1B9 HC1 Flashcards

1
Q

Wat veroorzaken stoornissen met toegenomen natriumreabsorptie?

A

Hypertensie of oedemateuze ziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat veroorzaken stoornissen met gestoorde natriumreabsorptie?

A

Hypovolemie en hypokaliëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Over welke 3 compartimenten zijn de vloeistoffen in het lichaam verdeeld?

A
  1. Intracellulaire compartiment (ICF)
  2. Interstitium
  3. Plasma/intravasculaire compartiment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waartoe leidt een tekort aan natrium?

A

Verlaging van het extracellulaire volume -> hypovolemie -> verlaagde bloeddruk, orthostase, verlengde capillary refill, verminderde huidturgor, droge slijmvliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waartoe leidt een overschot aan natrium?

A

Toename van het extracellulaire volume m.a.g. zoutgevoelige hypertensie, oedeem en toename van het lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn indicaties voor diuretica?

A

Hypertensie, hartfalen, levercirrose, chronische nierschade, nierfalen en het nefrotisch syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten diuretica zijn er?

A
  • osmotische diuretica en koolzuuranhydraseremmers: grijpen in op het bicarbonaat co-transport in de proximale tubulus -> minder natrium bicarbonaat gereaborbeerd
  • lisdiuretica: remmers van NKCC2
  • thiazidediuretica: remmers NCC in distale tubulus.
  • kaliumsparende diuretica: grijpen of rechtstreeks in op ENaC of indirect via aldosteron. Zijn weinig effectief en samen gegeven met thiazide of lisdiureticum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een nadeel van lis- en thiazidediuretica?

A

De kaliumstroom naar het filtraat wordt verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly