2.1 Regulatie genexpressie Flashcards
Welke 3 types RNA polymerases zijn er?
Type I: Meeste rRNA genen (Transcriptie van rRNA, niet-coderend)
Type II: Transcriptie van Eiwit-coderende genen voor mRNA
Type III: Transcriptie van tRNA (transfer RNA) en sommige rRNA (ribosomaal RNA) genen
In welke richting gaat het mRNA altijd?
5’ naar 3’
Transcriptie kost al 2 ATP per basenpaar
Wat bepaalt de promotor en waar ligt het?
Ligt aan de voorkant van een gen en bepaalt waar het RNA-polymerase bindt en welke kant het opgaat. Het helpt het RNA polymerase dus met het reguleren
Uit hoeveel basenparen bestaat een promotor?
100
Wat bepalen enhancers?
Hoe vaak de transcriptie start. Ze kunnen voor of in een gen liggen. Ze liggen altijd op hetzelfde chromosoom, maar ze kunnen verder overal liggen behalve op de promotor. Ze bestaan uit 200 basenparen en ze kunnen specifieke transcriptiefactoren binden
Transcriptiefactoren binden aan DNA sequenties en reguleren zo de transcriptie. Welke 2 transcriptiefactoren zijn er?
Algemene transcriptiefactoren (TFII A t/m J)
Specifieke transcriptiefactoren (gen regulator eiwitten): Bijvoorbeeld GATA-1, Sp-1
Wat doen de algemene transcriptie factoren?
- Promotor herkenning (TATAA box op 30 bp)
- Rekrutering van het RNA polymerase II
- Betrokken bij transcriptie van alle eiwit-coderende genen
Wat doen de specifieke transcriptiefactoren/genregulatoreiwitten?
- Herkenning enhancer sequenties (specifiek)
- Activering van het RNA polymerase II
- Binden alleen aan genen met specifieke enhancers
De genregulatoreiwitten kunnen de transcriptie starten. Hoe doen ze dit?
Als de genregulatoreiwitten (op de enhancer) contact maken met het RNA polymerase II op de promotor van het DNA, wordt de transcriptie gestart. Bij dit contact wordt de ‘hendel’ van de RNA polymerase gefosforyliseerd. Er ontstaat een lusvorming van het DNA. De RNA polymerase II krijgt een ‘zetje’
Hoe dichter de promotor en enhancers bij elkaar liggen, hoe vaker het transcript wordt aangemaakt.
Hoe kunnen de genregulatoreiwitten en de enhancer verbinding maken?
Door middel van DNA bindingsdomeinen, RNA polymerase II activeringsdomein, dimerisatiedomein, ligand bindingsdomein (bij kernreceptor)
Wat valt onder de DNA bindingsdomeinen?
- Zinkvinger motief
- Helix-turn-helix motief
- Basisch motief
Wat valt er onder de RNA polymerase II-activeringsdomein?
- Acidic blob
- Glutamine rijk gebied
- Co-factoren
Wat valt er onder de dimerisatiedomeinen welke vaak gebruikt worden voor de binding van de genregulatoreiwit aan de enhancer?
- Leucine zipper motief
- Helix-loop-helix motief
Hoe werkt het zinkvinger motief?
Herkenning van DNA vindt plaats in de grote groef. Zinkvingers in regulatoreiwitten kunnen aan 2 basenparen binden met waterstofbruggen. Door de alfa helixen worden de basen herkend
Hoe werken de leucine zippers?
Er worden twee genregulatoreiwitten aan elkaar geritst door de aanwezigheid van een alfa helix met aan 1 zijde een reeks van leucine residuen