen van doelen tussen politieke partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ongelijkheid: lorenz curve en gini coefincient

A

Mate van gelijkheid van inkomstenverdeling (uitgedrukt in gini-coefficient).
Gebied a geeft de ongelijkheid aan. En de gini-coefficient = opp A / (opp A+B). Hoe groter de gini hoe ongelijker de inkomensverdeling is.
(zie afbeelding pp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omschrijven en vergelijken van de verschillende betekenissen en conceptualiseringen van integrale zorg;

A

integrale zorg = Een holistische benadering en samenwerking van artsen om te kunnen voldoen aan de behoeften van de patiënt, de zorg wordt om deze behoeften heen georganiseerd.

Integrale zorg is dus een benadering waarbij de fragmentatie die leidt tot ongewenste uitkomsten, wordt voorkomen door in te spelen op behoeften van de patiënt en de zorg holistisch te benaderen.

Niveaus:

  • persoon (a user led definition)
  • organisatie (a proces-based definition used bij many national goverments in order to understand the different components)
  • systeem (a health system based definition).

Actoren
- de definitie verschilt per actor, omdat actoren verschillende percepties en perspectieven hanteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Omschrijven van de doelen die worden beoogd met integrale zorg;

A
  • Zorginhoudelijk: het verbeteren van de kwaliteit van zorg, kwaliteit van leven, tevredenheid en efficiëntie, het versterken van de patiënt en het zorgen dat zij kunnen leven zoals zij wensen, 1 adres voor de patiënt (vb hogere pt tevredenheid)
  • Personeel: betere loopbaanperspectieven, tevredenheid
  • Financieel: het verbeteren van de zorgverlening in termen van kwaliteit, toegankelijkheid, financierbaarheid, het verbeteren van de doelmatigheid, het verkrijgen van middelen
  • Organisatorisch: efficiëntie in processen bereiken, het verbinden en coördineren van verschillende professies, diensten, organisaties en systemen, het bijeenbrengen van verschillende zorgvormen en vormen van dienstverlening (bijv. acute zorg, welzijn etc.)
  • Strategisch: verbeteren positie en marktaandeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uiteenzetten van de betekenis van transmurale zorg, ketenzorg, zorgketen, zorgnetwerk, diseasemanagement en zorgprogramma.

A

Transmurale zorg = ketenzorg
Ketenzorg = netwerkzorg
Zorgketen = de keten van hulpverlening in de zorg
Zorgnetwerk = gecoordineerde manier van samenwerken van een groep
Diseasemanagement = De programmatische en systematische aanpak van specifieke ziekten en gezondheidsproblemen door middel van het gebruik van managementinstrumenten met als doel de kwaliteit en doelmatigheid bevorderen. (vb diabeteszorg)
Zorgprogramma = een set afspraken met systematische aanpak van de behandeling en de zorg voor een specifieke patientengroep met een chronische aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Plaatsen van voornoemde vormen van organiseren gebaseerd op samenwerking in de context van de conceptualisatie van integrale zorg;

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoemen van de kenmerken van diseasemanagement;

A

Disease managmenet = De programmatische en systematische aanpak van specifieke ziekten en gezondheidsproblemen door middel van het gebruik van managementinstrumenten met als doel de kwaliteit en doelmatigheid bevorderen. Kijken naar een chronische ziekte van preventie tot palliatie (nazorg). Leertheorie komt hier terug, organisaties werken samen om van elkaar te leren. En zelfmanagement is heel belangrijk.

Een systematische aanpak van een bepaalde chronische ziekte van preventie tot palliatie, waarbij verschillende organisaties samenwerken en van elkaar leren en de focus ligt op zelfmanagement van de patiënt. Integrale benadering.

  • integrale benadering (samenhangend, gecoördineerd, gehele zorgcontinuüm van preventie tot palliatie)
  • voor een specifieke (chronische) ziekte of patiëntenpopulatie is
  • gericht op leren van elkaar en verbeteren van zorg
  • zelfmanagement patiënt

Kenmerken:
1: betrekking op 1 gezondheidsprobleem of gericht op welomschreven (sub) populatie

2: gerichthei op samenhang tussen de onderdelen van het zorgproces
3: sterk geprotocolleerde en op evidence gebaseerde behandeling
4: methodische educatie van patienten en hun naasten en bevordering van zelfmanagement
5: grote mate van taakherschikking van artsen naar verpleegkundige
6: een robuuste organisatiestructuur met centrale sturing door zorgaanbieders of zorgverzekeraars (in nl is hier niet zozeer sprake van)
7: focus op gebruik van een scala aan managementinstrumenten zoals op informatie gebaseerde benchmarketing
8: gebruik van moderne informatie en communicatietechnologie van andere moderne technologieen
9: grootschaligheid en indeling van patienten in behandelstromen op grond van subkenmerken
10: een samenhang bevorderende externe financiering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bespreken hoe de zorg kan worden verbeterd met diseasemanagement;

A

..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Begrijpen hoe het geleerde in module 1 over preventie, gedragsverandering en zelfmanagement met diseasemanagement een organisatorische vertaling krijgt;

A

diseasemanagement vooral gericht op zelfmanagement van pt (gedragsverandering, zelfmanagement komen erbij kijken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Benoemen en beredeneren van de overeenkomsten en verschillen tussen diseasemanagement en andere vormen van integrale zorg.

A

overeenkomsten:

Verschillen

  • DM gericht op 1 specifieke groep
  • DM gericht op kostenbesparing en daarom op evidence gebaseerd + heel erg geprotocoleerd en bij IZ is meer op verbeteren gezondheid.
  • DM gaat om sturingsmechanisme, terwijl bij IZ om de samenhang tussen de verschillende zorgvoorzieningen en zorgelementen en bovenal de behoeften vd pt.
  • DM centrale sturing en bij IZ mist dit (IZ sprake van gedeelde verantwoordelijkheid)

Diseasemangement is wel een vorm van integrale zorg, maar integrale zorg is niet per se diseasemanagement.

  • IZ is niet specifiek gericht op chronische ziekten, maar op allerlei aandoeningen.
  • IZ richt zich niet alleen specifiek op één patiëntengroep. Er zijn IZ-arrangementen die bijvoorbeeld gericht zijn op alle ouderen, ongeacht of deze dementerend zijn of niet.
  • IZ is minder gericht op het kostenelement en ‘het iets te winnen’. Alles waar afstemming de zorg kan verbeteren komt in aanmerking.
  • IZ gaat veelal uit van het organiseren van een zorgtraject vanuit een organisatie of meerdere organisaties door het realiseren van afstemming tussen die organisaties. DM is meer vraaggericht en gaat uit van de behoeften van de patiënt. (noot: IZ is ook vraaggericht, maar minder. Aanbod staat toch wat meer centraal)
  • Bij IZ worden ook niet evidence based richtlijnen gebruikt.
  • IZ is zelden gericht op ook preventie en vroegopsporing
  • Er is geen specifiek accent op substitutie naar bijvoorbeeld verpleegkundigen of casemanagement. Het wordt wel gedaan bii IZ, maar het is geen vereiste om IZ te zijn.
  • IZ is niet gericht op educatie en zelfmanagement.
  • Bij IZ is er soms een manager die het traject aanstuurt, maar meestal ligt de aansturing in handen van de professionals zelf en de verschillende managers van de betrokken organisaties.
  • Er wordt ook niet systematisch informatie verzameld, bekeken en teruggekoppeld. Vaak wordt het zelfs helemaal niet gedaan.
17
Q

Wat zijn redenen om integrale zorg na te streven? (Raak)

A
  • transactiekosten theorie (Volgens de transactiekostentheorie gaan actoren samenwerken om transactiekosten en productiekosten te verminderen. Samenwerking zou leiden tot minder transactiekosten, omdat samenwerking gebaseerd is op vertrouwen. Je hoeft als partij dan niet meer te monitoren of iemand levert wat hij moet leveren en dat correct doet. Je hebt geen controlekosten meer)
  • strategische keuze theorie
    (gaat uit van winst en groei als belangrijke doelen van strategisch gedrag van organisaties)
  • resourche dependence theory (=bronnen afhankelijkheidstheorie. Samenwerken omdat je afhankelijk bent van elkaars bronnen).
  • institutional theory (samenwerken omdat de institutionele context hen daartoe dwingt, om legitiem geacht te worden. Instituties zijn o.a. wetten, sociale normen, maatschappelijke waarden en professionele gedragscodes. )
  • leertheorie (Volgens leertheorie werkt men samen om mogelijkheden te creëren om te leren van elkaar. Samenwerking is een effectieve manier om kennis te genereren en over te dragen aan anderen. Het is een manier om technische vaardigheden en andere vormen van kennis en vaardigheden te verkrijgen. Dit leidt tot betere prestaties.)
  • steekholdertheory. (bevat de sociale verantwoordelijkheid. Vanuit deze theorie worden organisaties gezien als onderdeel van een interorganisationeel web van stakeholders met de verantwoordelijkheid om rekening te houden met legitieme claims van de stakeholders bij het nemen van beslissingen. Stakeholders zijn groepen en individuen die invloed hebben op of beïnvloed worden door organisaties. In deze benadering zijn organisaties coöperatieve systemen die relaties aangaan om hun belangen te stroomlijnen met die van andere stakeholders en onzekerheid in de omgeving te verminderen. Door hun coöperatieve aard vormen organisaties allianties om gezamenlijke doelen te bereiken en de belangen van stakeholders te dienen. )
18
Q

Hoe werkt de structurele integratiestrategie?

A

Structurele integratie = structuurvorming, functionele integratie en werkcoördinatie, integreren van structuren.

Structurele integratiestrategie: wijze van het afstemmen van de taken, functies en werkzaamheden van organisaties en professionals. Als dit niet gebeurt dan blijf je werken in aparte silo’s.
- Afstemmen producten en diensten: inhoud, omvang, plaats. Nadat je aanbod bij een vraag weet en betrokken organisaties in beeld hebt, moet je afstemming gaan realiseren. Dit kan op 3 manieren:
o Zorginhoudelijke afstemming
o Logistieke afstemming
o Personele afstemming

19
Q

wat is zorginhoudelijke afstemming?

A

Zorgen dat professionals hun zorginzet op elkaar afstemmen

  • Strategie: standaardiseren, formaliseren en multidisciplinariteit
  • Hoe? Multidisciplinair overleg, multidisciplinaire cliëntvolgende dossiers (voorkomt herhalingen etc.), protocollen en richtlijnen (wat eenieder wanneer moet doen), overdrachtsformulieren (patiënt ontlast om telkens verhaal te vertellen)
20
Q

wat is logistieke afstemming?

A

Zorgen dat de patiënt de juiste zorg op het juiste tijdstip en op de juiste plaats krijgt.

  • Strategie: geïntegreerde informatie en registratie, eenduidige criteria voor indicatie en zorgtoewijzing, signalerende en coördinerende rollen
  • Hoe? Centrale informatiepunten, centrale registratie capaciteit, cliënten, procedures, instroom- en uitstroomcriteria, opnamecommissies, casemanagers, transferrollen. Voorkomen dat patiënt te vroeg ontslagen wordt en zorgen dat deze in de juiste vervolgzorg komt.
21
Q

wat is personele afstemming?

A

Zorgen dat er altijd professionals zijn, die de juiste zorg kunnen leveren

  • Strategie: teamvorming, cliëntvolgend personeel, taakverbreding, taakspecialisatie
  • Hoe? Multidisciplinaire teams/ clustering patiënten (stroke units), paramedici die meegaan met patiënt, CVA-verpleegkundige, nazorgverpleegkundige
22
Q

wat is ketentraject? (ookwel integraal zorgtraject)

A

ketenzorg = netwerkzorg. Netwerkzorg = zorg door meerdere zorgaanbieders tegelijkertijd of opvolgend verleend

23
Q

Welke mechanisme zijn er om tot afstemming te komen in een ketentraject?

A
  • Multidisciplinairoverleg
  • multidisciplinair behandelplan casemanagement (= multidisciplinaire dossiers)
  • multidisciplinaire teams
  • taakverbreding / -taakspecialisatie.
24
Q

Voorbeelden van gebrekkige samenhangende zorg

A

1: gebrekkige samenhangende zorg als gevolg van gebrekkige communicatie en afstemming tussen zorgaanbieders
2: gebrekkige samenhangende zorg als uitkomst van een aantal (opeenvolgende) gebeurtenissen
3: gebrekkige samenhangende zorg als gevolg van gebrekkig ontwerp

25
Q

Welke theorieen zijn er wat betreft integratie

A
  • Structurele integratie: structuurvorming, functionele integratie en werkcoördinatie, integreren van structuren.
  • Culturele integratie: cultuurvorming, idealogische consensus, normatieve integratie, gedeelde cultuur, samenbrengen van mensen hier omheen.
  • Sociale integratie: positieve gevoelens, positieve evaluatie van werk, vertrtouwen
  • Strategische integratie = Integratie belangen, macht en middelen: domeinconsensus, interdependentie-bewustzijn, je moet het gevoel hebben afhankelijk te zijn van elkaar om samen te werken. Mensen willen macht niet kwijtraken of juist meer macht vergaren.
26
Q

Beredeneren waarom, waar en hoe integratie tot fragmentatie leidt bij het ontwikkelen van ketentrajecten voor ouderen;

A

multidisciplinair overleg –> Minder mogelijkheden voor monodisciplinaire verdieping en overleg

specialisatie van taken, coordinerende rollen –> differentiatie, nieuwe schakels in proces

multidisciplinaire dossiers –> niet in plaats van, maar er bovenop, niet voor iedereen even toegankelijk

verplaatsen personeel –> niet in eigen organisatie wanneer nodig

protocollen, richtlijnen –> afwijken van de gemiddelde norm?

27
Q

Wat is observationeel onderzoek? en waarop letten?

A

Verzamelen van data zonder de situatie te veranderen. Wanneer een experiment niet mogelijk is, blijft observationeel onderzoek over. Je hebt hierbij geen twee willekeurige groepen meer, maar een deel die aanslaat en een deel die dat niet doet op het effect. Centrale probleem: Het wel of niet reageren op een beleidsverandering kunnen we nu niet meer randomiseren. Hierdoor verschilt de ‘behandelde’ groep van de controlegroep.

uitdaging: er zijn verschillen, tussen de behandel en controle groep: of verschillen over tijd, die we niet goed meenemen.

Risico: we vinden niet het werkelijke effect van een bepaalde interventie

28
Q

Wat is een quasi experiment?

A

Wanneer er geen willekeurige toewijzing aan de behandel/controle groep is, maar je wel een ander willekeurig element kunt gebruiken om de twee groepen vergelijkbaar te maken. Bv. Een groep die op 1 januari 2020 geboren is en een groep die op 31 december 2019 geboren is. Groepen lijken enorm op elkaar maar je kan wel voor de een wel een interventie doen en voor de ander niet.

Bijvoorbeeld:

  • Wanneer een willekeurige schok alleen voorkomt bij een deel van je populatie
  • Wanneer een beleidsmaatregel alleen geldt voor een deel van je populatie
29
Q

Waarom is het lastig om beleid te evalueren?

A
  • De doelen zijn niet altijd helder
  • Geen constante situatie
  • Vaak onmogelijk om een sociaal experiment uit te voeren
  • Observationeel onderzoek: de ‘behandelde’ groep verschilt van de controlegroep.
  • Kennis van de context nodig om de resultaten te duiden (kan je de resultaten van bv. een Chinees onderzoek gebruiken voor je evaluatie in Nederland)
30
Q

Hoe werken doorrekeningen?

A

Deel 1:

1: het basispad
- startpunt: hoe ziet de economie en overheidsuitgave en inkomsten eruit zonder nieuw beleid?, lt zorguitgaven: demografie/gezondheid/groei rest vd economie

2: effecten van een maatregel
- wat zijn effecten van concrete plannen van een politieke partij of kabinet? (budgetaire effecten / gedragseffecten / macro-economische effecten / inhoudelijke effecten).

3: effecten op midden- en lange termijn
- midden: maatregel in 1 x ingevoerd of in stapjes?

31
Q

Waar op letten bij beleidsevaluaties?

A

Beleid is uiteindelijk een afweging tussen verschillende maatschappelijke doelen
- Aan de politiek hoe deze doelen te wegen

Beleidsadvies richt zich op verschillende aspecten binnen deze doelenafweging

  • Lange termijn, grote vragen
  • Korte tremijn, specifieke effecten

Doorrekeningen geven inzicht in concrete verschillen in afwegingen van doelen tussen politieke partijen

Bekijk berekeningen van beleidseffecten kritisch

  • Empirisch bewijs vaak niet volledig toereikend
  • Sterk gericht op economische effecten, minder op maatschappelijke haalbaarheid of uitvoerbaarheid (denk aan de toeslagenaffaire)
32
Q

Wat is integrale zorg?

A

Integrale zorg is uitgaan van de hulpvraag van de individuen, echt kijken naar wat zij nodig hebben en waar zij behoefte aan hebben. Samenwerken opdat een patiënt gegeven zijn vraag continuïteit van zorg krijgt (juiste zorg, juiste plaats, juiste tijdstip). Vroeger werd alles op een losse manier ingezet  ondoelmatigheid en gebrek aan continuïteit  behoefte aan integratie.

33
Q

Wat is culturele integratie?

A

cultuurvorming, idealogische consensus, normatieve integratie, gedeelde cultuur, samenbrengen van mensen hier omheen.

34
Q

Wat is sociale integratie?

A

positieve gevoelens, positieve evaluatie van werk, vertrtouwen

35
Q

Wat is strategische integratie?

A

= Integratie belangen, macht en middelen: domeinconsensus, interdependentie-bewustzijn, je moet het gevoel hebben afhankelijk te zijn van elkaar om samen te werken. Mensen willen macht niet kwijtraken of juist meer macht vergaren.

36
Q

Doel integrale zorg:

A

Doel van integrale zorg is het verbeteren van de gezondheid, verhogen van de kwaliteit van zorg en het verminderen van de kosten van zorg (triple aim) (Schrijvers, 2017).

Doelen en uitkomsten voor organisaties zijn:

  • Zorginhoudelijk: het verbeteren van de kwaliteit van zorg, kwaliteit van leven, tevredenheid en efficiëntie, het versterken van de patiënt en het zorgen dat zij kunnen leven zoals zij wensen, 1 adres voor de patiënt
  • Personeel: betere loopbaanperspectieven (omdat er meerdere gradaties ontstaan in functies) tevredenheid (fijnere werkplek)
  • Financieel: het verbeteren van de zorgverlening in termen van kwaliteit, toegankelijkheid, financierbaarheid, het verbeteren van de doelmatigheid, het verkrijgen van middelen
  • Organisatorisch: efficiëntie in processen bereiken, het verbinden en coördineren van verschillende professies, diensten, organisaties en systemen, het bijeenbrengen van verschillende zorgvormen en vormen van dienstverlening (bijv. acute zorg, welzijn etc.)
  • Strategisch: verbeteren positie en marktaandeel
37
Q

Niveaus Kodner en Spreeuwenberg 2002 integrale zorg:

A
  • Niveau financiering: Hoe de zorg is georganiseerd vloeit vaak voort uit de wijze waarop het wordt gefinancierd. Een financieringsstructuur die integrale zorg promoot is daarom gewenst. Methoden zijn: samenvoegen van financieringsbronnen, capitation
  • Bestuurlijk niveau: Eenzelfde geldt voor de wijze waarop de overheid bestuurlijke en wettelijke functies structureert. Methoden zijn: decentralisatie van verantwoordelijkheden, intersectorale beleidsvorming en planning, gezamenlijke zorginkoop
  • Organisatieniveau: Op organisatieniveau dient samenwerking en coördinatie gerealiseerd te worden door bijvoorbeeld netwerkvorming, gezamenlijke programma’s, overdrachtsafspraken
  • Zorgverleningniveau: Hoe personeel is opgeleid, hun taken en verantwoordelijkheden etc. is van grote invloed op zaken als toegankelijkheid, flexibiliteit, continuïteit, tevredenheid. Op dit niveau zijn methoden: gezamenlijke training, gecentraliseerde informatiesystemen, multidisciplinaire teams
  • Klinische niveau: Het samen begrijpen van behoeften, een gezamenlijke taal, het gebruik van standaarden, continue communicatie en feedback zijn hier van belang
38
Q

Welke verschillende vormen van integrale zorg zijn er?

A
  • Horizontale integratie (tussen zorgorganisaties, sociale organisaties en andere zorgaanbieders gericht op ontwikkeling van multidisciplinaire teams voor een specifieke doelgroep)
  • Verticale integratie (primaire, maatschappelijke, ziekenhuis- en tertiaire zorgdiensten werken samen in protocol-gedreven zorgpaden voor specifieke aandoeningen)
  • Sectorale integratie (binnen een sector bv. een combinatie van horizontaal en verticaal)
  • Mensgerichte integratie (tussen aanbieder en patiënt en andere zorggebruikers om mensen te betrekken en sterken middels educatie, SDM, zelfmanagement en betrokkenheid van de gemeenschap)
  • Volledige systeemintegratie (omarming van publieke gezondheid om zowel populatie-gebaseerde als persoonsgerichte zorg aan te moedigen, focus op meerdere behoeften van hele populaties, niet alleen groepen of ziekten)
39
Q

Welke 2 vormen van integratie heb je?

Welke perspectieven?

A

Top-down: integratie van verschillende aanboddelen op elkaar (vanuit professional/beleid)

Bottum up: integratie van aanbod op de vraag (vanuit de pt)

1: zorgorganisatie (macro), proces (managers, en sociale wetenschappen), patient