2.5 Histologie en biochemie: nier en urinewegen Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van de nieren?

A
  • Filtratie van bloed (secretie afvalstoffen, resorptie voedingsstoffen)
  • Productie hormonen (EPO (rode bloedcellen), renine (RAAS))
  • Regulatie vocht- en ionenbalans
  • Regulatie zuur-base-evenwicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor arterien lopen er tussen de lobi?

A

interlobaire arterieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De interlobaire arterien vormen boogarteries. Hoe worden deze ook wel genoemd?

A

arcuate artery

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vertakt de interlobular arterie in?

A

Afferent arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar momt de afferente arteriole in uit?

A

glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat komt er na de glomerulus?

A

efferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dus, wat is de ‘weg’ die een bloedcel aflegt vanaf de renal arterie naar de renal vein?

A

Renal artery -> segmental artery -> interlobular arteri -> arcuate artery -> interlobular artery -> afferent arteriole -> glomerulus -> efferent arteriole -> peritubular capillaries / vasa recta -> interlobular vein -> arcuate vein -> interlobular vein -> renal vein

kijk vooral plaatje in Vanders!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke ‘weg’ loopt het urine?

A

Voorurine -> proximale tubulus -> lis van Henle -> distale tubulus -> verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat voor soort weefsel zit er om de glomerulus heen?

A

Gefenestreerde capillaire zonder diafragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(herhaling) Wat zijn de vier verschillende typen capillairen?

A
  1. Continue capillairen: ononderbroken endotheellaag met lamina basalis
  2. Gefenestreerde capillairen met diafragma
  3. Gefenestreerde capillairen zonder diafragma
  4. Discontinue capillairen/sinusoïden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De capillairlussen zijn aan de buitenkant bekleed met speciale cellen… welke?

A

podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tussen het bloed en de filtratieruimte zitten 3 filters (ter hoogte Glomerulus), welke?

A
  1. Endotheliale fenestrae
  2. Basale membraan (versmolten)
  3. Filtratiespleten tussen pedikels: met diafragma!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het epitheel van het kapsel van Bouwman gaat over van … epitheel naar …. epitheel in de proximale tubuli

A

plat -> kubisch epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke cellen bekleden het viscerale blad? en welke het pariëtale blad?

A

Viscerale blad: podocyten
Pariëtale blad: plaveiselepitheel gaat over in kubisch epitheel in proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit wat voor type cellen bestaat het bindweefsel tussen de capillairen in het kapsel van bouwman?

A

Mesangiumcellen (soort macrofagen) (en mesangiale matrix en podocyten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurd er in de proximale tubulus?

A
  1. Terugresorptie van glucose, zouten en aminozuren
  2. Passieve terugresorptie van water (door concentratiegradient en aquaporines)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn histologische kenmerken van de proximale tubulus?

A
  • Kubisch epitheel met borstelzoom (microvilli)
  • Instulpingen basale grensvlak met veel mitochondriën

Verder zien we heel veel mitochondria (voor ATP) en microvilli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

We verlaten de cortex en gaan naar de medulla van de nier, waar we terecht komen in de lis van Henle. Wat is de functie hiervan?

A
  1. Dun afdalend deel: water transport richting interstitium (interstitium is hypertoon)
  2. Dik opstijgend deel: impermeabel voor water (Na+ en Cl- richting interstitium)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn histologische kenmerken van de lis van Henle?

A
  • Afdalend deel: platte epitheelcellen met korte microvilli (kernen puilen uit in lumen)
  • Opstijgend deel: kubisch epitheel (lijkt op epitheel vd distale tubulus)
20
Q

Hoe kan je histologisch de distale tubulus herkennen?

A

Geen microvili meer aanwezig, lichte kern, ook veel mitochondria (distale epitheelcellen belangrijk voor resorptie van ionen vnl Na+)

Kenmerken:
- Geen borstelzoom
- Instulpingen basale grensvlak met mitochondriën

21
Q

https://en.wikipedia.org/wiki/Intraglomerular_mesangial_cell#/media/File:Renal_corpuscle-en.svg

bekijk dit plaatje goed

A

yes sir

je hoeft de cellen van het juxtaglomerulaire apparaat niet te herkennen! (enkel functie)

22
Q

Het juxtaglomerulaire apparaat bevat 3 celtypen die belangrijk zijn voor de bloeddrukregulatie. Welke?

A
  1. macula densa
  2. extra-glomerulaire mesangiumcellen
  3. juxta-glomerulaire korrelcellen
23
Q

Macula mensa zijn gespecialiseerde cellen in de wand distale tubulus. Welke functie heeft het?

A

Een sensorische functie: meet de osmolariteit in de distale tubulus

24
Q

Wat is de functie van de extra-glomerulaire mesangiumcellen

A

functie is onbekend

25
Q

Wat zijn juxta-glomerulaire korrelcellen (gegranuleerde) en wat is hun functie?

A

Gespecialiseerde gladdespiercellen in de tunica media van het vas afferens

Productie renine

26
Q

Wat is de ductus colligens?

A

Verzamelbuis

27
Q

Welke functies heeft de ductus colligens?

A
  1. Regulatie ionenbalans (marginaal)
  2. Regulatie vochtbalans o.i.v. ADH
28
Q

Hoe kan je histologisch de ductus colligens herkennen?

A
  • Eenlagig kubisch epitheel
  • Helder cytoplasma
29
Q

De verzamelbuizen monden uit in calices minor en major. Met wat voor type overgangsepitheel zijn deze bekleed?

A

meerlagig overgangsepitheel (net als ureter overigens)

30
Q

Wat voor type cellen zitten er over het meerlagig overgangsepitheel?

A

Paraplucellen

31
Q

Wat is de functie van de paraplucellen?

A

Bescherming

32
Q

Uit welke drie lagen bestaat de ureter?

A
  1. Mucosa (overgangsepitheel en lamina propria)
  2. Muscularis (glad spierweefsel)
  3. Adventitia
33
Q

Uit welke 4 lagen bestaat de blaas?

A
  1. Mucosa (overgangsepitheel en lamina propria)
  2. Submucosa (dunne laag)
  3. Muscularis: inwendige (IL), middelste (ML) en buitenste laag (OL)
  4. Adventitia
34
Q

Met wat voor cellen is de (distale) urethra bekleed?

A

Urethra = bekleed met meerlagig cilindrisch epitheel overgaand in meerlagig plaveiselepitheel in het distale deel van de urethra.

35
Q

Kijk vooral in het boek hoe je de verschillende structuren kunt herkennen

A

yes ma’am

36
Q

Bij een overschot aan aminozuren (en een tekort aan glucose) kunnen de aminozuren worden omgezet in 2 structuren. Welke?

A
  1. Stikstofmolecuul (afvalproduct) –> wordt ureum
  2. Koolstofskelet –> wordt glucose

(ofwel je kan a.d.h.v. ureum in urine meten hoe veel gluconeogenese er is)

https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fbasicmedicalkey.com%2Fintertissue-relationships-in-the-metabolism-of-amino-acids%2F&psig=AOvVaw1UbY-xVzCeANVT9F2eH6xH&ust=1680096320699000&source=images&cd=vfe&ved=0CBAQjRxqFwoTCPimgNbc_v0CFQAAAAAdAAAAABAE

37
Q

In welk type aminozuur worden aminozuren m.n. afgebroken / getransamineerd?

A

Glutamaat (want dat is het makkelijkst)

38
Q

Wat doen transaminasen?

A

katalyseren de overdracht van een aminegroep van een aminozuur naar een ketozuur

39
Q

Bij het afvoeren van het stikstofmolecuul is er dus eerst transaminering door transaminasen (vaak richting glutamaat). Wat is de tweede stap?

A

Oxidatieve deaminering

40
Q

Welke reactie katalyseert glutamaatdehydrogenase?

A

De reactie waarbij ammoniumionen (NH4_) worden gevormd uit glutamaat
(oxidatieve deaminering)

41
Q

Wat is de ureumcyclus?

A

De ureumcyclus is een cyclisch proces van ureumvorming uit koolstofdioxide en ammoniak en vindt plaats in de lever.

42
Q

Carbomyol fosfaat wordt gevormd uit CO2, H20, NH4+ en ATP.. waar gebeurd dit?

A

Mitochondriën

43
Q

Waarom wordt in de mitochondriën NH4+ omgezet tot carbomyol fosfaat?

A

NH4+ is zeer giftig en moet snel ontgiftigt worden. Carbamyol fosfaat kan de ureumcyclus in.

44
Q

Wat wordt uiteindelijk gevormd uit NH4+ door carbamyol fosfaat?

A

Ureum (door ureumcyclus)

45
Q

Stelling: de ureumcyclus vindt m.n. plaats in de nieren

A

Fout, m.n. in de lever

46
Q

https://www.google.com/url?sa=i&url=https%3A%2F%2Fwww.news-medical.net%2Fhealth%2FThe-Urea-Cycle-Step-by-Step.aspx&psig=AOvVaw2I1vR-mSZzGXVE2BP1TJLp&ust=1680100162392000&source=images&cd=vfe&ved=0CBAQjRxqFwoTCPDduP7q_v0CFQAAAAAdAAAAABAD

A

dit plaatje moet je kunnen herkennen