1B9 HC7 Flashcards
Waar leidt hypernatriëmie en hyponatriëmie?
Hypernatriëmie: celkrimp - osmotische demyelinisatie
Hyponatriëmie: celzwelling - hersenoedeem
Waar is hyponatriëmie een gevolg van?
- Inname (polydipsie) of toediening (infuus met glucose zorgt voor meer water) van veel water
- Verminderde renale waterexcretie
Waar kan inappropriate ADH-afgifte (SIADH) een gevolg van zijn?
- effect op centrale osmoreceptoren (door farmaca bijv: antidepressiva, anti-epileptica, XTC, psychofarmaca)
- Ectopische productie van ADH (door bv kleincellig longcarcinoom
- Longaandoeningen, zoals een pneumonie of andere infecties
- Nier veroorzaakt of versterkt het ADH effect (geen ADH nodig voor waterretentie)
- Bijnierinsufficiëntie (hypocortisolisme = te weinig cortisol: cortisol uit de bijnier remt normaal gesproken de ADH-afgifte)
Waaruit bestaat de behandeling van hyponatriëmie?
- Hersenoedeem moet verholpen worden door het toedienen van hypertoon zout 3% NaCl via een infuus
- Verminder de waterinname: waterbeperking
- Hypovolemie corrigeren: infuus isotoon zout: 0,9% NaCl
- Waterexcretie stimuleren: ureum, tolvaptan (remmer ADH-receptor), lisdiureticum
- Gericht op de oorzaak: let op carcinoom/medicatie/etc.
Waardoor wordt hypernatriëmie veroorzaakt?
Door te weinig waterinname
Wat zijn risicogroepen voor hypernatriëmie?
Mensen die problemen hebben bij het aangeven van de dorstprikkel:
* Jonge kinderen
* Geriatrische patiënten
* Mensen met veel comorbiditeit
* Urineweginfectie leidt tot veel waterverlies
* Patiënt met ontregelde diabetes mellitus (veel glucose uitscheiden zorgt ook voor veel waterafgifte)
* Onjuist infuus gebruik op de IC
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van hypernatriëmie?
- Primaire hypodipsie (verstoorde osmoreceptoren door bv een trauma)
- Niet aangevuld waterverlies (bv bij veel vochtverlies bij infectie)
- Diabetes insipidus met ontregeld dorstgevoel
- Osmotische diurese
- Extrarenaal waterverlies
- Positieve zoutbalans