ziektebeelden pneumo Flashcards

1
Q

acute bronchitis =

A

mucosale inflammatie trachea + bronchiaalboom

GEEN onderliggend longlijden
samen met infectie BLW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

acute bronchitis S/

A

hoest (productief/niet-productief)
RSP (AH-gebonden)

rhinitis
keellast

matige koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

acute bronchitis etiologie

A

respiratoire virussen (influenza, rhinovirus, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

acute bronchitis D/

A

kliniek

hoge koorts + ernstig ziektebeeld -> RX thorax (uitsluiten pneumonie)

persisterende klachten -> COPD, astma, pertussis, … ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

acute bronchitis R/

A

symptomatisch
- hoestsiroop
- aspirine / paracetamol
- nasale decongestiva

GEEN antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bloedgas astma

A

PaO2 gedaald
PaCO2 licht gedaald (compensatoir hyperventilatie)

! PaCO2 nl of gestegen = alarmteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bloedgas COPD

A

PaO2 gedaald
PaCO2 gestegen
(milde respiratoire acidose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bloedgas longfibrose

A

PaO2 gedaald
PaCO2 gedaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

COPD pathologie

A

1) roken -> inflammatie, cytokines, zuurstofradicalen

2) zz: congenitale a1-antitripsine afwezigheid (COPD op jonge leeftijd)

=> obstructieve bronchitis
=> parenchym destructie -> emfyseem
=> longvolume neemt toe (air trapping -> hyperinflatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

COPD S/

A

kortademigheid
hoesten
sputum
recurrente luchtweginfecties

= progressief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

COPD DD/

A

astma
longca
tbc
bronchiëctasiën
mucoviscidose
GER
li HF
medicatie vb. ACE-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

COPD KO/

A

auscultatie:
- verlengd expirum
- wheezing
- zwak VAG (< emfyseem)
- grove crepitaties over bases

tirage
gebruik mm scaleni

percussie: hypersonoor
ernstig: uitgezette thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

COPD D/

A

spirometrie !!!
- obstructieve longfunctie, niet volledig reversibel

(RX thorax: hyperinflatie, parenchymdestructie)
(CT thorax: parenchymdestructie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

COPD GOLD classificatie
(graad luchtwegobstructie)

A

FEV1 (% predicted)

GOLD1: 80-100
GOLD2: 50-80
GOLD3: 30-50
GOLD4: < 30

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mMRC
(evaluatie symptomen)

A

0: alleen kortademig bij zware inspanning
1: alleen bij haasten op vlak terrein OF bij lichte helling oplopen
2: langzamer lopen dan leeftijdsgenoten op vlak terrein OF op adem komen bij lopen op eigen tempo
3: na 100m op vlak terrein lopen moeten stoppen
4: te kortademig om uit huis te gaan OF kortademig tijdens omkleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

COPD GOLD ABE model

A

A:
* 0-1 exacerbatie afgelopen jaar, geen hospitalisatie
* mMRC 0-1 (CAT < 10)

B:
* 0-1 exacerbatie afgelopen jaar, geen hospitalisatie
* mMRC ≥ 2 (CAT ≥ 10)

E (vroeger onderscheid groep C en D):
* ≥ 2 exacerbaties afgelopen jaar OF ≥ 1 met hospitalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

COPD R/

A

ROOKSTOP
vaccinatie (influenza, pneumokokken)
kine
O2 therapie (voorwaarden)
chirurgie (longvolumereductie, transplantatie)

//

A) brochodilatator (LAMA)

B) LAMA + LABA

E) LAMA + LABA
-> evt + ICS (eosin > 300) = triple therapie
-> evt + azithromycine (freq exacerb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

acute COPD exacerbatie kliniek

A

= acute detoriatie bij stabiel COPD

toename dyspnee, hoest, sputum (meestal geel-groen ipv wit), LW obstructie en hyperinflatie, acuut -> resp insufficiëntie

> 48u

leidt tot extra medicatie / consultatie / hospitalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AE-COPD etiologie

A

50% infectieus
- viraal
- bacterieel (S. pneumoniae, H. influenzae, M. catarrhalis)

50% niet infectieus
- vb. hartdecompensatie, …

opm: RFn P. Aeruginosa infectie (recente hospitalisatie, >4x/jaar of laatste 3 maanden AB, … zie internistische leidraad) => R/ bv. pip-tazo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

AE-COPD D/

A

labo: Hb gedaald, CRP gestegen, IL-6 en IL-8 gestegen

hoge koorts + ernstig ziektebeeld -> RX thorax (uitsluiten pneumonie)
onvoldoende respons behandeling -> RX thorax (uitsluiten andere oorzaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

AE-COPD R/

A

bronchodilatoren opdrijven

systeem CS: medrol 32mg 1x/d, 5d

supportieve beh:
- acute op chron resp insuff: zuurstoftherapie
(CAVE carbonarcose)
- bv. beh hartfalen

igv tekens van infectie: AB
- amoxyclavulaanzuur (moxifloxacine bij allergie of falen na 3d)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

astma =

A

chronische inflammatie luchtwegen
-> recidiverende aanvallen bronchoconstrictie (musculatuur)

vaak samen met: LW hyperreactiviteit, atopie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

astma aanval

A

crisisgewijs
- GEEN continue klachten
- aanval > 24u onder therapie = status asthmaticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

astma S/

A

lage LW:
- toenemende dyspnee
- wheezing
- moeilijke in- of expiratie
- glazige fluimen
- hoest-variant astma: hoesten = enige klacht

NKO:
- rhinitis, sinusitis

evt eczeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

astma KO/

A

buiten crisis:
- meestal nl of lichte wheezing
- NKO: rhinitis, sinusitis, conjunctivitis
- eczeem

bij crisis:
- wheezing
- verlengd expirum
- hyperinflatie
- voorovergebogen zithouding

ernstige crisis:
angst, pulsus paradoxus (daling SBD > 10 bij insp), verzwakt AG

zeer enstige crisis:
silent chest + tachypnee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

astma D/

A

anamnese, suggestieve kliniek

spirometrie
- meestal volledig nl
- aanval: obstructief (kan soms ook restrictief z)
- reversibiliteit
- gestegen TLC, normale DLCO

histamine provocatietest: FEV1 daalt 20% of meer (hyperreactief)

expiratoir NO: astmatische eosinofiele inflammatie (zie ref waarden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

astma verdere uitwerking

A

bloedgas (PaO2 ↓ PaCO2 ↓)

labo (vnl bij extrinsiek allergisch astma: eosinofilie, totaal IgE ↑)

ABPA? (reactie op aspergillus schimmel -> eosinofilile, hoog totaal serum IgE, …)

RAST (voor courante allergenen)

huidtest (tgn vss allergenen)

beeldvorming (niet standaard; vb RX TX, CT sinussen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

astma R/

A

vermijden van triggers
- allergenen
- aspecifieke prikkels (roken, BB, temp schommelingen)

desensibilisatie slechts in strikte indicaties

medicatie (symptomatisch) -> 5 stappen (GINA)
* aanvalsmedicatie:
- lage dosis ICS - formoterol (zo nodig)
* onderhoudsmedicatie:
- stap 1-2: lage dosis ICS - formoterol (zo nodig)
- stap 3: lage dosis ICS - formoterol (onderhoud)
- stap 4: medium dosis ICS - formoterol (onderhoud)
- stap 5: + LAMA (add-on), fenotype bepalen, overweeg hoge dosis ICS-formoterol

opm:
- formoterol = LABA
- gebruik van inhalatiesystemen aanleren
- alternatief: zie richtlijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

pneumonie
=> community-acquired pneumonia (CAP)

  • definitie
A

longontsteking

buiten ziekenhuis opname
< 72 u na hospitalisatie
> 72 u na ontslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

community-acquired pneumonia

  • kliniek
A
  • koorts
  • hoesten met purulent sputum
  • dyspnoe
  • pleurale pijn
  • niet-respiratoire klachten: nausea, braken, myalgie, arthralgie, hoofdpijn, onrust, …
    //
  • tachypnee
  • crepitaties (bij jonge mensen niet altijd)
  • verminderd VAG
  • dofheid bij percussie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

CAP groepen

A

CAP I
- CURB65 = 0
- geen comorbiditeit
-> ambulant

CAP II
- CURB65 = 1
- comorbiditeit of > 60j
-> ambulant

CAP III
- CURB65 = 2-3
-> hospitalisatie

CAP IV
- CURB65 = 4-5
-> intensieve zorgen

(op internet lijkt de indeling soms wat anders?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

CURB65

A

confusion

ureum > 42 mg/dl

RR ≥ 30/min

BDsyst < 90 mmHg of
BDdiast < 60 mmHg

> 65j

===> altijd opname vanaf 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

pneumonie D/

A

Altijd RX thorax ter bevestiging pneumonie
(opm: afwijkingen nog lang zichtbaar na pneumonie)

bloedname (CRP, leukocyten, sedimentatie ↑, …)
bloedgasje

Altijd hemoculturen afnemen, VOOR start AB

Opm:

  • Bij vermoeden andere kiem dan S. pneumoniae: sputumonderzoek
  • CAP III en CAP IV: urinair antigen voor Legionella
  • Bij pleuravochtuitstorting: pleurapunctie -> uitsluiten empyeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

S. Pneumoniae

A

grampositieve diplokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Normaal klinisch verloop pneumonie

A

KLINIEK
-koorts
-hoesten met purulent sputum / dyspnee / pleurale pijn
-niet-respiratoire klachten: nausea, braken, myalgie, arthralgie, hoofdpijn, onrust,…
-KO: tachypnee, crepitaties, verminderd VAG, dofheid bij percussie

VERLOOP
 Koorts ↓, CRP ↓, eetlust ↑ na 3 dagen AB
 Respiratoire klachten ↓ na 1 week AB
 Normalisatie auscultatie 2-3 weken
 Opklaring RX na ± 4 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Pneumonie belangrijkste verwekkers

A

S. Pneumoniae !!
H. Influenzae
M. Catarrhalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Verwekker atypische pneumonie

A

mycoplasma pneumoniae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

mycoplasma pneumoniae wordt gedekt door welke AB?

A

neo-macrolide of fluoroquinolone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Pneumonie R/

A

empirische start amoxyclavulaanzuur (4x1g/d IV -> switch nr PO bij klin verbetering na 3d)
* bij allergie/intolerantie penicilline: moxifloxacine (= fluorochinolone)

Klinisch falen na 3d:
switch naar moxifloxacine
of combi amoxyclav + clarithromycine (neomacrolide)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Ernstige pneumonie R/
(ernstige CAP III, CAP IV)
(CURB65 ≥ 2)

A

COMBINATIETHERAPIE:

Amoxiclavulaanzuur
+
Clarithromycine (of Moxifloxacine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

COPD pneumonie R/

A

Ceftriaxon (= cefalosporine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Risicofactoren P. Aeruginosa

A

AB > 7 dagen afgelopen maand

Chronische corticotherapie (> 10 mg/dag)

Bronchieëctasieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Pneumonie R/ bij vermoeden P. Aeruginosa

A

Indien PO mogelijk: ciprofloxacine

Indien IV noodzakelijk:
- ciprofloxacine OF anti-pseudomonas β-lactam (piperacilline-tazobactam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waarom geen monotherapie neo-macroliden bij R/ pneumonie?

A

resistentie S. Pneumoniae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wnr switch naar PO bij IV pneumonie behandeling?

A

IV gestart: bij klinische verbetering na 3 dagen: switch IV -> PO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Behandelingsduur pneumonie

A

=> 3 koortsvrije dagen

S. Pneumoniae: 7 dagen
Pseudomonas of enterobacter: 7-14 dagen
stafylokok: 14 dagen
Legionella: 14-21 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

respiratoire insufficiëntie =

A

functie long gereduceerd tot 1/3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

respiratoire insufficiëntie vss types

A

Type 1 insufficiëntie:
- hypoxie
- CO2 nl of ↓

Type 2 insufficiëntie:
- hypoxie
- CO2 ↑

(opm: oppassen bij O2 toediening -> mogelijk CO2 retentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

COPD complicaties

A

cor pulmonale

respiratoire insufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

cor pulmonale =

A

Verandering in de structuur en werking van de rechterhartkamer als gevolg van een longziekte veroorzaakt door een verhoogde druk in de longen of longslagaders. De rechterkamer moet dan tegen een verhoogde weerstand in pompen. Rechterventrikelhypertrofie is het belangrijkste teken van chronische cor pulmonale.

Destructie bloedvaten + hypoxie –> constrictie bloedvaten
–> pulmonale hypertensie –> rechter hart decompensatie

opm COPD: kan soms enkel bij exacerbatie optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Alarmtekens voor longtumor bij roker

A

 Recent ontstane, aanslepende hoest
 Verandering van bestaande (rokers)hoest: holler, scherper, ‘vastzittend’
 Toename dyspnee
 Unilaterale wheezing
 Traag/niet genezen van luchtweginfectie/pneumonie ondanks AB
 COPD opstoot die niet herstelt als voorheen
 Hemoptoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

longtumor (bronchuscarcinoom) -> soorten

A

NKCLC: 80%
- 40% adenoCa
- 35% spinocellulair/plaveiselcel Ca
- 10% niet te klasseren

KCLC: 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

oorzaken longtumor

A

Roken = oorzaak bij 80-85% patiënten

Asbest, metaalbewerking, luchtverontreiniging…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

kenmerken spinocellulair Ca (NKCLC )

A

Epitheel met verhoorning

Centraal in long

Soms centrale necrose -> holtevorming

! sterk gerelateerd aan roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

kenmerken adenoCa (NKCLC )

A

Klierstructuren (mucus)

Perifeer in long

Soms retractie viscerale pleura

! bij rokers, maar ook bij niet-rokers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

kenmerken NKCLC zonder differentiatie

A

Niet duidelijk squameus of glandulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

kenmerken KCLC

A

Dichte massa kleine tumorcellen
(ontwikkelt uit neuro-endocriene cel precursoren)

Kan overal maar vooral in grote of segmentaire bronchi

Uitgebreide tumornecrose

! snel metastaserend (vaak al uitgezaaid op moment dat klachten ontstaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

kenmerken bronchiaal carcinoïd (NET)

A

Weinig frequent: 0,4-3% longtumoren

70% centraal (rode tumor die snel bloedt)

Vaak beperkte endobronchiale uitbreiding
-> resectie mogelijk -> goede prognose na resectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

kenmerken neuro-endocriene longtumor

A

Lage maligniteit: 5% laattijdig

Jonge tot middelbare leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Mesothelioom =

A

Een mesothelioom, ook wel longvlieskanker of borstvlieskanker genoemd
= een specifieke kanker, veroorzaakt door de inademing van asbest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Longtumor presentatie

A

Centraal longCa (50-60%)
- Cfr. ‘Alarmtekens bij roker’
x Symptomen van gevorderde lokale uitbreiding
x Tekens van metastasering
x Paraneoplastische tekens indien hormoonproductie

Perifeer bronchusCa (30%)
- Lang asymptomatisch -> meestal toevallige vondst RX thorax
x Tekens van metastasering
x Paraneoplastische tekens indien hormoonproductie

SCLC = KCLC (15%)
- Vaak algemene klachten: anorexie, vermagering, adynamie
- Centrale ligging
- Snelle groei + snelle M+
x Symptomen van gevorderde lokale uitbreiding
x Tekens van metastasering
x Paraneoplastische tekens indien hormoonproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

longtumor: gevorderde lokale uitbreiding -> S/

A

Dyspnoe en/of pleurale pijn (pleura aantasting)

Dysfagie (aantasting slokdarm)

Heesheid (n. recurrens verlamming)

Claude-Bernard-Horner (invasie cervicale sympaticus -> uitval)

Pancoast syndroom (hevige schouderpijn < aantasting plexus brachialis, spier, rib…)

Pericarditis (hartinvasie)

Ritmestoornissen (hartinvasie)

VCS syndroom (groei mediastinum -> compressie VCS)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Pancoast tumor

A

zit in superior pulmonale sulcus
( = groeve a. subclavia)
-> cave oa zenuwen en bloedvaten

  • pijn (< invasie plexus brachialis: arm / schouder)
  • horner syndroom (unilat: ptose, miose, anhidrose)
  • botdestructie (rib)
  • atrofie handspieren

=> goede beeldvorming best met MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Claude-Bernard-Horner symptomen

A

Miose, enoftalmie, ptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

vena cava syndroom symptomen

A

o Oedeem gezicht, armen
o Ontwikkeling collateralen
o Dyspnee, hoest
o Hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Tekens metastasering
(KCLC > centraal > perifeer)

A

Bot: pijn wervels, ribben, schedel

Hersenen: neurologische tekens

Lever: vermagering, adynamie, icterus, kapselpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Longtumor: paraneoplastische tekens (bij 10-15%)
< hormoonproductie

A

(vooral adenoCa) hypertrofische osteo-arthropathie
-> periostale beenvorming + pijnlijke congestie lange beenderen

(vooral spinocellulair Ca) hyperCa < PTH secretie

(vooral KCLC) SIADH < ADH productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

longtumor D/

A

RX thorax: vaak niet helemaal duidelijk
-> bij verdachte symptomen CT (zekerheid)

CT thorax: ligging en uitgebreidheid + invasie + klieraantasting

APO
- Bronchoscopie (centraal)
- CT-geleide biopsie (perifeer)
- EBUS of EUS voor mediastinale klieren
-> indien je nog therapie plant
(massief uitgezaaid: weet je het stadium al dus weinig meerwaarde voor patiënt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

longtumor: work-up dat je bij elke pt doet

A

Labo
o CRP ↑ + anemie? < toxische toestand
o AF↑? < lever of bot M+
o Tumormarkers opvolging indien initieel ↑, GEEN diagnose

CT thorax+bovenbuik
o Hilaire en mediastinale klieren?
o Lever- of bijnier M+?

MRI: indien pancoast tumor
(= tumor in apex vd long)

70
Q

tumormarker KCLC

A

NSE

71
Q

tumormarker adenoCa

A

CEA

72
Q

Solitaire pulmonale nodulus: benigne of maligne?

A

(Frequent)

Kan benigne ‘toevalsvondst’ zijn

50% malige -> altijd uitsluiten!
- hiervan 70% primair
- 30% M+

Enige zekerheid: geen evolutie 2 jaar na vorige RX thorax (altijd vergelijken!)
- Kruimelige verkalking -> eerder benigne
(vet + kalk -> wss hamartoom)
- < 30 j: 80% benigne, > 60 j: 80% maligne
(hoe ouder hoe meer kans maligne)
- Niet-roker -> minder kans bronchusCa
- PET: geen opname -> eerder benigne
(CAVE letsel < 1 cm: kleurt vaak niet aan)

Twijfel -> APO

73
Q

Solitaire pulmonale nodulus: symptomen

A

Vaak geen klachten
(hoesten kan zelden/nooit verklaard worden door SPN)

74
Q

Solitaire pulmonale nodulus: begrenzing

A

Scherp begrensd
-> bijna nooit primaire longtumor
-> maar kan wel metastase zijn
(CAVE bij oncologische VG!)
(DD hamartoom met verkalkingen)

Onscherp begrensd
-> mogelijks primaire longtumor

75
Q

Solitaire pulmonale nodulus: DD

A

Aspergillus kan coin lesion geven
-> bij immuungecompromiteerde patiënt

TBC of sarcoïdose meestal meerdere coin lesions

76
Q

Guidelines voor beleid solitaire pulmonale nodulus

A

Fleischner guidelines raadplegen voor beleid van noduli < 8cm

> 8cm PET-CT te overwegen i.f.v. kliniek

77
Q

Pleuritis (pleurale effusie) =

A

ontsteking pleurabladen,
met variabele vochtophoping

78
Q

Pleuritis -> kliniek

A

Scherpe pijn bij inademen

KO:
- percussie -> dof
- auscultatie -> pleuraal wrijven of demping

Echo -> lokaliseren indien beperkter

79
Q

Pleuritis etiologie

A

Transsudaat:
–> pathologie is geen lokaal proces in de pleura
(vb. ST in hydrostatische druk of osmotische druk)
o Hartdecompensatie
o Nefrotisch syndroom (hypoproteïnemie)
o Levercirrose
o Volledige longatelectase
o Hypothyroïdie

Exsudaat
–> dr plaatselijke oorzaak
(vb. inflammatie )
o Parapneumonische effusie - empyeem
o Pleuritis exsudativa
o Hemothorax
o Chylothorax
o …

80
Q

Pleuritis diagnostiek

A

Pleurapunctie: 50 mL nodig voor diagnostiek
-> Bij ELKE pleura-uitstorting van onbekende etiologie

81
Q

pleurapunctie: waar tov rib?

A

Altijd aan bovenkant rib!
-> Neurovasculaire structuren niet beschadigen

82
Q

Pleurapuntie -> wat analyseren/doen?

A

analyse vocht
analyse kleur
kweek

83
Q

Analyse vocht pleurapunctie: exsudaat

A

Light’s criteria (exsudatief bij ≥1)
- Pleuraal eiwit > 50% serum eiwit
- LDH pleura > 60% serum LDH
- LDH pleura > 2/3 bovenste limiet nl serum LDH

84
Q

Analyse vocht pleurapunctie: transsudaat

A

Pleuraal eiwit < 50% serum eiwit

EN

Pleuraal LDH < 60% serum LDH
of pleuraal LDH < 200 U/L (< 2/3 bovenste limiet nl serum LDH)

85
Q

Analyse vocht pleurapunctie: glucose

A

Gedaald bij hoge metabole activiteit
bv. reuma, empyeem, TBC, maligniteit

86
Q

Analyse vocht pleurapunctie: amylase

A

Verhoogd bij pancreatitis, slokdarmperforatie

87
Q

kleur transsudaat

A

helder, doorzichtig, lichtgeel

88
Q

kleur exsudaat

A

variabel:

  • pleuritis exsudativa: citrijnkleurig, niet doorzichtig
  • empyeem: geelgroen, troebel, opaak (infectie) -> geelkleurig
  • hemothorax: bloed
  • chylothorax: melkachtig (bij lek uit lymfevat)
  • pseudo-chylothorax bij lang bestaand exsudaat
    (TB of reumatoïde artritis)
89
Q

longlijden geïnduceerd door geneesmiddelen

A

denk aan interstitieel longlijden

90
Q

Interstitiële longaandoeningen: radiologisch

A

alveolaire-interstitiële verdichtingen
(reticulair (lijnvormig) patroon)

91
Q

Interstitiële longaandoeningen: longfunctie

A

restrictieve longfunctie met diffusiestoornis

92
Q

Interstitiële longaandoeningen: APO

A

diffuse aantasting alveolair epitheel, interstitium en endotheel

93
Q

Interstitiële longaandoeningen: kliniek

A

Progressieve dyspnee
- Subacuut: prikkelhoest, ernstige dyspnee, griepaal syndroom
- Chronisch: progressieve dyspnee d’effort

Niet-productieve hoest

//

Bijkomende klachten i.f.v. etiologie
- Hemoptoë (vasculitis)
- Pleuritis (reumatoïde artritis, systemische lupus erythematosus)
- Gewrichtsklachten (systeemziekte)
- Nierlijden (Wegener)

94
Q

Belangrijke elementen in de anamnese bij interstitieel longlijden?

A

Systeemanamnese

Huidige en vroegere exposities bv. beroep, hobby…

Medicatie!

95
Q

interstitieel longlijden classificatie

A

Interstitieel longlijden van ongekende etiologie (65%)
- Sarcoïdose
- Interstitieel longlijden bij bindweefselziekten
- Stapelingsziekten
- Andere (vasculitis)
- Idiopatische interstitiële pneumonie

Interstitieel longlijden met gekende etiologie (35%)
- Inhalatie
- Medicatie
- Micro-organismen (CMV, PJ)
- Bestraling (radiopneumonitis)
- Maligniteit (lymfangitis carcinomatosa)
- Aandoeningen van andere organen

(p59 internistische leidraad)

96
Q

Welke medicatie kan interstitieel longlijden geven?

A

Amiodarone

Cytostatica

Nitrofurantoïne

97
Q

interstitieel longlijden pathogenese

A

Schadelijke stimulus -> inflammatie -> alveolitis
-> wondheling met proliferatie fibroblasten en myofibroblasten
-> meer bindweefselmatrix, wordt niet goed afgebroken
-> longfibrose

opm: kan volledig herstellen, herstellen met
restletsels of progressieve fibrosering
tot honingraat fibrose

98
Q

interstitieel longlijden KO

A

Bilaterale fijne crepitaties
zonder hartfalen of infectietekens

± clubbing

99
Q

interstitieel longlijden diagnostiek

A

(specialistisch)
anamnese, KO, labo, beeldvorming, bronchoscopie, evt APO

100
Q

interstitieel longlijden R/

A

Stopzetten expositie

Anti-inflammatoire behandeling
- Prednison (afbouwen over weken/maanden)
- Immuunsuppressiva: om CS dosis te reduceren

[Idiopatische pulmonale fibrose (IPF): GEEN immuunsuppressie -> antifibrotische medicatie]

Symptomatische behandeling
- Vaccinatie (infecties vermijden)
- O2 therapie

Uiteindelijk soms longtransplantatie nodig

101
Q

Syndroom Goodpasture =

A

auto-immuun aandoening: antistoffen tegen collageen in long en nier

//

glomerulonefritis
(hematurie, proteïnurie, nierfunctie ↓)
+
interstitieel longlijden
+
algemene malaise, koorts, ziek

102
Q

typische triade van syndroom van Wegener

A

NKO + long + nier

103
Q

Sarcoïdose =

A

Systeemziekte met inflammatoire stoornis met granulomateuze aantasting: niet-necrotiserende
granulomen in meerdere organen

104
Q

Sarcoïdose etiologie

A

onbekend

105
Q

Sarcoïdose leeftijd

A

Typisch jongvolwassenen
-> 20 – 40 jaar
-> tweede piek in Caucastische vrouwen >50j

106
Q

Sarcoïdose typische presentatie

A

1 of meer v.d. volgende:

  • Bilaterale hilaire adenopathie
    (50% toevallige vondst op RX thorax!)
  • Pulmonale reticulaire opaciteiten
    (netvormige vertroebeling)
  • huid (vb. erythema nodosum), gewricht en/of oogafwijkingen
107
Q

Sarcoïdose: belangrijke elementen in anamnese

A

nieuwe huidletsels,
visuele veranderingen,
droge ogen of droge mond, zwelling speekselklier,
gewrichtspijn of zwelling,
palpitaties, syncope,
spierzwakte?

108
Q

Sarcoïdose R/

A

1e lijn: orale glucocorticoïden (Prednisone)
-> Indicatie: respiratoire symptomen, deteriorerende longfunctie, progressieve radiografische
veranderingen (stadium I met weinig symptomen kan soms met NSAID behandeld worden)

2e lijn: associatie azathioprine, methotrexaat of chloroquine

Symptomatische behandeling
- Overmatig zonlicht, vit. D en Ca inname vermijden
- Bronchodilatatie bij luchtwegobstructie
- Zoutbeperking en diuretica bij cor pulmonale
- Pacemaker bij AV blok

109
Q

Pneumothorax =

A

lucht tussen pleurabladen (pariëtale en viscerale)
-> partiële of volledige longcollaps

110
Q

Soorten pneumothorax (obv etiologie)

A

SPONTAAN
- primair
- secundair

VERWORVEN
- traumatisch (hoger risico spanningspneumothorax)
- iatrogeen

111
Q

primaire spontane pneumothorax

A

Meest frequent
Man > vrouw
GEEN onderliggende longpathologie
Meestal in longtop, luchtschil < 1 cm
Vaak jonge mensen, lang, mager

112
Q

secundaire spontane pneumothorax

A

Onderliggende longziekte
- COPD
- Infectie
- Tumor
- Drugs (sub-pleurale blebs)
- Catemeniale pneumothorax: rond menstruatie

Risico recidief 60-80%!

113
Q

pneumothorax kliniek obv anamnese

A

AH-gebonden stekende pijn op borst
(pleuritis type pijn)

Vaak dyspnee
(Benauwd indien ernstige pneumothorax)

114
Q

pneumothorax KO

A

Aangedane zijde:
- Uitgezet
- Weinig AH-beweging
- Percussie: hol, leeg geluid (vergelijk met contralat)
- Auscultatie: verzwakt VAG
- Soms subcutaan emfyseem

115
Q

soorten pneumothorax obv fysiologie

A

simple
open/communicating
tension

116
Q

gesloten pneumothorax =

A

lucht pleurale ruimte communiceert niet met buitenatmosfeer

geen shift mediastinale structuren

vb. pleurale scheur van gebroken rib

117
Q

open pneumothorax =

A

defect in borstwand
-> kan luchtaanzuiging en paradoxale longcollaps veroorzaken -> AH probl

vb. schotwond

118
Q

spanningspneumothorax =

A

Progressieve luchtophoping in de aangedane zijde van de borstkas:
intrathoracale druk ↑ (*) -> veneuze retour hart onmogelijk

(*) verschuiving mediastinum naar contralateraal + compressie grote vaten (oa vena cava) -> daling CO

vb. borstblessure met 1 klep

119
Q

spanningspneumothorax kliniek

A

Snelle cardiovasculaire collaps:
- BD daling
- en patiënt kan niet meer ademen

(Bleek, gestegen CVD)

120
Q

spanningspneumothorax -> reanimeren?

A

nee!
-> hart w toch niet gevuld

121
Q

spanningspneumothorax R/

A

naald tussen 2 ribben,
midclaviculair, op plek waar je trauma vermoedt

=> lucht ontsnapt -> opnieuw cardiac output
-> geen CPR nodig

122
Q

Pneumothorax D/

A

Exclusie andere zaken:
- Labo (infectie, WBC kunnen stijgen door stress -> demargineren van bloedvatwand)
- aBG inschatten ernst (vaak normaal <-> hypoxie en hypocapnie = ernstige pneumothorax)
- ECG (ACS)
- D-dimeren (LE)

RX thorax = meestal genoeg
- Face + profiel
- Inspiratie en expiratie

CT thorax
- Bij planning ingreep
- Bij twijfel
- DD emfyseem bulla (vooral bij COPD)

123
Q

Primaire spontane pneumothorax R/

A

Beperkte/partiële pneumothorax,
weinig symptomen
=> conservatieve therapie
(25% recidief na conservatieve therapie)

Grote/volledige pneumothorax
=> exsuflatie punctie: aspiratie lucht
- Thoraxdrain indien onsuccesvolle exsuflatie
+ veel klachten

Bepaalde indicaties (luchtlek > 5d, recidief, bilat, bep beroepen): HK: thoracoscopie met pleurodese

124
Q

pleurodese

A

pleurabladen aan elkaar kleven dmv talkage

pleurabrasie (ruw maken pariëtale pleura) of pleurectomie zelden gedaan (I: jonge mensen die mss nog geopereerd moeten w)

125
Q

Secundaire spontane pneumothorax R/

A

Hoog risico recidief
-> direct thoracoscopie met pleurodese
(ook behandeling oorzaak bv. bullectomie)

Behandeling onderliggende oorzaak

126
Q

Traumatische pneumothorax R/

A

~ primair spontane
MAAR hoger risico spanningspneumothorax
–> sneller thoraxdrainage

Niets mis met long -> weinig recidief
(zelden heelkunde)

127
Q

Iatrogene pneumothorax R/

A

~ grootte pneumothorax

-> Meestal conservatief: afwachten
= klein, stopt vaak spontaan

-> Exsufflatie
-> Thoraxdrain

128
Q

conservatieve therapie pneumothorax

A

bedrust
pijnstilling
evt O2 hoog (15L)
controle RX

129
Q

(Extrinsiek) allergische alveolitis =

A

Alveolitis betekent een ontsteking van de longblaasjes. Een allergische alveolitis is een abnormale reactie van het afweersysteem na blootstelling aan bepaalde prikkels in de omgeving, zoals schimmels of uitwerpselen van vogels.

Duivenmelkerslong is een vorm die ontstaat na contact met duivenstof.

Als de aandoening lange tijd niet behandeld wordt, dan kan die evolueren naar chronische longfibrose.

130
Q

empyeem =

A

opeenhoping van pus binnen een bestaande anatomische ruimte in het lichaam.

vb. pleuraal empyeem in pleuraholte

opm: Het moet onderscheiden worden van een abces, waarbij pus zich vormt in een nog niet bestaande ruimte.

131
Q

emfyseem =

A

Chronische ziekte die longblaasjes aantast.

132
Q

TBC etiologie

A

Mycobacterium tuberculosis
(zuurvast, aeroob, traaggroeiend)

133
Q

TBC overdracht

A

= aerogeen

PRIMO-INFECTIE: 95% klinisch en radiologisch latent
- ingeademd -> alveoli (longen) -> gefagocyteerd door alveolaire macrofaag
- verspreiding infectie naar lymfeklieren + organen op afstand
(4-8 weken: maximale immuunrespons -> resolutie infectie + omslag intradermo)
- restletsels: TBC bacillen overleven dormant

REACTIVATIE-> opnieuw actieve ziekte
- kan zich zowel in de longen (pulmonaal) als buiten de longen (extrapulmonaal) manifesteren

134
Q

TBC risicogroepen

A

> 65 jaar, man

3e wereld, 4e wereld

Immuungecompromiteerden

Contactpersonen TBC patiënt

135
Q

TBC kliniek

A

Algemeen
o Koorts
o Nachtzweten
o Anorexie
o Vermagering
o Erythema nodosum

Pulmonaal
o Hoest
o Sputum
o Bloedfluimen
o Pijn
o Dyspnoe

136
Q

TBC radiologie

A

Caverneuze longtuberculose
= meest frequent (meestal reactivatie TBC)
- vooral bovenkwabben

Miliaire tuberculose
= ernstig (lethaal)
- Korrelhaarden TBC (rijst)
- Acute kliniek op jonge leeftijd
- Intradermo vaak negatief!

Andere

137
Q

TBC D/

A

RX thorax, CT thorax

Aantonen tuberkelbacillen in sputum (Ziehl Nielsen kleuring) => diagnose met sputum
(als patiënt niet kan ophoesten best BAL doen)

Kweek (meerdere weken -> bepalen resistentie)

Tuberculine huidtest
(MAAR teken immuniteit, niet actieve ziekte + sluit actieve ziekte niet uit)

IFN-γ test (alternatief tuberculine test MAAR ook
geen onderscheid latent ↔ actief) vb. IGRA test

138
Q

TBC R/

A

Initiële fase (2m): Isoniazide PO
- + rifampicine PO
- + pyrazinamide PO
- + ethambutol PO

Consolidatiefase (4m): Isoniazide PO
- + rifampicine PO

extra:
- Respiratoire isolatie tot 3x negatief sputum
- Onderzoek omgeving + bronopsporing
- Actieve TBC -> melden aan gezondheidsinspecteur

139
Q

latente TBC =

A

subklinische infectie met TBC bacillen zonder suggestieve kliniek, sputum of RX

140
Q

latente TBC: risico progressie naar actieve ziekte?

A

5-10% in leven tenzij RF

opm: risicofactoren
o HIV+
o Immuunsupressieve therapie (zeker anti-TNF)
o RX toont fibrotische restletsels
o Chronische nierinsufficiëntie
o Ongecontroleerde diabetes mellitus
o Maligniteit, orgaantransplantatie…

141
Q

Aanwijzingen recente infectie tbc

A

Tuberculine omslag
(toename 10 mm t.o.v. vorige intradermo < 2 jaar later)

Recent contact besmettingsbron

142
Q

latente TBC R/

A

Profylactische behandeling met Isoniazide PO
gedurende 6-9 maanden indien RF

143
Q

tuberculine reactie (intradermo, Mantoux test) =

A

intradermale injectie tuberculine

144
Q

Mantoux test: wnr aflezing?

A

na 3 (max 5) dagen

145
Q

Mantoux test: interpretatie

A

< 5 mm: Negatief

5-9 mm: Meestal negatief
- Immuungecomprommiteerd: telt als positief
- <5, > 65 + contact met TBC patiënt -> twijfel

10-17 mm:
= Positief
- Contact met TBC patiënt
- RF ontwikkeling actieve TBC
= Twijfel
- Geen risicofactoren
- Recente BCG vaccinatie

≥ 18 mm: Positief

146
Q

Mantoux test: vals negatief

A

Onderdrukking immuunsysteem

147
Q

Mantoux test: vals positief

A

Infectie atypische mycobacteriën

BCG vaccinatie

148
Q

Ventilatie neemt af tijdens slaap: mechanische

A

Neuronale stimulatie neemt af

Pharynx: geen kraakbeen -> collabeert altijd lichtjes
- in slaap minder reflex tonusstoename bij collaps

149
Q

Prevalentie slaapapnee

A

30-60j:
- 2% vrouwen
- 2% mannen

150
Q

Slaapapnee (OSAS)

A

Vanaf bepaalde keelvernauwing: snurken -> hypopnee -> apnee

151
Q

Hypopnoe =

A

Reductie in ventilatie ≥ 10 sec

152
Q

Apnoe =

A

Stoppen luchtverplaatsing aan neus en mond ≥ 10 sec

153
Q

Apnee-hypopnee index (AHI) =

A

Aantal apnees en hypopnees per uur slaap

154
Q

AHI normaal

A

≤ 5/uur

155
Q

AHI OSAS

A

> 5/uur

156
Q

Etiologie obstructief slaapapnee syndroom

A

Anatomische vernauwing BLW
=> Meestal niet belangrijkste oorzaak behalve:
- tonsilhypertrofie (kinderen)
- uitgesproken retrognatie

Verhoogde neiging tot collaps BLW
(In slaap minder reflex tonustoename bij collaps)

Obesitas

157
Q

Retrognatie =

A

Ondertanden ver naar achter

158
Q

Op welke manier kan obesitas bijdragen tot OSAS?

A

Vetdepositie farynx

Externe compressie farynx < vet in hals

Ernstige obesitas: TLC daling

159
Q

Desaturatie bij OSAS wordt beïnvloed door:

A

Duur apnoe en hypopnoe

Start zuurstofinhoud long
(lagere TLC -> sneller desaturatie)

160
Q

Centrale OSAS
(centrale apnee / hypopnee)

A

Op moment apnee/hypopnee: geen of verminderde AH beweging -> geen thoracale of abdominale beweging
(Geen signaal van CZS naar AH spieren)

161
Q

Perifere OSAS
(perifere/obstructieve apnee/hypopnee)

A

AH-poging: AH bewegingen -> abdominale-thoracale paradox

Grote AH-arbeid + desaturatie -> ‘arousal’ kortstondig wakker worden -> einde apnee/hypopnee + slaapfragmentatie

162
Q

Gevolgen OSAS

A

Slaapfragmentatie -> hypersomnomentie (overdag ook makkelijk in slaap vallen, CAVE: rij-ongeschikt?)

Struggle for air + desaturaties
- ritmestoornissen (sinusarrest, AV blok, VKF)
- CV weerslag

163
Q

Cardiovasculaire weerslag OSAS

A

‘struggle’ ‘s nachts -> verhoging sympathicus (ook overdag)
- hypertensie
- hartfalen

Cyclische desaturatie
-> oxidatieve stress (inflamm, insuline-resist)
-> atherosclerose

164
Q

OSAS S/ tijdens slaap

A

Snurken

Bedpartner merkt AH-stilstanden op

Onverkwikkende slaap

Nachtzweten < sympaticus stijging

Nycturie > 2x/nacht naar toilet, drukschommeling -> atria secreteren ANF

165
Q

OSAS S/ overdag

A

Hypersomnolentie

Geheugenstoornissen, concentratiestoornissen

Andere: persoonlijkheidsveranderingen, minder libido, impotentie

166
Q

Schaal voor hypersomnolentie

A

Epworth sleepiness scale > 10

167
Q

Slaapapnee KO

A

3/4 OSAS pt’en = obees
Frequent: AHT

Evt retrognatie
Keelinspectie vaak afwijkend
< ‘gesleur’ van lucht doorheen nauwe keel
- erytheem + overmatige plooivorming faryngeale mucosa
- hypertrofie tonsillen, keelpijlers en/of huig
- vernauwing orofaryngeale apertuur

168
Q

Slaapapnee D/

A

Polysomnografie
-> AHI >5 EN hypersomnolentie

169
Q

AHI: milde vs matige vs ernstige OSAS

A

Milde OSAS: AHI < 15

Matige OSAS: AHI 15-30

Ernstige OSAS: AHI > 30

170
Q

Slaapapnee R/

A

Conservatief
- vermagering
- soms enkel apnee’s in ruglig (zwaartekracht) -> houdingstraining (vb. tennisbal op rug)
- vermijden van medicatie die tonus farynx reduceert (benzo’s, morfine, alcohol)

CPAP = meest effectieve beh

Chirurgie
- tonsillectomie bij kinderen
- maxillo-mandibulaire advancement bij retrognatie

171
Q

CPAP werking

A

Leiding en neusmasker
-> lucht in farynx blazen aan positieve druk

Snel effect: vaak na 2-3 nachten gewend, onmiddellijk effect op slaaparchitectuur

172
Q

p 12 intern leidraad

A

SABA: Salbutamol, Ventolin®
SAMA: Ipratropium, Atrovent®
SAMA+SABA: Duovent®

LABA: Formoterol, Foradil® / Salmeterol, Serevent®
LAMA: Tiotropium, Spiriva® / Glycopyrronium, Seebri®

ICS: Budesonide, Pulmicort® / Fluticason, Flixotide®

ICS+LABA: Budesonide+formoterol
= Bufomix®, Symbicort®
/ Beclometason, dipropionaat +formoterol, fumaraat = Inuvair®

LAMA+LABA+ICS: Trimbow®