4.2 farmacokinetiek: effecten van veroudering Flashcards

1
Q

wat zijn top 3 farmaca bij ouderen?

A

cardiovasculaire middelen (hartfalen )

psychofarmaca (antidepressiva, antipsychotica, hypnotica etc)

analgetica (pijnstillers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

veranderingen absorptie bij veroudering

A

slikproblemen vanwege minder slokdarmmotiliteit

afhankelijk van molecuulgroottem vetoplosbaarheid, pKa, pH, mobiliteit maag- darm kanaal, grootte darmoppervlak

first pass effect / biologische beschikbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verandering distributie bij bejaarden

A

lichaamssamenstelling is veranderd (meer vet, minder lichaamswater)–> lipofiele stof heeft een groter/ kleiner verdelingsvolume

plasma albumineconcentratie is gedaald–> minder bindingsplaatsen–> meer vrije fractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

metabolisme veranderd bejaarden

A

levervolume- en doorbloeding nemen af met de leeftijd–> minder hepatische klaring

vooral afname fase I metabolisme (door CP450 enzymen)

weinig verandering fase II

denk aan genetische factoren, enzyminductoren en -remmers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verandering eliminatie bejaarden

A

nierfunctie en -doorbloeidng verminderen met leeftijd–> minder renale klaring

plasma renine concentratie daalt met het ouder worden–> aldosteron secretie daalt–> risico hyperkaliemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarvan is steady state concentratie Css afhankelijk?

A

afhankelijk van dosis, Vd, halfwaardetijd en doseringsinterval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer Css vooral controleren?

A

bij farmaca met geringe therapeutische breedte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is formule Css?

A

Css= (D x t1/2)/ (Vd x In2 x T)

D= dosering
t1/2= halfwaardetijd
Vd= verdelingsvolume
T= doseringsinterval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn gevolgen hogere Css?

A

krachtigere (bij)werking

grotere kans op interactie met andere farmaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

war zijn farmacokinertische interacties?

A

absorptie: maag/darm motiliteit
verding: eiiwtbinding
metabolisme: enzyminductoren
eliminatie: stoffen die urineflow/ pH beïnvloeden
additief (1+1=2)
synergie/ potentiering (1+1=4)
antagonisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is farmacodynamiek bj ouderen?

A

dichtheid en gevoeligheid van receptoren kan veranderd zijn, alsmede het signaaltransductie systeem

gevolgen ziekte

verminderde compensatie (bijv minder baroreceptorfunctie )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn verschillen tussen man en vrouw?

A

vrouw tragere maaglediging en minder zuurproductie

man lager, zwaarder, groter bloedvolume en spiermassa, relatief minder vet

fase I sneller bij vrouwen, fase II sneller bij mannen

renale uitscheiding sneller bij mannen

vrouwen gebruiken meer geneesmiddelen en worden 5 jaar ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly