3.3: Cytogenetische afwijkingen Flashcards

1
Q

Waarom kijken naar chromosomale afwijkingen bij een leukemie belangrijk is:

A
  • Relevant voor diagnose
  • Bepalend voor prognose
  • Gerelateerd aan respons op chemotherapie
  • Identificeren van betrokken genen: hierdoor mogelijkheden voor therapie ontwikkeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Detecteren van genetische afwijkingen

A
  • Klassieke cytogenetica
  • Moleculaire cytogenetica
  • Moleculaire diagnostiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Klassieke cytogenetica

A
  • Gebandeerde metafasen (cellen lopen vast in metafase door mitose blokker)
  • Gebalanceerd = geen verlies van materiaal en niet-gebalanceerd = chromosomaal materiaal is verloren gegaan of erbij gekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Moleculaire cytogenetica

A
  • Fluorescente in situ hybridisatie (FISH)
  • Array (SNP array)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Moleculaire diagnostiek

A
  • RQ-PCR (fusie genen)
  • Q-PCR
  • Sequencing (Sanger -> NGS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

FISH

A
  • Je moet van tevoren weten welk deel er getarget moet worden (probe selectie) -> probe kan aan complementaire streng in DNA binden
  • Metafase FISH: FISH op gekweekte (delende) cellen (lymfocyten, leukocyten, solide tumoren)
  • Interfase FISH: FISH op kernen van niet/slecht delende cellen (snelle analyse, beoordeling obv aantal signalen) (evt fusie-signaal of break-apart probes)
  • Als ze dichter dan 3 korrels uit elkaar liggen dan tellen we het als een fusiesignaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Array (SNP array)

A
  • Resolutie voor detectie van ongebalanceerde chromosoomafwijkingen nog hoger dan in FISH
  • SNP markers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

SNP’s

A

Single Nucleotide Polymorphism: op 1 basepositie zowel de ene base als de andere base kan hebben zonder dat dat tot klinische consequenties leidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soorten deleties:

A
  • Terminaal: aan het eind
  • Interstitial: in een arm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Soorten Inversie:

A
  • Paracentric: binnen een chromosoom arm
  • Pericentric: rond een centromeer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Complex karyotype

A

Meer dan 3 chromosomale afwijkingen in het karyotype van een patiënt gezien: dit bij AML heeft een slecht prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Monosomaal karyotype

A

Patiënt heeft een complex karyotype waarbij:

  • 2 Monosomieën (geen X of Y)
  • 1 monosomie en een structurele afwijking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Problemen bij multiple myeloom

A
  • Moeizaam bij chromosomen onderzoek
  • Laag % afwijkende cellen in beenmergaspiraat
  • Afwijkende cellen delen niet of nauwelijks onder lab condities
  • Resultaat vaak normaal karyotype, met afwijkende FISH op interfase kernen
  • Oplossing: hoger % plasmacellen nodig -> zuivering van de plasmacellen -> Zuivering met anti-CD138 kit (marker dat op membraan van plasmacellen tot expressie komt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly