2.5 Celorganellen en eiwitsortering Flashcards
Welke 3 transportmechanismes voor eiwitten zijn er?
- Selectief transport
- Porie-eiwitten (translocator)
- Transport vesicles
Hoe gaat het eiwit transport naar de nucleus?
Eiwitten zijn te groot (groter dan 60 kDa) voor passieve diffusie. Eiwit wordt door het Golgi apparaat in de vesicles getransporteerd naar de nucleus. Het eiwit bevat een signaalpeptide (Nucleair Location Signal, NLS) waardoor het wordt herkend en bindt aan de cystolische factoren. Dit vormt een signaal wat wordt herkend door de kernporie. Het komt de kern in waar het vaak opnieuw moet worden gevouwen
NLS kan aan het begin van een eiwit zitten, maar ook in stukjes verspreid zitten. Mutaties in NLS zorgen ervoor dat de import niet meer kan plaatsvinden
Wat reguleert het transport naar de kern? Hoe gaat dit?
Exportins en importins (receptoren). Zij binden een eiwit met NLS waardoor het actief de kern in wordt getransporteerd.
In de kern wordt de binding tussen het eiwit en de receptor (exportins/importins) losgelaten doordat Ran-GTP nu zal binden aan de receptor en de receptor het eiwit wat de kern in moest los zal laten. Het transportmolecuul gaat nu weer naar buiten de cel
Uiteindelijk wordt de mRNA getransporteerd van de kern naar het cytoplasma die de mRNA weer vertalen in eiwitten
Hoe ziet het eiwit eruit als het alleen op specifieke momenten de kern in moet (hormoonreceptoren)?
De eiwitten (bijv. een genregulator eiwit) zijn tijdens de inactieve fase gekoppeld aan een ander eiwit die de signaalpeptide bedekt. Zodra hij aan een steroïdhormoon koppelt verliest het zijn affiniteit met het eiwit wat de NLS bedekt. Hij kan de cel in en transcriptie activeren
Hoe gaat het transport van een eiwit naar de mitochondria?
Als de eiwitten het juiste signaalpeptide hebben kunnen receptoren op het membraan van de mitochondria het eiwit binden. Er ontstaat nu een porie (translocator) waar het eiwit doorheen kan naar de matrix. Het eiwit wordt ontvouwen mbv chaperonnes die het eiwit ook door de porie vervoeren. De signaalpeptide wordt eraf geknipt.
Tijdens het transport wordt het ontvouwen en als het eiwit in de cel zit wordt de signaalpeptide eraf geknipt
Eiwitten kunnen door hun stopsignaal en signaalpeptide op het membraan ook terechtkomen in binnenste of buitenste membraan van de mitochondria of juist blijven hangen tussen de twee membranen, afhankelijk van plaats van stopsignaal
Hoe gaat het eiwittransport naar het ruwe ER?
Op het rER zitten ribosomen. Als een ribosoom het mRNA afleest komt er als eerste een signaal sequence op de polypeptide. Deze wordt herkent door SRP (Signal Recognition Partical) welke aan de ribosoom bindt. Het ribosoom stopt met de eiwitsynthese en het gehele complex gaat naar de RER en bindt aan de receptor (docking). De SRP komt los en het eiwit wordt getransporteerd door de translocator. De eiwitsynthese gaat verder tijdens het transport.
Er is transportatie tijdens de eiwit synthese
Alles wat door een membraan heen gaat heeft een translocator nodig. Tijdens het transport wordt het eiwit nog eens ontvouwen
Hoe gaat het eiwittransport van en naar het Golgi apparaat?
Eiwitten die in het rER worden gemaakt komen in het Golgi apparaat terecht (aan de cis kant, dichtbij het ER) transport vindt plaats met vesicles. Deze gaan naar een ander membraan waar nu fusie plaatsvindt
Hoe worden vesicles gevormd?
Via clathrine-coating
Clathrine bindt aan een receptor op het membraan van het ER lumen. Er wordt een bol gevormd. Het membraan kan zichzelf afsluiten en wordt afgesnoerd (Budding)
De clatherine laat los van de receptor en wordt teruggegeven aan het cytosol
De ongebonden receptoren worden herkent en naar het Golgi systeem getransporteerd. Ze versmelten met de cis kant (kernkant) van het Golgi membraan en worden gemodificeerd (glycolysering)
Hoe kan het vesicle binden aan een membraan/fuseren met een membraan?
Op de vesicle zit een V snare. De V snare heeft een T snare nodig welke op het target membraan zit. Op het vesicle zit een signaal wat ervoor zorgt dat het, het goede membraan is.
Rab-GTP zorgt ervoor dat de vesicle gaat binden met de Rab effector op het membraan. De vesicle wordt naar het membraan getrokken (docking) en de V en T snare gaan met elkaar verstrengelen. Het water wordt eruit geperst en vesicle versmelt met het membraan
Welke verschillende vesicles zijn er en waar zitten ze?
Clathrine: Gaan vanaf Golgi naar andere compartimenten
COP I: Tussen Golgi en vesicles
COP II: Komt uit de ER die naar Golgi gaan
COP I en COP II hebben dezelfde functie als clatherine, vormen van vesicles. Alleen gebeurd dit op andere locaties
Wat is constitutieve en geïnduceerde secretie?
Constitutieve secretie:
- Vindt continu plaats en wordt nauwelijks gereguleerd zoals albumine in de lever (Synthese nog steeds in het ER, transport door de Golgi)
Geïnduceerde secretie:
- Wordt pas uitgescheiden als ze een signaal krijgen zoals insuline (Ze wachten in het cytosol op een signaal)
Wat is een turn over?
Het proces van aanmaak en afbraak met eiwitten. Het is continu aanwezig en alleen mogelijk als er energie is (het is een dynamisch systeem).
Dit is noodzakelijk om defecte eiwitten te vervangen en om te reageren op veranderende omstandigheden
Welke 2 wegen zijn er voor afbraak?
Proteosomen en lysosomen
Hoe werkt de eiwitafbraak via proteosomen?
Eiwitten die van structuur zijn veranderd worden herkend door enzymen en gelabeld met ubiquitine.
De ubiquitine strengen worden weer herkend door de proteosomen.
Het eiwit gaat door de proteosomen en wordt gereduceerd tot aminozuren
Wat is de quality control van het ER?
Het eiwit wat niet goed gekoppeld is wordt in het ER lumen gekoppeld aan chaperonne eiwitten. Hierdoor gaat het naar het cytosol. Het wordt hier herkend door ubiquitine en wordt afgebroken door proteosomen