Blok 6 week 6 Flashcards

1
Q

Hoe is een verzekeringspremie opgebouwd?

A

1: risicopremie (=verwachte schade = P*x).
2: veiligheidsopslag en winstopslag
3: kosten - opslag. (voor premiecalculatie, zorginkoop, adverteren, schadeafhandeling, administratie, fraudebestijding ect. = bedrijfskosten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke 2 statistische methode zijn er om ‘risicopremie’ te bepalen?

A

1: simpele methode (kruistabel)
2: structuur aanbrengen (regressiemodel oid.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleggen waarom en hoe een ongereguleerde verzekeringsmarkt tendeert naar homogene premie-risicogroepen (i.e. het equivalentiebeginsel);

A

ongereguleerde verzekeringsmarkt: gemm verzekeringskosten voor alle groepen –> mensen met laag risico stappen uit de boot waardoor de premies oneindig hoog worden en de verzekeraar failliet gaat. Om dit tegen te gaan: equivalentiebeginsel (=de premie wordt gerelateerd aan het risico wat hij door de verzekering wilt dekken): dit kan door middel van: premiedifferentiatie / risicoselectie en productdifferentiatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleggen waarom premie-risicogroepen in de praktijk vaak in zekere mate heterogeen zijn en hoe dat kan leiden tot anti-selectie (‘adverse selection’);

A

door

  • maatschappelijke druk en overheidsregulering
  • zelfregulering binnen branche
  • kosten vs opbrengsten premiedifferentiatie
  • mate van marktverzadiging
  • mate van variantie in verwachte schade.

–> hierdoor heterogene groepen
anti-selectie: prijs voor groep, mensen met laag-risico stappen uit de boot (omdat de betalingsbereidheid lager is dan de premie die gebaseerd is op gemm kosten ipv verwachte kosten) –> adversed selection.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleggen waarom anti-selectie een principaal-agentprobleem is en hoe een (zorg)verzekeringsmarkt hierdoor kan falen

A

anti-selectie:

principaal-agentprobleem: informatieongelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Effecten van anti-selecti

A
  • onderverzekering van lage risico’s (–> welvaartsverlies door financiele risico’s en ontoegankelijkheid van dure zorg)
  • mogelijk ook: opwaardse premiespiraal (–> instabiele markten en onbetaalbare premies).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat beinvloed de verzekerbaarheid van een risico?

A

meer:

  • als de grootst mogelijke schade kleiner is
  • gemm schade per gebeurtenisssen, naarmate die kleiner is is het risico meer verzekerbaar
  • beperktere verzekeringsdekking
  • als de gebeurtenis een meer stochastisch karakter (minder goed voorspelbaar, als je weet dat de schade gaat optreden dan krijg je minder snel een verzekering).
  • als de frequentie van de gebeurtenis hoger is (de wet van de grote aantallen)
  • de moral hazard minder optreedt.
  • De verzekeringsdekking beperkter is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe komt het equivalentiebeginstel tot uiting

A
  • premiedifferentiatie (premie aanpassen aan risico)
  • risicoselectie (risico aanpassen aan premie)
  • productdifferentiatie (verzekeraar biedt meerdere producten aan).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vindt risicoselectie plaats?

A
  • selectie door consumenten

- selectie door verzekeraar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan verzekeraar marktinstabiliteit als gevolg van antiselectie tegengaan?

A
  • premiedifferentiatie
  • product differentiatie
  • risicoselectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly