1B7 HC1 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van astma?

A

Astma is een heterogene ziekte met meestal een chronische ontsteking van de lagere luchtwegen waarbij talrijke cellen (eosinofiel, mestcel, T-cel) een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar leidt astma tot bij gevoelige personen?

A

Herhaalde periodes van luchtwegenvernauwing met piepende ademhaling, kortademigheid, hoesten, vooral ‘s nachts of in de vroege ochtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat veroorzaakt de ontsteking?

A

Verhoogde prikkelbaarheid van de luchtwegen voor allerlei prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar gaan de symptomen gepaard mee?

A

Met een diffuse, maar variabele luchtstroombeperking, die reversibel is. Dit kan spontaan verbeteren of onder invloed van een behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar speelt astma zich af?

A

IIn de grote en middelgrote luchtwegen: trachea, bronchus, bronchi en bronchiolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn klachten veroorzaakt door ontsteking en luchtwegvernauwing?

A
  • hoesten
  • drukkend gevoel op de borst
  • benauwdheid
  • kortademigheid
  • hoorbaar piepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is astma cardiale?

A

Astma veroorzaakt door hartproblematiek (druk op de borstkas) als gevolg van oedeem in de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kom je achter het verschil tussen astma aanval of angina pectoris?

A

Mensen met astma krijgen klachten na blootstelling aan prikkels. Astma begint vaak op jongere leeftijd, COPD op latere leeftijd (roken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de reden dat de prevalentie van astma stijgt?

A

We zijn minder actief geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is belangrijk om op te merken bij astma?

A

Het is een luchtwegziekte en niet een longziekte. Hierbij is het meest perifere gedeelte juist niet aangedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ontstaat astma?

A

Aanleg en prikkel leiden tot inflammatie -> structurele veranderingen in de luchtwegen -> symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tot welke structurele veranderingen in de luchtwegen leidt inflammatie?

A

Oedeem, bronchoconstrictie en mucus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan naast oedeem, bronchoconstrictie en mucus ook leiden tot symptomen?

A

Luchtweg remodelling, FeNO (indirecte maat luchtwegonsteking) en bronchiale hyperreactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zie je bij astma bij spirometrie?

A

De 1 seconde waarde neemt af. De FEV1/FVC moet 0,8 zijn. 80% van de lucht die je maximaal kan uitademen moet er in 1 seconde uitkomen, als hij minder is is er sprake van astma of COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn 2 manieren om astma aan te tonen?

A

Reversibiliteit en histamine provocatietest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zie je bij mensen met astma bij de histamine provocatietest?

A

Grens is 20% van de FEV1. Bij astma patiënten zullen bij een lage dosis histamine deze afname tonen, mensen zonder astma zullen pas bij een hoge dosis een afname in de FEV1 tonen.

16
Q

Wat wordt er gemeten bij het toedienen van een toenemende dosis histamine?

A

De bronchiale hyperreactiviteit

17
Q

Wat is exhale NO meting en wat kunnen corticosteroïden?

A

Corticosteroïden kunnen de hoeveelheid uitgeademd NO sterk verlagen. Door het verschil te meten met en zonder corticosteroïden kan de mate van werkzaamheid van de corticosteroïden worden vastgesteld

18
Q

Wat is bronchiale hyperreactiviteit?

A

Een overmatige reactie van de luchtwegen op aspecifieke prikkels. De luchtwegen vernauwen te makkelijk en te veel na contact met specifieke prikkels.

19
Q

Wat zijn uitlokkende aspecifieke factoren voor bronchiale hyperreactiviteit?

A
  • inspanning
  • geuren: parfum geur
  • luchtverontreiniging: sigarettenrook, roet prikkels
  • infecties: banale neusverkoudheid houdt langer aan
  • farmaca (aspirine en bètablokkers (zorgen voor bronchoconstrictie) in de behandeling van mirgraine en hypertensie)
  • emotionele factoren: toename bij stress, emoties
20
Q

Waarom is de luchtweg vernauwd bij astma?

A
  1. Acute bronchoconstrictie door contractie van de gladde spiercellen wat leidt tot hyperplasie van spiercellen
  2. Verdikking van de bronchiale wand door oedeem en ontsteking treden op in het lumen, de verdikking vindt naar binnen toe plaats waardoor de diameter verkleint en weerstand vergroot
  3. Mucusvorming in het lumen dat zal gaan plakken aan het epitheel
  4. Structurele irreversibele remodelling van de bronchuswand met verdikking van de basale membraan (fibrose van de luchtwegen)
21
Q

Wat zijn 2 delen van astma behandeling?

A
  1. Gericht op verhelpen bronchoconstrictie (met bèta-agonist)
  2. Gericht op ontstekingsreactie (corticosteroïden)
22
Q

Wat kunnen we nog niet aanpakken bij astma?

A

Mucus ophoping

23
Q

Op welke niveaus wordt astma ingedeeld?

A
  • Fenotype: groep gemeenschappelijke klinische kenmerken ontstaan vanuit interactie genotype en omgeving
  • Endotype: biologische mechanisme dat tot een observeerbare eigenschap leidt
  • Biomarker: signaalstof/cel is de weergave van een onderliggend ziekteproces
24
Q

Welke twee soorten T-helpercellen zijn er?

A
  • TH1-lymfocyt produceert IFN-gamma en IL-2 en wordt aangejaagd door ziektes zoals virusinfectie, tuberculose en COPD
  • TH2-lymfocyt produceert Il-4, IL-5, IL-10 en IL-13 en wordt aangejaagd door allergische astma, atopische dermatitis en worminfecties
25
Q

Welke cel is ook actief maar reageert minder goed op behandeling?

A

ILC2

26
Q

Waar heeft het meten van de ontsteking ten gevolge van TH2 cellen een correlatie met?

A
  • Eosionofiele onsteking in luchtwegen
  • Ziekteactiviteit
  • Voorspellen acute exacerbaties
  • Klinische respons behandeling
27
Q

Wat hebben patiënten met een hoog FeNO en een hoog bloed EOS?

A
  • Een hoger percentage ongecontroleerd astma
  • Een hoger aantal astma-aanvallen
  • Een hogere prevalentie van luchtwegobstructie
28
Q

Wat zit er in de vragenlijst ACQ

A

klachten, gebruik van medicatie en longfunctie (FEV1)

29
Q

Wat is de heilige drie-eenheid van een astmacontrole?

A

ACQ, aantal exacerbaties voorgaande jaar en de FEV1/FVC

30
Q

Wat is het verschil tussen t2-laag astma en t2-hoog astma

A

t2-laag astma: sprake van neutrofiel geïnduceerde astma
t2-hoog astma: sprake van eosinofiel geïnduceerde astma