3.2 Regulatie van de hartpomp Flashcards

1
Q

Het hart bestaat uit verschillende fasen:
- ventricular diastole
- atrial systole
- ventricular systole (isovolumetric fase)
- ventricular systol (ejection phase)
- ventricular diastole (isovolumetric fase)

We gaan ze allen systematisch langs (zie ook slide 4 ppt). Wat gebeurd er tijdens de ventricular diastole? (qua vulling/ejectie/stand van kleppen)

A

Dit wordt ook wel de passieve/vroege vulling genoemd. De outlet valves (aorta/pulmonalis) zijn dicht, de AV-kleppen zijn open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe veel % van de vulling is passief in gezonde mensen?

A

90%

(dit gebeurd dus in de passieve vullingsfase / ventricular diastole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurd er na de ventricular diastole?

A

‘atrial boost/kick’, ofwel de atria trekken samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe veel % wordt er de ventrikels in gepompt door de atria (in gezonde mensen)

A

10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welk deel van de ECG komt de ‘atrial kick/boost’ overeen?

A

P-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is atriumfibrilleren schadelijk voor je pompfunctie?

A

Nee, het atrium doet toch ‘maar’ 10%, dus hier heb je vrij weinig last van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is atriumfibrilleren dan toch schadelijk?

A

Omdat door fibrilleren er bloedstolsels kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe noemen we het volume aan het einde van de atrial systole?

A

Eind-diastolisch volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er naar de atrial systole?

A

Dan is er isovolumetrische contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke kleppen zijn gesloten tijdens de isovolumetrische contractie

A

Allen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De systolische fase bestaat uit 2 delen, namelijk de isovolumetrische contractie en de ….

A

ejectiefase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welk deel van de ECG komt het eerste deel van de systolische fase overeen (isovolumetrische contractie)?

A

QRS-top

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat maakt dat er in de systolische fase wordt overgegaan van isovolumetrische naar ejectiefase?

A

Als de druk in de ventrikels hoger is dan in de aorta gaan de ‘outlet valves’ open (aorta- en pulmonalisklep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurd er na de systolische fasen?

A

Isovolumetrische relaxatie (start diastole)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met welk deel van de ECG komt de isovolumetrische relaxatie overeen?

A

T-top (want er is repolarisatie van de ventrikels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke kleppen zijn gesloten tijdens de isovolumetrische relaxatie?

A

Allen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke fase start er na de isovolumetrische relaxatie?

A

De ventriculaire diastole / passieve vulling (ofwel de AV-kleppen gaan open, en we zijn weer bij het begin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het stroke volume / slag volume?

A

Verschil van eind-diastolisch en eind-systolisch volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bestudeer goed het plaatje op slide 10 van de ppt

A

oki

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als we kijken naar de druk-volume relatie middels een grafiek in het linker ventrikel (zie slide 14 ppt), beschrijf wat de horizontale lijn is linksonder -> rechtsonder, de stijgende lijn naar rechtsboven, de horizontale lijn naar linksboven, en de dalende lijn naar linksbeneden

A

Linksonder -> rechtsonder: vullingsfase
Rechtsonder -> rechtsboven: isovolumetrische contractie
Rechtsboven -> linksboven -> ejectiefase
Linksboven -> linksonder: isovolumetrische relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beschrijf op welke plekken in de druk-volume grafiek van het linker ventrikel welke kleppen open/dicht gaan

(zie slide 14 ppt)

A

Linksonder: mitraalklep gaat open
Rechtsonder: mitraalklep sluit
Rechtsboven: aortaklep opent
Linksboven: aortaklep sluit

22
Q

Wat is de gemiddelde stroke volume / slagvolume van een gezond persoon?

A

80 ml/slag
(berekend door EDV (120) - ESV (40))

23
Q

Wat is de formule voor het berekenen van de ejectiefractie?

A

Ejectiefractie = (EDV - ESV) / EDV

24
Q

Wat is de ejectiefractie bij gezonde personen gemiddeld?

A

60-70%

25
Q

Bij hoeveel procent ejectiefractie spreekt men van (systolisch) hartfalen?

A

<45%

26
Q

Als het slag/ejectievolume is verminderd heeft het hart twee manieren om te compenseren daarvoor. Welke?

A

Vaker pompen (verhoogde hartfrequentie) en harder contraheren van hartspiercellen

27
Q

Wat hebben Frank-Starling uitgevonden?

A

Als het eind-diastolisch volume toeneemt, neemt de druk/contractie van myocardcellen ook toe

(dus bij inspanning gaan je hartspiercellen meer kracht leveren)

28
Q

Het mechanisme dat achter het Frank-Starling mechanisme zit is nog onbekend, maar wat zijn de twee theorieën die we hebben?

A
  1. Dikke/dunne filment gaan meer optimaal op elkaar zitten zodat er meer actine met myosine kan binden
  2. Meer calcium wordt gebonden aan het troponine-eiwit waardoor meer myosine-kopjes kunnen binden
29
Q

We duiken even de cel van een hartspier in… welke twee componenten/eigenschappen van de hartspier bepalen uiteindelijk het slagvolume?

A

De stijfheid en de contractiliteit

30
Q

Als de lengte van een hartspier toeneemt, wordt deze …

A

stijver

31
Q

We hebben gezien dat als lengte van een hartspier toeneemt, dat deze dan ook stijver wordt. Wat is het gevolg hiervan?

A

Daardoor kan het meer kracht leveren en kan de druk toenemen in het hart

32
Q

Stelling: de stijfheid van een hartspiercel heeft alleen invloed tijdens de systolische fase op de contractiliteit

A

Niet waar, ook in rust is de spier stijver

33
Q

Wat gebeurd er bij een verlengde/verstijfde hartspier in aanwezigheid van calcium?

A

Bij een toegenomen lengte is er meer contractiliteit in aanwezigheid van calcium

34
Q

Als je ouder wordt, worden je hartspiercellen slapper/stijver

A

stijver (door fibrose)

35
Q

Als we kijken naar de verhouding tussen eind-diastolisch en eind-systolische druk/volume relatie (slide 19 van de ppt). Wat gebeurd er met de eind-diastolische druk/volume relatie bij stijfheid van het hart? Gaat de lijn omhoog/omlaag?
(+ waarom)

A

Omhoog (ventrikels kunnen minder goed vullen omdat er meer weerstand/minder elasticiteit is)

36
Q

Wat gebeurd er bij ouderen waarbij er verstijfdheid is waardoor het eind-diastolisch druk-volume-relatie verhoogd is?

A

De atria gaan harder werken om te compenseren dat de ventrikels minder goed gevuld kunnen worden

37
Q

Wat gebeurd er met de eind-diastolisch druk/volume relatie bij ischemisch/systolisch hartfalen?

A

Deze wordt vlakker/lager omdat het slagvolume afneemt (een deel van de hartspier is stuk, waardoor het niet meer kan contraheren)

38
Q

Samengevat:
- bij diastolisch hartfalen gaat de volume-druk relatie omhoog/omlaag omdat er verminderde contractie/ontspanning is
- bij systolisch hartfalen gaat de volume-druk relatie omhoog/omlaag omdat er verminderde contractie/ontspanning is

A

diastolisch: omhoog door verminderde ontspanning

systolisch: omlaag door verminderde contractiliteit

39
Q

Met medicijnen kunnen we een chronotroop effect toedienen, waar grijpt dit dan op aan?

A

heart rate

40
Q

Wat is positief lusitroop?

A

toename relaxatie

41
Q

Wat is positief inotroop?

A

toename contractiekracht

42
Q

Welke onderdelen hebben invloed op de cardiac output?

A

Stroke volume
- eind-diastolisch volume (preload)
- contractiliteit spiercellen (NA)
- perifere weerstand (afterload)

en hartfrequentie!

43
Q

Waar zorgt noradrenaline (NA) nog meer voor naast een verhoogde hartfrequentie?

A

een verhoogde contractiliteit (door binding beta-receptoren –> activatie protein kinase A –> meer calcium in cel)

44
Q

Waarom zou je iemand met systolisch hartfalen (lage contractiekracht) een beta-blokker geven (die de contractiliteit van het hart verminderd)?

A

de diastolische fase wordt verlengt (vullingsfase wordt verlengt) waardoor er meer volume kan worden uitgepompt + je brengt het hart tot rust

(werkt dus niet bij diastolisch hartfalen!)

45
Q

Door welk mechanisme is er een positief inotroop effect?

A

fosforylatie van L-type Ca-channels –> meer calcium tijdens systole –> meer contractiliteit

46
Q

Door welk mechanisme is er een positief lusitroop effect?

A

fosforylatie van fosfolamban (PLB) en tropinin-I (TnI) –> afname ‘blokkade’ SERCA (PLB) en minder gevoelig calcium (TnI) –> meer relaxatie

47
Q

Wat zien we dus met een curve waarbij we de kracht tijdens een contractie uitzetten tegen de tijd bij een positief inotroop en positief lusitroop medicijn (ofwel beta-blokker)?

A

De piek wordt hoger, stijler, en is ook eerder weer gerelaxeerd (dia 27 ppt)

48
Q

Welke 3 componenten zorgen ervoor dat je bijv tijdens sporten een hogere cardiac output hebt?

A
  1. verhoogde hartfrequentie
  2. eind-diastolisch volume toename –> Frank-Starling mechanisme –> meer kracht
  3. beta-adrenerge stimulatie van hartspiercel –> positief inotroop/lusitroop

beter samentrekken en beter slagvolume

49
Q

Waardoor ontstaat verstijving van de hartspier?

A
  1. verhoogde bloeddruk
  2. ouderdom (fibrose)
  3. concentrische hypertrofie (dikkere wand, dunne lumen)
50
Q

Vul in: het stroke volume wordt minder bij
- meer/minder preload
- meer/minder afterload
- meer/minder inotropie (kracht)
- meer/minder lusitropie (relaxatie)

A

Het stroke volume wordt minder bij:
- minder preload
- meer afterload
- minder inotropie
- minder lusitropie

(slide 34)

51
Q

Als we kijken naar de druk/volume relatie, neemt de onderste of bovenste lijn dan af bij systolisch hartfalen?

A

De bovenste lijn wordt minder (want verminderde contractiliteit)

(slide 44)

52
Q

Als we kijken naar de druk/volume relatie, neemt de onderste/bovenste lijn dan toe bij diastolisch hartfalen?

A

De onderste lijn wordt hoger (want hart kan minder goed vullen, de contractiliteit is wel hetzelfde en soms zelfs hoger door verstijving)

(slide 44)