ziektebeelden gastro-entero Flashcards

1
Q

Maag-duodenum ulcus: wat voor ulcus meestal?

A

peptisch ulcus (< zuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Maag-duodenum ulcus: locatie

A

Maagulcus: kleine curvatuur t.h.v. angulus
(antrum mucosa/metaplasie)

Duodenum ulcus: 2 cm distaal van pyloor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Maag-duodenum ulcus: etiologie

A

Helicobacter pylori (80%)

NSAIDs (20%)

Maagzuur
- zz: gastrinoom (Zollinger-Ellison) -> veel ulcussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maag-duodenum ulcus: kenmerken ulcus door H. pylori

A

neiging tot recidief

eradicatie -> verdwijning ulcusziekte

Duodenum ulcus: 100% < H. pylori

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maag-duodenum ulcus: kenmerken ulcus door NSAIDs

A

geen echte voorkeurslocatie

opm: kan ook ulcus terminaal ilieum geven
(dan moeilijke DD Crohn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maag-duodenum ulcus: S/

A

Knagende epigastrische pijn
o 2-3 uur na maaltijd
o Beter met eten

Atypische klachten
o Anorexie
o Speekselvloed
o Nausea
o Chronische/nachtelijke hoest

Ouderen: asymptomatisch!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Maag-duodenum ulcus: D/

A

Anamnese: pijn

NSAID gebruik?
Corticosteroïden gebruik?

KO: epigastrische drukpijn

Oesofago-gastro-duodenoscopie
- Altijd biopsies bij maagulcus!
(potentieel maligne, vaststellen HP status)
- RX SMD slokdarm, maag, duodenum indien endoscopie niet mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Maag-duodenum ulcus: R/

A

Vermijden koffie, koolzuurhoudende dranken, thee, alcohol, vettig en gekruid eten, chocolade, munt…

Vermijden aspirine en NSAID

Rookstop

Zuursecretie remmers 4-8 weken: PPI
(Omeprazole 20 mg 1x1 per dag)

HP eradicatie indien HP+
-> na eradicatie geen onderhoudsbehandeling meer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Maag-duodenum ulcus: HP eradicatie

A

triple therapie:
= PPI + Amoxicilline + Claritromycine: 10-14d (2x/d)

–> PPI: 4w (1x/d)

opm: alternatief nodig of eradicatie mislukt?
-> zie richtlijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Maag-duodenum ulcus: preventie ulcus bij NSAID

A

Combinatie NSAID’s met PPI = maagbescherming
-> bij risicopatiënten:
- > 65 jaar
- belangrijke comorbiditeit
- antecedenten van peptische ulcera
- antecedenten van ulcus met complicaties
- gelijktijdige inname van corticosteroïden, SSRI’s, acetylsalicylzuur of een ander antiaggregans of een anticoagulans

=> Pantoprazol 20 mg 1x1 per dag (ipv 40mg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat associëren bij langdurig CS?

A

Steovit en Pantomed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen

A

perforatie

bloeding

stenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> perforatie: 2 mogelijkheden

A

gedekte perforatie (plastron)

vrije perforatie (maaginhoud loopt vrij in buikholte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen
-> gedekte perforatie: kliniek?

A

Continue epigastrische pijn (acuut, dolksteek)
- Uitstralen pijn naar rug
- Verbetert niet met ingesta of alkaliën

Lokale peritonitis: drukpijn, loslaatpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen
-> vrije perforatie: kliniek?

A

Continue epigastrische pijn (acuut, dolksteek)
-> diffuse pijn -> diffuse peritonitis
-> septische shock
- Schouderpijn < diafragmaprikkeling

KO: plankharde buik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> perforatie: D/

A

KO (peritoneale prikkeling, plankharde buik)

RX abdomen: vrije lucht
(RX neg -> CT: best zonder PO contrast)

GEEN endoscopie (want verhoogt druk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> bloeding: presentatie?

A

20% hematemesis
30% melena
50% hematemesis en melena
5% hematochezia (helder RBPA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> bloeding: bij welke soort ulcus frequenter?

A

Frequenter bij ulcus door NSAID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> stenose: ontstaan?

A

Chronisch recidiverend ulcuslijden -> sclerose -> vernauwing en motorische stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> stenose: kliniek?

A

Dehydratatie en hypovolemie

Afhankelijk van locatie (prox-dist): dysfagie
- krampende epigastrische pijn + braken
- braken maaginhoud, opgezette buik,
plasgeruis, zichtbare peristaltiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Maag-duodenum ulcus: verwikkelingen -> stenose: D/

A

RX slokdarm

Endoscopie + biopsie na maaglediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Refluxpathologie (GERD) : mechanisme?

A

Inefficiënte antirefluxbarrière
+
deficiënte zuurklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pyrosis =

A

zuurbranden, branderig gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Reflux =

A

voedsel komt terug tot in slokdarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Regurgitaties =

A

voedsel uit maag komt terug tot in mond

(zonder braakneiging: patienten slikken voedsel gewoon terug in)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Dyspepsie =

A

ongemak in maagstreek

(maagpijn, opgeblazen gevoel, zwaar gevoel, vroegtijdig verzadigd gevoel, nausea, braken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

GERD: fyisologisch vs pathologische reflux

A

Fysiologisch: geen klachten en geen oesofagitisletsels

Pathologische reflux: klachten en/of letsels
- Non-erosieve reflux
(klachten maar geen erosieve letsels)
- Oesofagitisletsels
- Verwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

GERD verwikkelingen?

A

Ernstige oesofagitis -> odynofagie, anemie

ulcus

peptische strictuur (-> dysfagie organisch type)

Barrett slokdarm

adenoCa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

GERD: mogelijke etiologie?

A

Hernia diafragmatica

Hypoperistalsis

Lage sfincterdruk
-> meest frequent = onvoldoende LES functie

Factoren die tonus verminderen
-> Nicotine, Alcohol, Cafeïne, Obesitas

Oesofagitis (Bepaalde medicatie bv. bifosfonaten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

GERD: typische S/

A

Pyrosis (opstijgend brandend gevoel)
Zure regurgitaties
Epigastralgie
Keelpijn
Slechte, metaalachtige smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

GERD: atypische S/

A

Thoracale pijn
Heesheid
Hoest
Wheezing, astma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

GERD: CAVE welke symptomen?

A

Dysfagie
Odynofagie
Vermagering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

GERD: metaplasie in distale slokdarm ?

A

Metaplastisch cilindercellig epitheel
- Intestinaal type
= premaligne (slijmbekercellen)
= Barrett

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Barrett slokdarm =

A

vorming van metaplastisch cilindercellig epitheel in de distale slokdarm

(<-> nl: meerlagig niet-verhoornd plaveiselepitheel)
(maagmucosa: eenlagig cilindrisch epitheel)

< kan ontstaan door langdurige reflux

= Premaligne: oesofagaal adenoCa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Barrett slokdarm: RF?

A

Man
Leeftijd
Kaukasische ras

Hernia
H. Pylori
Langdurige GERD symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

classificatie erosieve oesofagitis

A

Los Angeles classificatie
-> graad A, B, C, D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

GERD: D/

A

Typische klachten (pyrosis, keelpijn…)
–> endoscopie ter evaluatie oesofagitis ± verwikkelingen

Atypische klachten –> aanvullend onderzoek
- Endoscopie ->oesofagitis
- Proeftherapie met PPI
- zuurinfusietest
- pH-meting
- impedantiemeting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

GERD: R/

A

Levensstijl
- Hoogstand bed, late maaltijden vermijden
- Vermijden chocolade, vet, munt, bruis, alcohol
- Gewichtscontrole

Medicatie
- Bij lichte of weinig frequente S: antacida
- Bij niet erosieve GERD: PPI
(pantomed 20mg 1x1 2-4w ifv klachten)
- Bij erosieve oesofagitis: PPI
(pantomed 40mg 1x1 4-8w -> onderhoud 20mg)

HK: Nissen fundoplicatie = strikte indicatiestelling!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

GERD verwikkelingen: R/ stenose

A

endoscopische dilatatie
+
full-dose PPI (80 mg Pantoprazol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

GERD verwikkelingen: R/ metaplasie

A

full dose PPI + bioptische follow-up

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Motorische slokdarmstoornissen: achalasie -> bij wie?

A

Vooral bij mannen

Piek: middelbare leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Motorische slokdarmstoornissen: achalasie -> mechanisme

A

degeneratie inhibitorische neuronen
-> aperistalsis, gestoorde LES relaxatie

achalasie = zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Motorische slokdarmstoornissen: achalasie -> kliniek

A

Progressief

Dysfagie (gevoel dat voedsel blijft steken)
-> functioneel: initieel intermittent, dan continu

Thoracale pijn aanvallen RSP
- los van de maaltijd, vooral ’s nachts
= ‘non cardiac chest pain’

Regurgitatie
- vooral postprandiaal en bij platliggen
- typisch niet-zuur
- Hoestbuien

Vermagering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Achalasie DD

A

anorexia nervosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Achalasie D/

A

Endoscopie met biopsie
(exclusie organische stenose)

Manometrie
(afwezigheid relaxatie sfincter en peristaltiek)

RX: vogelbekbeeld t.h.v. LES met gedilateerde slokdarm boven sfincter ± voedselresten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Achalasie verwikkelingen

A

Aspiratiepneumonie

Hogere incidentie spinocellulair carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Achalasie R/

A

Geen oorzakelijke behandeling
-> passage van voedsel vergemakkelijken
(Ballondilatatie, Myotomie, Botox injectie sfincter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Motorische slokdarmstoornissen: diffuse spasmen
-> komt het veel voor?

A

zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Motorische slokdarmstoornissen: diffuse spasmen
-> kliniek

A

Retrosternale pijnaanvallen
~ angina pectoris MAAR < slokdarmspasmen

Dysfagie functionele type (niet op voorgrond)
- Voor vast en vloeistof
- Intermittent
- ’s nachts

opm: ↔ organische dysfagie: initieel enkel voor vast, impactie bij grote bolus, ifv maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Diffuse spasmen slokdarm DD

A

angor pectoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Diffuse spasmen slokdarm D/

A

RX: kurkentrekkerslokdarm

Manometrie: repetitieve, niet-peristaltische contracties na deglutitie, onvolledige relaxatie LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Diffuse spasmen slokdarm R/

A

Spasmolytica (Buscopan®)

Calciumkanaalblokker

Minder heelkunde dan achalasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

voorbeelden van galblaaslijden

A

cholelithiasis
(cholecystolithiase, choledocholithiase)

hydrops galblaas

cholecystitis
(acute -, chronische -)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

cholelithiasis -> welke soorten galstenen

A

75% cholesterolgalstenen

25% pigmentgalstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

etiologie cholelithiasis: 4 F’s

A

Female
Forty (leeftijd)
Fat: obesitas
Fertile: oestrogenen en progestagenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Cholestase =

A

= stase van gal in (gedilateerde) galcanaliculi
+ retentie galpigment in hepatocyten

Labo: GGT, AF, galzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Transaminitis =

A

Meestal eerste teken cholestase

Labo: AST, ALT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hyperbilirubinemie: waarde

A

bilirubine > 1.0 mg%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Icterus =

A

Gele kleur huid en sclerae

< Bilirubine > 2-2.5mg/dl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

tekens van icterus met toename vh gehalte geconjugeerd bilirubine

A

donkere urine – bleke stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

toename van het gehalte ongeconjugeerd of ongeconjugeerd bilirubine

A

normale urine – stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Cholestatische icterus =

A

Cholestase met hyperbilirubinemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

cholecystolithiase (CCL) -> S/

A

Asymptomatisch

Typische galkoliek: 15-30 minuten
- Zeer hevige pijn bovenbuik
(R hypochonder – epigastrium, irradiatie nr rug)
- bewegingsdrang
- nausea, braken
- typisch na vettige maaltijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

cholecystolithiase (CCL) -> KO

A

Weinig – geen koorts

Klachtenvrije periode: normaal

Tijdens of vlak na koliek: galblaas gevoelig
- Cystisch punt +
- Murphy + (wijst eerder op acute cholecystitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

cholecystolithiase (CCL) -> D/

A

Labo
- Minimaal ↑ AST, ALT
- Meestal geen koorts of ↑ CRP (exclusie cholecystitis)
- Lipase nl (exclusie pancreatitis)
- Bilirubine en AF eerder bij CDL

Echografie: lithiasis
(+ uitsluiten cholecystitis, uitsluiten CDL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

cholecystolithiase (CCL) -> DD

A

 Maagulcus
 Hernia diafragmatica
 Diverticulose
 Colon Ca
 Wandpijn
 Pleura aandoening
 basale pneumonie rechteronderkwab
 Lever
 Pancreas
 Nierkoliek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

cholecystolithiase -> verwikkelingen

A

Galblaas: hydrops, empyeem, cholecystitis

Galwegen: choledocholithiasis, cholangitis

Leverabces

Acute biliaire pancreatitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

cholecystolithiase R/

A

1e lijn: behandeling galkoliek
- Spasmolyticum (Buscopan®)
- NSAID (Ibuprofen)

2e lijn: electieve laparoscopische cholecystectomie (CCE)

3e lijn: igv te hoog risico CCE (zelden)
- Orale galzoutentherapie
(bij kleine radiolucente stenen zonder ernstige kolieken, 6-18 maanden therapie, vaak recidief )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

radio-lucente vd radio-opake galstenen

A

cholesterolgalstenen
- Radiolucent -> ku behandeld w met orale galzouten
- Radio-opaak -> niet meer oplosbaar met galzouten

pigmentgalstenen
- Radio-opaak -> niet meer oplosbaar met galzouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

cholecystolithiase =

A

galstenen in galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Als asymptomatische CCL niet behandelen
-> hoeveel % wordt symptomatisch?

A

20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Symptomatische CCL: wrm electieve CCE ?

A

hoog risico recidief en verwikkelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

choledocholithiase (CDL) etiologie

A

Cholecystolithiase (cholesterolstenen uit galblaas)

Bruine pigmentstenen < bacteriële overgroei galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

choledocholithiase (CDL): kliniek

A

Asymptomatisch (toevallige vondst)

Symptomen galkoliek

Leverfunctiestoornissen bij screening na galkoliek

Pijnlijke icterus bij volledige obstructie
- Obstructieve icterus na galkoliek:
donkere urine, bleke stoelgang
(kan pijnloos! -> niet alle pijnloze icterus = Ca)

Cholangitis = infectie galwegen

=> LABO: obstructieve icterus + gestegen lipasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

choledocholithiase (CDL): leverfunctiestoornissen

A
  1. AST, ALT (meteen)
  2. GGT en AF (na enkele dagen)

Bilirubine < bij volledige obstructie galweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

cholangitis: kliniek + labo

A

Rilkoorts
Obstructieve icterus: donkere urine, bleke stoelgang
Koliekpijn

Leverslagpijn

Labo:
- CRP, leukocytose
- AST, ALT
- AF
- Geconjugeerd bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

choledocholithiase R/

A

Toevallige vondst of obstructieve icterus:
- ERCP met steenextractie + CCE in 2e tijd
- CCE met galwegexploratie en steenextractie

Galkoliek:
- spasmolyticum, NSAID
- CCE + ERCP met steenextractie

Cholangitis:
- ERCP met steenverwijdering OF drainage galweg
- AB
- CCE

Biliaire pancreatitis:
- ERCP met steenextractie
- CCE
- voldoende IV vocht en pijnstilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Biliaire pancreatitis =

A

pancreatitis ontstaan door galstenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

choledocholithiase =

A

galstenen in galweg (ductus choledochus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

Hydrops galblaas =

A

Plotse afsluiting ductus cysticus
-> snelle distentie galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Hydrops galblaas: kliniek

A

Galkoliek
-> blijvende pijn ondanks spasmolytica

KO: massa t.h.v. galblaaspunt, breidt uit naar navel

GEEN icterus
GEEN purulent vocht maar helder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

Hydrops galblaas D/

A

KO

Echografie
(grote gespannen galblaas + CCL in ductus cysticus )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Hydrops galblaas: evolutie zonder behandeling

A

Empyeem, cholecystitis

Spontane resolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Hydrops galblaas R/

A

Dringende laparoscopische CCE
- CI chirurgie: percutane drainage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Acute cholecystitis: etiologie

A

> 95% cholecystolithiase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Acute cholecystitis S/

A

Vaak begin als galkoliek

Continue hevige pijn R-hypochonder
- Verergerd bij bewegen
- Geen resolutie met spasmolytica

Nausea, braken

Koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Acute cholecystitis KO

A

peritoneale prikkeling R-hypochonder

Murphy +

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Acute cholecystitis D/

A

Anamnese: VG galkolieken

KO

Labo: CRP, Leukocytose, ± ↑ AST en ALT

Echografie
- Verdikte of ontdubbelde galblaaswand
- Vocht
- Pericholecystitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Acute cholecystitis: evolutie

A

90%: resorptie acute cholecystitis

10%: evolutie naar necrotiserende cholecystitis
- Pericholecystitis -> plastron
- Vrije perforatie -> galperitonitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Acute cholecystitis R/

A

Vroegtijdige diagnose < 72 uur
-> Urgente laparoscopische CCE

Laattijdige diagnose > 72 uur
-> AB + pijnstilling & antipyreticum
+ lap CCE 6-12 w na acuut event

Hydrops / Empyeem / Abces / Perforatie / Billiodigestieve fistel –> zie internistische leidraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Chronische cholecystitis: ontstaan

A

< irritatie door langdurige CCL en kolieken

(bijna obligate verwikkeling, komt bijna niet meer voor gezien na galkoliek praktisch altijd cholecystectomie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Chronische cholecystitis: navragen in anamnese

A

VG recurrente galkolieken of last R-hypochonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Chronische cholecystitis kliniek

A

Dyspepsie, GEEN koorts, GEEN prikkeling

KO: mogelijk Murphy +

Afunctionele galblaas, risico bacteriële overgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Chronische cholecystitis D/

A

Echografie:
- verkleinde galblaas (sclerotisch, verschrompeld)
- wandverdikking
- lithiase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Chronische cholecystitis R/

A

Laparascopische CCE moeilijker
-> groter risico laparatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

Diverticulose =

A

Protrusies van mucosa (zonder muscularis) uit colonwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Diverticulose: locatie

A

Vooral sigmoïd, maar kan over hele colon
(zeldzaam jejunum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

Diverticulose: leeftijd

A

20% jongeren
50% 40-50 jaar
(incidentie stijgt met leeftijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Diverticulose S/

A

Vaak geen symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Diverticulitis =

A

Obstructie divertikel -> lokale infectie
± abces, perforatie, peritonitis

= L-fossa syndroom
( R-fossa: eerder appendix verdenken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Acute diverticulitis: kliniek

A

Lokale peritoneale prikkeling
- Acuut linkerfossa syndroom (L-fossa prikkeling)

Soms symptomen ~ cystitis (pollakisurie, dysurie)
…sigmoïd ligt vlakbij blaas

± plastron -> palpabele massa
± paralytische ileus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Acute diverticulitis: gradaties

A

Niet verwikkeld
Abces
Purulente peritonitis
Faecale peritonitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Diverticulitis + abces S/

A

L-fossa prikkeling ± plastron

Hoge koorts!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Diverticulitis + fistel S/

A

L-fossa prikkeling ± plastron

Symptomen fistel: pneumaturie, cystitis…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Diverticulitis + perforatie S/

A

Diffuse peritonitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Diverticulitis D/

A

Labo: CRP en leukocytose

Echo abdomen -> uitsluiten abces
(Meestal CT abdomen indien ernstig)

opm: bijkomende onderzoeken indien verwikkeld
vb. hemocultuur bij T > 38,5°C
vb. RX diafragma koepel vr uitsluiten vrije lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Acute diverticulitis (onverwikkeld) -> R/

A

Restenarme voeding

AB
- pt thuis (opm: discussie over nut AB, afh van ernst): amoxicilline-clavulaanzuur PO
- pt ZH: metronidazole IV of ciprofloxacine IV

Na 48 uur: herevaluatie
1) Klinische respons + CRP gehalveerd?
- Ja -> AB verder tot 14 dagen na normalisatie CRP
- Neen (abces/perforatie gemist?) -> CT abdomen met contrast
2) Bij ambulante behandeling geen co labo -> i.f.v. kliniek: 7-10 dagen AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Acute diverticulitis met abces R/

A

Abces > 4 cm
- Percutane (echo of CT geleide) drainage -> AB

Abces < 4 cm
- enkel AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Acute diverticulitis met perforatie of fistelvorming -> R/

A

Urgente heelkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Wanneer electieve HK bij diverticulitis?

A

Verwikkelde diverticulitis (abces) na afkoeling

Na 2de opstoot (ook patienten< 45 jr.)

Fistelvorming

Tumor niet te excluderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Uitsluiten neoplasie igv diverticulitis

A

Afkoeling ontsteking -> colonoscopie
-> uitsluiting DD sigmoidtumor

opm: GEEN colonoscopie tijdens acute opstoot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

recidiverende diverticulitis: verhoogd risico op perforatie?

A

geen verhoogd risico op perforatie bij recidief
(1e opstoot meestal de ergste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Recidiverende diverticulitis + blijvende S/ –> R/

A

best opereren: electieve heelkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Sigmoïdfistels ikv diverticulitis

A

Diverticulitis sigmoïd: sterke neiging tot fistelvorming

Vaak na diverticulitis met abces

Asymptomatisch -> symptomatisch

Bijna altijd indicatie heelkunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Sigmoïdfistels: locaties + S/

A

Blaas = meest frequent
- Recidiverende cystitis
- Pneumaturie lucht plassen
(CT: lucht in blaas)

Vagina (! enkel bij hysterectomie in VG)
- Vaginitisklachten
- Vaginaal verlies (faecaloïd)

Huid, perianaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Acuut abdomen =

A

Plotse abdominale pijn (<24u),
met begeleidende symptomen,
die een snelle interventie vergen
(vaak chirurgisch, maar niet altijd !)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Acuut abdomen: spontaan verloop

A

hypovolemische/septische/toxische shock,
multipel orgaanfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Acuut abdomen: D/

A

KO -> vermoedelijke diagnose

Weinig tijd voor onderzoeken: enkel niet-tijdrovende
- RX AE (exclusie vrije lucht)
- Bloedgas (lactaat bij ischemie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Acuut abdomen: R/

A

Voorafgaand aan ingreep:
- monitoring parameters
- IV vocht
- IV AB

Vaak spoedoperatie nodig
- Urgent: fulminante bloeding, strangulatie
- Binnen uur: peritonitis
- Semi-urgent: mechanische darmobstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Acuut abdomen: vss types

A

Peritonitis
(meest typisch acuut abdomen, = acute buik)

Obstructie - ileus

Bloeding

Ischemie

Abdominaal compartiment syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Peritonitis: indeling

A

gelokaliseerde peritonitis
-> plastron (< orgaanletsel)

diffuse peritonitis

(opm: internistische leidraad p 201 => DD)

122
Q

Peritonitis S/

A

Symptomen oorzakelijke orgaanziekte

Acuut ontstane buikpijn verergerend door bewegen
-> Gevolgd door braken

Algemene symptomen

123
Q

Peritonitis KO
-> Gelokaliseerde peritonitis // Diffuse peritonitis

A

INSPECTIE
- Costale ademhaling (bovenbuikperitonitis // ++)

AUSCULTATIE
- Paralyse ( – // +)

PERCUSSIE
- Pijn (Gelokaliseerd // Diffuus)
- Leverdofheid weg (– // Perforatie luchthoudend orgaan vb. maag, duodenum, colon -> vrije lucht onder diafragma -> lever tympanisch)
- Peritoneaal exsudaat (Gelokaliseerd // +)

PALPATIE
- Pijn (Gelokaliseerd // Diffuus)
- Spierweerstand (Gelokaliseerd // Tot plankhard)
- Rebound tenderness (Gelokaliseerd // Diffuus)

PPA
- Cri du Douglas (Onderbuikperitonitis // +)

ALGEMENE TEKENS
- Koorts (37,5 – 38,5 // 39,5 – 40)
- Dehydratatie tekens (– // ++)
- Intoxicatie tekens ( – // +++)
- Facies peritonealis ( – // +)

124
Q

Cri du Douglas =

A

excavatio retro-uterina betasten
= pijnlijk

125
Q

Facies peritonealis =

A

ingevallen gelaat
en vale huidskleur

126
Q

Peritonitis D/

A

= klinische diagnose!

biochemie

CT = 1e diagnostisch onderzoek bij acuut abdomen (zonder PO contrast indien je denkt dat HK nodig)

//

<-> RX abdomen = aspecifiek (behalve: vrije lucht onder diafragma = zekerheid luchthoudende orgaanperforatie)

<-> echo = niet zo gevoelig

127
Q

Ileus =

A

afwezigheid transit door dunne dam en/of dikke darm

opm: slokdarm – maag – duodenum -> eerder stenose dan obstructie

128
Q

Obstructie - ileus -> soorten

A

Mechanisch (organisch)
opm: kan evolueren nr paralytisch tgv overdistentie

Strangulatorisch
= ileus met hypoperfusie darmsegment

Paralytisch (functioneel)
= transitstoornis tgv dismotiliteit

129
Q

etiologie van paralytische ileus

A

< prikkeling peritoneum

130
Q

Obstructie - ileus -> graad

A

sub-obstructie

volledige obstructie

131
Q

ileus dundarm (hoog of laag) -> S/

A

Koliekpijn

Abdominale distentie

Braken
- Hoog: galbraken
- Laag: fecaloïd braken

132
Q

ileus dundarm (hoog of laag) -> verwikkeling

A

strangulatie

133
Q

ileus colon -> S/

A

Abdominale distentie

Recente constipatie

Afwezigheid van flatus

134
Q

ileus colon -> verwikkeling

A

caecal blow out

135
Q

Obstructie met ontwikkeling koorts, hypovolemie, lactaatacidose, sterk gestegen CRP
-> verdacht voor … ?

A

darmischemie of perforatie

136
Q

obstructie - ileus -> beeldvorming

A

spiraal CT abdomen:
prestenotische dilatatie bij mechanisch

RX abdomen staand:
lucht-vocht niveau’s

137
Q

obstructie - ileus -> beeldvorming

A

spiraal CT abdomen:
prestenotische dilatatie bij mechanisch

RX abdomen staand:
lucht-vocht niveau’s

138
Q

GI bloeding: 3 vragen

A
  1. Ernst van bloeding -> direct ingrijpen nodig?
  2. Plaats bloeding?
    - hoog ↔ laag
  3. Meest wss oorzaak?
139
Q

ernst van GI bloeding inschatten

A

HD weerslag
- Hypotensie (<100 mmHg)
- Tachycardie (>100/min)
- Orthostatisme

Hb
- Stijgt initieel (vochtverlies) daarna daling (bijvulling)
-> hercontrole Hb bij acute bloeding!

ureum/creat ↑
< ondervulling

140
Q

Plaats GI bloeding? hoog vs laag –> kleur?

A

Hoe helderder: hoe meer distaal

Hoe donkerder het bloed: hoe meer naar oraal

141
Q

Plaats GI bloeding? hoog vs laag –> Meer vermengd met stoelgang, …?

A

Hoe meer vermengd met stoelgang hoe meer naar oraal

142
Q

Kan hoge GI bloeding ook rood bloedverlies geven?

A

Hoge bloeding die zeer sterk bloedt kan ook rood bloedverlies geven MAAR dan zal de patiënt sterk hemodynamisch instabiel zijn

143
Q

Meest wss oorzaak van bloeding maag?

A

ulcera > varices

144
Q

Meest wss oorzaak van lage GI bloeding?

A

hemorroïden, tumor, poliepen, diverticulaire bloeding, tumor, IBD ulcera, angiodysplasie

145
Q

Hoge GI bloeding =

A

proximaal hoek van Treitz (duodenum-jejunum)

146
Q

Hoge GI bloeding: gevaarlijk?

A

gevaarlijkste soort GI bloeding, stopt niet vanzelf
-> altijd gaan kijken

147
Q

Hoge GI bloeding: kliniek ALGEMEEN

A

~ debiet en totale hoeveelheid bloedverlies

  • Ferriprieve anemie
  • Syncope, nausea, zweten
  • Hypovolemie
  • Labo: Hb ↓, Ureum/creat ↑
148
Q

tekens hypovolemie

A

 Zweten
 Droge bleke huid en conjuctiva
 Snelle zwakke pols
 Lage BD
 Lage CVD
 Snelle ademhaling
 Onrust

149
Q

verklaring Ureum/creat ↑ bij ondervulling + bij hoge bloeding

A

vertering Hb -> vorming ureum

150
Q

Hoge GI bloeding: kliniek LOKAAL

A

Hematemesis
- Braken rood bloed met klonters
- Braken zwart, halfverteerd bloed
- Dikwijls afwezig bij duodenumbloeding

Anaal bloedverlies
- Melena (meestal)
- RBPA met klonters (bij massieve hoge GI bloeding)
- iFOBT +

151
Q

melena =

A

zwarte stoelgang

152
Q

slokdarmvarices: typisch bij …?

A

Cirrose + portale hypertensietekenen

153
Q

DD hematemesis

A

epistaxis

hemoptoe

154
Q

effect van propranolol (PO) op bloedende slokdarmvarices?

A

Beta blokker
-> BD daalt -> varices minder kans op bloeden

155
Q

Lage GI bloeding =

A

distaal hoek van Treitz (duodenum-jejunum)

156
Q

Acute GI bloeding: frequenter hoge of lage bloeding?

A

Acute hoge bloedingen frequenter (> 95%) dan acute lage bloedingen

Occulte lage bloedingen frequenter dan occulte hoge bloedingen

157
Q

Lage GI bloeding: kliniek ALGEMEEN

A

~ debiet en totale hoeveelheid bloedverlies

  • Ferriprieve anemie
  • Syncope, nausea, zweten
  • Hypovolemie
  • Labo:
    Hb ↓
    (Ureum/creat ↑) -> minder bij lage dan hoge GI bloeding, dan < ondervulling, NIET van Hb vertering want gebeurt in dunne darm
158
Q

Lage GI bloeding: kliniek LOKAAL

A

Anaal bloedverlies
- Melena (R-colon of dunne darm)
- RBPA met klonters
- iFOBT +

=> bloed op faeces -> distaal colon en rectum
=> bloed nadruppelen na defaecatie -> anaal

159
Q

Intraperitoneale bloeding (hemoperitoneum) -> S/

A

Peritonitistekenen: dikwijls weinig uitgesproken

Tekenen van diafragmaprikkeling:
pijn thv schouders

Abdominale opzetting

PPA: cri du Douglas

Algemene, CV tekenen van bloedverlies

160
Q

Intraperitoneale bloeding (hemoperitoneum) -> D/

A

Als algemene toestand en nierfunctie het toelaten: CT met IV contrast

161
Q

Intraperitoneale bloeding (hemoperitoneum) -> R/

A

Exploratieve laparascopie/laparatomie

162
Q

indeling ischemie GI

A

Chronische ischemische colitis
= chronische ischemie dikke darm

Angor abdominalis
= chronische ischemie dundarm

Acuut: dundarm/colon ischemie

163
Q

indeling ischemie ikv acuut abdomen

A

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior
-> ischemische colitis

164
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior
-> etiologie

A

Embolen < VKF

Acute trombose (meest frequent)

Low flow
(vasoconstrictie bij shock, dialyse, vasoconstrictoren)

Acute veneuze occlusie
(veneuze trombose v. mesenterica superior -> minder plots)

165
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior
-> kliniek

A

Plotse hevige veralgemeende abdominale pijn
(Initieel vaak krampachtig -> nadien continu)

Tekenen aantasting algemene toestand (shock)
(Snelle pols, lage bloeddruk, zweten, tekenen van hypotensie)

Praktisch negatief KO vh abdomen
- Geen tekenen peritoneale prikkeling
- Vrijwel geen drukpijn

= acuut mesenteriaal infarct tot tegendeel bewezen

Buikpijn kan initieel gepaard gaan met hevig braken en lediging vh colon
- initieel GEEN bloed in stoelgang!

Pas later
- Tekenen van ileus met abdominale distentie
- Tekenen van peritoneale prikkeling
- Tekenen van algemene toxiciteit (met shock)

Meer insidieus verloop bij VMS trombose

166
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior
-> wnr hier bedacht op zijn?

A

Steeds op bedacht zijn bij patiënt met acuut abdomen (zonder peritoneale prikkeling) die
risicofactoren vertoont

RF:
- VKF
- Hartdecompensatie
- Diffuse atherosclerose
- VG abdominale angor
- Polycytemia vera
- Trombocytose
- Stollingsziekte (factor V Leiden, Lupus anticoagulans…)

167
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior
-> wat is meer en meer het eerstelijnsonderzoek?

A

CT

168
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica superior
-> R/

A

! hoge mortaliteit !

meestal: diagnose relatief laattijdig
-> HK: necrotische segmenten wegnemen
- twijfelgevallen laten zitten -> 24 uur later
‘second look operatie’: herevaluatie viabiliteit

in geval van vroegtijdige diagnose:
vb. embolectomie, trombolyse, VD, hartdebiet verbeteren, hypercoagulatie of polycytemie tegengaan, heparine infuus of LMWH SC bij VMS
trombose

169
Q

complicatie uitgebreide resectie darm

A

short bowel syndrome

170
Q

short bowel syndrome S/

A

diarree +++
+ peri-anale irritatie

Vocht- en elektrolytenstoornissen

Gewichtsverlies tot cachexie
< malabsorptiesyndroom

Maagzuur hypersecretie

Lithiase (cholelithiase en urolithiase)

171
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior (ischemische colitis) -> oorzaken

A

Trombose

Meer frequent: low flow

172
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior (ischemische colitis) -> predilectieplaats

A

L colon thv milthoek en sigmoïd
= overgang tss 2 vaatgebieden

(rectum is typisch gespaard)

173
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior (ischemische colitis) -> typisch verhaal

A

eerst hevige krampen -> moeten naar toilet -> veel stoelgang en daarna pas bloed ++ (stopt dan vaak ook wel)

174
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior (ischemische colitis) -> S/

A

Symptomatische (min of meer uitgesproken) ischemische colitis
- Plots optredende krampachtige pijn: meestal over L colon of hypogastrium
- Bijna altijd: frequente bloederige ontlastingen! (zelf-limiterend)

Silentieuze chronische ischemie (zeldzaam)
- Soms wat vage klachten maar niks typisch
(geen pijn, geen bloed, …)

175
Q

ischemische colitis -> KO

A

drukpijn maar geen duidelijke peritonitis

176
Q

symptomatische ischemische colitis: evolutie (belangrijk onderscheid)

A

Spontane regressie:
enkel mucosa en submucosa ischemisch
-> Spontane heling over 6-tal weken

Transmurale ischemie: toename
-> instellende peritonitis + evt. perforatie

177
Q

ischemische colitis: silentieuze chronische ischemie
-> kan aanleiding geven tot?

A

laattijdige colonstrictuur

178
Q

Acute ischemie gebied a. mesenterica inferior (ischemische colitis) -> RF

A

Atheromatose

Low-flow oorzaken:
antihypertensiva, nierinsufficiëntie, diabetes mellitus, hoge leeftijd, dehydratatie

179
Q

DE beste diagnostiek bij vermoeden ischemische colitis?

A

L-coloscopie

180
Q

ischemische colitis -> R/

A

Meestal spontaan gunstige evolutie
-> enkel supportieve therapie nodig (optimalisatie BD: adequate hydratatie)

Patiënt opvolgen
-> Slechte evolutie: tijdig mogelijk gangreen detecteren -> segmentaire colectomie

181
Q

Abdominaal compartiment syndroom =

A

= verminderde perfusie intra-abdominale organen (vooral nieren -> nierinsufficiëntie)

< plotse toename intra-abdominale druk
- Normaal: intra-abdominale druk (IAP) 3 – 15 mmHg
- Pathologisch: IAP > 20 mmHg

182
Q

angor abdominalis =

A

Herhaalde episodes van relatieve ischemie dunne darm zonder necrose

(Chronisch -> atherosclerose > arteritis )

183
Q

angor abdominalis -> kliniek

A

Postprandiale doffe, krampende buikpijn
(wnr bloedtoevoer moet toenemen)
- bovenbuik, uitstralend naar rug
-> Angst om te eten -> vermagering

± motiliteitsstoornissen < ischemie
-> diarree of constipatie

opm: KO draagt weinig bij aan diagnose

184
Q

bij wie denken aan angor abdominalis?

A

o Rokers
o Oudere patiënt
o Geruis over abdomen
o Algemene atherosclerose
o Diabetes
o Hypertensie

185
Q

angor abdominalis -> beeldvorming

A

CT angiografie of MRI angiografie

186
Q

Obstipatie/constipatie -> belangrijke elementen in anamnese

A

Frequentie?
- opm: obstipatie = < 3 stoelgangen/week

Uitdrijving?
- Gevoel van anorectale blokkade
- Gevoel van incomplete evacuatie
- Blijvende behoefte om te defaeceren
- Verlengd, excessief persen

Manuele assistentie (digitatie)
Verharde stoelgang

Begeleidende symptomen
Medicatie

187
Q

Obstipatie/constipatie -> etiologie

A

Dieet deficiënt aan vezels,
te weinig vocht intake

IBS
Farmaca

Metabole en endocrinologische aandoeningen
(Diabetes, Hypothyroïdie, HyperCa)

Bekkenbodemdysfunctie
Prolaps

Obstruerende letsels
(Colon Ca, Diverticulaire ziekte, Stenoserende Crohn)

Neurologisch: Multipele sclerose

188
Q

voorbeelden van farmaca die obstipatie kunnen geven

A

Antidepressiva
Antipsychotica
Ijzer PO
Opiaten

189
Q

obstipatie: D/

A

KO: Ano-rectaal onderzoek, PPA

Verder onderzoek in bepaalde indicaties:
- labo (Hb, MCV, Glucose, Creatinine, TSH, Ca)
- RX abdomen (faecale stase)
- coloscopie (stenoserende letsels, biopsie)

190
Q

wnr verder onderzoek bij obstipatie nodig?

A

> 50 jaar
Recente persisterende constipatie zonder evidente oorzaak

Familiale VG colon Ca
Positieve FOBT

Microcytaire anemie
Fe-deficiëntie

191
Q

Onderzoeken bij chronische constipatie refractair aan behandeling

A

Ano-rectale manometrie en ballonexpulsietest
- Zo nl: colon transittijd met radiologische markers

192
Q

obstipatie -> ALTIJD coloscopie indien …

A

RBPA

Vermagering

+ FOBT

obstructie symptomen

193
Q

obstipatie R/

A

Oorzakelijk indien mogelijk

Symptomatische behandeling
- Lifestyle
(vezelrijk voedsel, voldoende vocht, lichaamsbeweging, niet negeren defaecatiedrang, tijd nemen op het toilet)
- Medicatie
(vb. laxantia, prokinetica, vloeibare paraffine)
- Biofeedback training
(bekkenbodem kine -> recto-anale dyssynergie)

Resectionele heelkunde: proberen vermijden

194
Q

gastro-enteritis =

A

= ‘buikgriep’
= diarree ± nausea en braken

195
Q

voedselvergiftiging =

A

diarree en /of braken door toxines,bacterieën,parasieten of virussen

//

‘je bent op restaurant gegaan, hierna acute diarree, alsof je gaat doodgaan’

196
Q

dysenterie =

A

(acute) diarree met bloed/etter/slijm

197
Q

reizigersdiarree =

A

acute diarree tijdens een buitenlandse reis

198
Q

Gastro-enteritis S/

A

Plots optredende diarree, vooral met krampen, koorts of braken = suggestief voor infectie

199
Q

Gastro-enteritis etiologie

A

Virale infecties

Parasitaire infecties

Bacteriële infecties

Toxines

Geneesmiddelen (zeer veel GM ku diarree veroorz)

200
Q

Gastro-enteritis dr virale infectie -> typische ziekteduur

A

1-3 dagen

opm: heel besmettelijk

201
Q

Gastro-enteritis dr virale infectie -> welke virussen bv?

A

Norovirus = meest frequent

Rotavirus -> vroeger veel bij kinderen, nu vaccinatie

202
Q

Gastro-enteritis dr parasitaire infectie -> vb parasiet

A

Giardia lambia

203
Q

Gastro-enteritis dr Giardia lambia: besmetting/overdracht

A

Cyste in rust kan maanden overleven!
=> Inslikken -> vermenigvuldigt in darm

  • Besmet water
  • Huisdieren
  • Mens - mens
204
Q

Giardia lambia diarree: S/

A

Acute zelflimiterende diarree
of chronische last
(geeft krampen, steatorree)

  • Winderigheid
  • Slechtruikende stoelgang
205
Q

Gastro-enteritis dr Giardia lambia D/

A

Rechtstreeks onderzoek faeces
Duodenumbiopt
Antigentest op faeces

206
Q

Gastro-enteritis dr Giardia lambia R/

A

Metronidazol PO

207
Q

geneesmiddelen die diarree ku veroorzaken: voorbeelden

A

 Chemotherapeutica
 Antibiotica
 Magnesiumzouten
 Orale antidiabetica

208
Q

gastro-enteritis door Campylobacter (bact) S/ + duur

A

Waterige – bloederige diarree

1-7 dagen

209
Q

gastro-enteritis door Campylobacter (bact): RF

A

Rauw vlees
Contact met dieren
Niet gepasteuriseerde melk

210
Q

gastro-enteritis door Salmonella (bact): kliniek + duur

A

Kliniek = wisselend

waterige – bloederige diarree
1-7 dagen

! risico bacteriëmie (vaker dan diarree)

211
Q

gastro-enteritis door bacteriële infecties: voorbeelden

A

Campylobacter

Salmonella

E. Coli
(kan ernstige complicaties geven maar niet meer frequent bij ons)

Cholera (zz)

Clostridium difficile
= meest frequente oorzaak van AB-geassocieerde diarree dr infectieus mechanisme (RF: PPI ku Clostridium uitlokken)

212
Q

Acute voedselvergiftiging
-> meestal door toxines: voorbeelden bact

A

Staphylococcus Aureus
(Risicovoedsel: vleessalade, gekookte ham, worst)

B. Sereus
B. perfringens

213
Q

Preventie gastro-enteritis door toxines

A

goed bewaren
(dan kan bacterie er niet bij om toxines te maken)

214
Q

gastro-enteritis: anamnese

A

Voorgeschiedenis
o verminderde immuniteit
o medicatie (AB…)

Risicofactoren
o woonplaats
o recente reis
o beroep
o hobby’s
o ingenomen voedsel (rauw,nietgepasteuriseerd)
o zwangerschap

ernst + risico dehydratatie
o Frequentie ontlastingen
o Duur diarree
o Braken
o Aard ontlasting (bloed,etter…)
o Tekens van dehydratatie
o Koorts
o Abdominale pijn

215
Q

gastro-enteritis: wanneer verder onderzoek?

A

enkel bij
- ernstige diarree
- aanslepende diarree
- of risicopatiënten (zwangeren onder AB, immuungecompromiteerd, MSM, terugkeer reis in risico gebied)

216
Q

gastro-enteritis: diagnostiek (bij indicatie)

A

 Coprocultuur
 rechtstreeks faeces onderzoek
 Labo (CRP,WBC,ionogram,creatinine)
 (rectosigmoidoscopie evt bij bloederige diarree)

217
Q

gastro-enteritis -> algemene R/

A

Rehydratatie
- Voldoende drinken
- Voldoende zout
- PO: ORS
- Evt. IV vocht

STOP diuretica en ACE-inhibitoren

Symptomatisch: loperamide Imodium®

Empirisch AB: azithromycine
- ! AB meestal niet nodig voor enteritis

218
Q

Salmonella AB

A

fluoroquinolone

219
Q

Campylobacter

A

azitromycine

220
Q

Clostridium difficile ikv AB-geassocieerde diarree R/

A

Stap 1: oorzakelijk antibioticum stoppen of spectrum vernauwen indien mogelijk

Stap 2: geen loperamide

Stap 3: AB -> vancomycine PO = 1e keus

221
Q

vancomycine: wrm PO bij C. Difficile
(AB-geassocieerde diarree)

A

Vancomycine wordt oraal nauwelijks geabsorbeerd vanuit het maag-darmkanaal. Maar in dit geval is het doelt net dat vanco in de darm blijft!

(voorkeur boven systemische AB, want met vanco PO hogere werkzame concentraties mogelijk)
<=> opm: vancomycine moet speciaal uit IV vorm geprepareerd worden, dit gaat minder in perifere
apotheek -> ambulant voorkeur metronidazole

222
Q

Irritable bowel syndroom = spastisch colon = prikkelbare darm syndroom -> Rome IV criteria

A

Recurrente abdominale pijn of ongemak
> 1 dag/week in de laatste 3 maanden

En ≥ 2 van de volgende:
- Gerelateerd aan defaecatie (verbeterend of verslechterend)
- Optreden v.d. klachten geassocieerd met verandering in frequentie v.d. stoelgang
- Optreden v.d. klachten geassocieerd met verandering in vorm v.d. stoelgang

223
Q

Spastisch colon S/

A

Abdominale pijn

Veranderd stoelgangspatroon
- Functionele constipatie
- Functionele diarree

Functioneel opgeblazen gevoel

Urgency

Gevoel van onvolledige evacuatie

224
Q

Spastisch colon subtypes

A

IBS-d = diarree predominant (1/3)

IBS-c = constipatie predominant (1/3)

IBS-m: afwisselend diarree en constipatie (1/3)

225
Q

Spastisch colon D/

A

opm: Frequent voorkomen

Altijd organische pathologie uitsluiten
- Perifeer bloedbeeld: biochemische afwijkingen (versnelde sedimentatie, hoog CRP, ferriprievie, … )
= NOOIT door IBS
- Recto-sigmoïdoscopie = NORMAAL bij IBS (soms wat hemorroïden)
- coloscopie of virtuele coloscopie (CT) toont geen afwijkingen (behalve evt. diverticulose)
[opm: diverticulose -> klachten die lijken op IBS, maar kan ook zonder sympt, ku wel ontsteken]

PRO diagnose van IBS:
- Rome criteria
- Geen alarmsymptomen (rode vlaggen uitsluiten)
- Lange, onveranderde bestaan van symptomen
- Geen aantasting algemene toestand
- Volstrekt negatieve klinische bevindingen

226
Q

Spastisch colon <-> alarmsymptomen

A

 Gewichtsverlies
 Koorts
 Anemie
 Rectale bloedingen (RBPA)
 Familiale geschiedenis van colonkanker
 Lichamelijke bevindingen

227
Q

hoe snel en bij wie aanvullende onderzoeken bij vermoeden IBS?

A

Patiënt < 40 –> Rome criteria = voldoende
- kans op IBS heel groot
- kans op organisch bloedverlies heel klein

228
Q

spastisch colon R/

A

LICHTE S/
Informatie + geruststelling
Aanpassing van levensstijl: regelmatig, vezelrijk
Vermijden FODMAPS

MATIGE S/
Monitoring symptomen en wijziging ervan
Medicatie gericht op symptomen (spasmolytica, traagwerkende anticholinergica, laxativa (bij IBS-C), loperamide (bij IBS-D)

ERNSTIGE S/
Psychologische benadering
Verwijzing nr pijnkliniek
2e lijn: antidepressiva

229
Q

FODMAPS =

A

Fermenteerbare oligosacchariden, disacchariden,
monosacchariden en polyolen
-> brood, ajuin, lactose, honing, peer, appel…

opm: best begeleiding diëtiste want moeilijk te volgen

230
Q

Catamaniale IBS -> aanpak?

A

mogelijks oestrogeen gerelateerd
-> soms nuttig om patiënte op orale anticonceptie te zetten!

231
Q

Acute pancreatitis =

A

= acute ontsteking met zelfvertering van pancreas

Ontsteking: hyperemie + oedeem -> hemorragie -> steatonecrose (necrose vetweefsel)

232
Q

Acute pancreatitis etiologie

A

BADHIT

//

Biliaire pancreatitis (= meest frequent)

Alcoholische pancreatitis
Anatomische variant (pancreas divisum, mucoviscidose…)

Drugs (diuretica, statines, ACE-I, NSAIDs, CS, PPI…)

Hyper TG
Hyper Ca (< hyperparathyroïdie)

Infectie (bof)
Idiopatisch

Tumor
Trauma (stomp trauma, HK, post-ERCP)

233
Q

Acute pancreatitis onderscheid kliniek

A

Oedemateuze pancreatitis: mild

Hemorragisch-necrotiserende pancreatitis: ernstig

234
Q

Oedemateuze pancreatitis kliniek

A

Hevige acute pijn bovenbuik
- Bandvormig en/of uitstralend naar rug
- Verbeterend bij zitten of vooroverbuigen

Matige koorts
KO: drukpijn ± spierverzet

235
Q

Hemorragisch-necrotiserende pancreatitis kliniek

A

Acute bovenbuikpijn -> diffuus
Nausea, braken < paralytische ileus

Peritonitis en ascites
Dyspnoe
Shock

Teken van Cullen: roodpaarse navel
Teken van Grey-Turner: roodpaarse flank

236
Q

Acute pancreatitis -> hoe ernst inschatten?

A

BISAP score

237
Q

Acute pancreatitis D/

A

kliniek

labo
- Amylase gestegen (aspecifiek)
- Lipase gestegen (specifieker)
- Biliaire oorzaak: AST en ALT ↑ (uitsluiten met echo)

CT met en zonder contrast

238
Q

Acute pancreatitis DD

A

 Cholecystitis
 Galwegpathologie
 Ulcusperforatie
 Strangulatorische ileus
 Darminfarct
 Ruptuur aorta aneurysma

239
Q

Acute pancreatitis: oedemateuze vorm -> verwikkelingen?

A

vooral pijn, zelden verwikkeling,
soms peripancreatische vochtcollectie
= pseudocyste (ontstaat pas na 6 weken ongeveer)

240
Q

Acute pancreatitis: hemorragisch-necrotiserende vorm -> verwikkelingen?

A

o Paralytische ileus
o hypoCa
o hyperglycemie
o shock
o multiorgaanfalen

241
Q

Acute pancreatitis R/

A

! ALTIJD onmiddellijk hospitalisatie

MILDE VORM
- tijdelijk NPO (wel asap enterale voeding)
- pijnstilling (pcm, tramadol)
- IV rehydratatie
- monitoring: AH, pols, BD, CRP leukocyten, ionogram

ERNSTIGE VORM
- cfr milde vorm
- opname intensieve
- igv hypoCa dr steatonecrose -> substitutie
- maagsonde (paral ileus)
- igv geïnfecteerde pancreasnecrose -> Delay, Drain, Debride
- AB (meropenem of pip/tazo)

+ oorzaak behandelen

242
Q

Chronische pancreatitis =

A

= chronische ontsteking en fibrose pancreas
-> sclerose: stenosen en dilataties
=> pijn + verlies exo- en endocriene functie pancreas

243
Q

Chronische pancreatitis etiologie

A

TIGARO

//

Toxisch-metabool
- Alcohol, Roken
- hyperCa, hyperTG
- chronische nierinsufficiëntie

Idiopatisch

Genetisch

Auto-immuun

Recurrent (na acute zware pancreatitis)

Obstructief (pancreas divisum)

244
Q

Chronische pancreatitis

A

Kan asymptomatisch

Chronische pijn ++++
- Voedselvrees en vermagering
(pijn verergerd door voedselinname < stuwing)
- Acute op chronische opstoten pancreatitis

Functio laesa pancreas (exocrien, endocrien)

Lokale complicaties

Verhoogd risico pancreas Ca!

245
Q

Chronische pancreatitis -> functio laesa pancreas

A

Exocrien:
- Steatorroe: bleke, overvloedige, stinkende, drijvende stoelgang
- Vit. D tekort < steatorroe

Endocrien
- Diabetes mellitus

246
Q

Chronische pancreatitis -> lokale complicaties

A

Galwegstricturen
-> icterus, leverfunctiestoornissen

Pancreas blow-out -> lek pancreas
- pancreatische ascites
- pancreaticopleurale fistel

Gastric outlet obstructie
-> braken (< ontwikkeling pseudocyste)

V. porta trombose
-> maagkoepelvarices, splenomegalie

247
Q

Chronische pancreatitis: anamnese uitlokkende factoren

A

o Alcohol
o Roken
o Familiale VG
o Persoonlijke VG pancreatitis

248
Q

Chronische pancreatitis D/

A

anamnese

KO: sarcopenie, malnutritie

Labo:
- Amylase en lipase vaak nl (parenchym kapot)
- Vit. A D E K defficiëntie (steatorree)
- Glycemie ↑ (endocriene dysfunctie)

Beeldvorming
- Echo-endoscopie: vroege vormen
- CT, MRI: late vormen

Functietest (evt bij steatorree)
- mengTG ademtest
- 3 dagen stoelgangcollectie

249
Q

Chronische pancreatitis R/

A

Etiologisch: alcoholverbod, rookverbod, beh hyperTG of hyperCa, auto-immuun: CS

Voeding: vetarm, kleine frequente maaltijden

Pijnbestrijding (pcm, tramadol, oxycodon)
- start met pcm
- best geen NSAIDs want ku pancreatitis veroorz

Enzym substitutie: lipasen PO, zo nodig metformine/insuline

Vitamine substitutie

ECRP: steenextractie, galwegstenting, drainage pseudocyste, coeliacus blok

HK indien verwikkeling of onhandelbare pijn
(Whipple operatie, Pancreatico-jeunostomie)

250
Q

Chronische pancreatitis: wat in achterhoofd houden bij pijnbestrijding?

A

chronisch pijnprobleem (druk sterk bezenuwde pancreas)

=> CAVE verslaving!!

(vaak coeliacus blok maar met wisselende resultaten)

251
Q

Whipple operatie

A

resectie pancreaskop,
staart rechtstreeks op duodenum

252
Q

levercirrose =

A

een leverziekte waarbij gezonde levercellen vervangen worden door bindweefsel

Hepatocyten en galwegen verdwijnen -> fibrose

253
Q

levercirrose: meest voorkomende oorzaak?

A

alcohol

opm: gastric bypass = RF, zeker bij alcoholgebruik

254
Q

levercirrose S/

A

Aspecifiek: asymptomatisch (geen pijn) -> lichte vermoeidheid -> verwikkelingen

255
Q

levercirrose KO: mogelijke klinische tekens

A

Purpura
Palmair erytheem

Ascites
Oedeem onderste ledematen

Spieratrofie
Gynaecomastie

Splenomegalie
Lever:
- stompe randen, hobbelig
- Initieel vergroot, eindfase: verkleind

Spider naevi
Collaterale circulatie buikwand (veneuze collateralen)

Flapping tremor
Foetor hepaticus

(Trommelstokvingers) -> zelden, vooral bij longziekten

256
Q

Foetor hepaticus =

A

ammoniak geur mond (‘rotte eieren’ )

257
Q

Flapping tremor

A

hepatische encefalopathie: handen laten strekken met palm omhoog en ogen dicht
-> kan niet houden (corrigeert zichzelf)

258
Q

levercirrose D/

A

KO

Labo
- Albumine ↓
- INR ↑
- gamma-globulines ↑
- Bilirubine ↑
- Transaminasen = aspecifiek
- γ-GT = aspecifiek
- Trombopenie < 100.000

TO
- Echografie lever
- Fibroscan
- Leverpunctie (niet standaard)

259
Q

levercirrose: wrm bilirubine stijging?

A

RBC afwijkend -> hemolyse -> niet-geconjugeerd bilirubine ↑

260
Q

levercirrose: wrm trombopenie?

A

portale hypertensie -> bloed kan er niet goed door -> stuwing milt -> RBC, plaatjes, WBC niet echt
tekort maar opgehoopt in milt (hypersplenisme)

261
Q

levercirrose verwikkelingen

A

1e verwikkeling: portale hypertensie

Laattijdig:
- Gestoorde lever synthese capaciteit
(Hypo-albuminemie -> oedeem, ascites)
(Verminderde detox -> encefalopathie)
- Gestoorde stolling
(Niet perse meer bloeding: eerder meer trombose)
- Bacteriële infecties
- Hepatocellulair Ca
- Pulmonale hypertensie (-> slokdarmvarices, …)

Doodsoorzaak
- Acuut op chronisch leverfalen
- Multi-orgaan falen

262
Q

levercirrose: prognose inschatten

A

MELD score
=> goede inschatting korte termijn overleving

263
Q

levercirrose R/

A

Preventie evolutie naar cirrose

Preventie en behandeling verwikkelingen

Levertransplantatie

264
Q

Inflammatoire darmziekten (IBD): welke 2 belangrijke ziekten? (+ kenmerken)

A

Crohn
- transmurale ontsteking
- mond tot anus

Colitis ulcerosa
- Enkel mucosa
- Enkel colon en rectum

265
Q

Crohn kliniek

A

Buikpijn, krampen
Diarree ± bloed- of slijmverlies of obstructies
Anale afwijkingen (zweren, fissuren)

Aften thv mond
Geassocieerd (navragen huid, gewricht, oog)

266
Q

Colitis ulcerosa kliniek

A

Koliekpijn
Diarree (bloederig)
Rectaal bloedverlies
Tenesmen bij proctitis

Gewichtsverlies
Geassocieerd (navragen huid, gewricht, oog)

267
Q

IBD: mogelijke geassocieerde S/

A

 Abcessen
 Intermittente koorts
 Galstenen
 Nierstenen
 Primair scleroserende cholangitis (CU > Crohn)

 Erythema nodosum
 Arthritis
 Uveitis (oogontsteking)

268
Q

IBD labo

A

Inflammatie
- CRP, leukocytose (CRP kan nl zijn)
- Sedimentatie
- Trombocytose

Deficiënties
- Vitamine B12
- Foliumzuur
- Fe

Anemie
Albumine ↓

Coprocultuur + bepaling calprotectine

269
Q

calprotectine =

A

eiwit in neutrofielen
-> komt bij ontsteking in de stoelgang

270
Q

Crohn TO

A

MR enterografie
(vernauwingen, fissuren, onregelmatigheden)

ileocoloscopie met biopsie

271
Q

Colitis ulcerosa TO

A

Coloscopie + biopsies

 Uitsluiten infectie
 Uitsluiten Crohn

272
Q

IBD verwikkelingen

A

stricturen
stenose
fistels

273
Q

IBD -> opstoot R/

A

5-ASA (enkel bij CU)

CS (topisch / systemisch)

slecht verloop -> anti-TNF (vb. infliximab)

274
Q

IBD -> onderhoud R/

A

5-ASA (enkel bij CU)

CS NIET in onderhoud

azathioprine
methotrexaat (+ FZ)

slecht verloop -> anti-TNF of biologicals (Entyvio, Stelara), JAK-inhibitoren (de toekomst?)

275
Q

IBD -> R/ algemeen

A

Top-down systeem
(aanvalstherapie 3 mnd -> afbouwen)

Al dan niet met heelkunde (vooral Crohn)

276
Q

IBD -> screening Ca?

A

Vanaf 10 jaar ziekte: screening adenoCa
d.m.v. coloscopie

277
Q

Coeliakie =

A

= glutenenteropathie
= een auto-immuunziekte die uitgelokt wordt door de inname van gluten

Imuunreactie dunne darm -> beschadiging mucosa -> malabsorptie

Opm: Verdwijnt bij verwijderen van gluten uit voeding

278
Q

gluten =

A

eiwit met veel glutamine en piorine
(AZ die niet goed verteert worden)

opm: zit NIET in haver

279
Q

Gliadine =

A

type glute dat in tarwe zit

280
Q

Coeliakie S/

A

Malabsorptie
- Diarree, krampen
- Abdominale opzetting en flatulentie
- Vermagering
- Vermoeidheid
- Anemie
- (Amenorroe)

Sommigen: geïsoleerde deficiëntie (Fe, FZ)

Atypische S/: Vermoeidheid, Leverfunctiestoornissen

281
Q

Coeliakie D/

A

HLA DQ2/DQ8

Antistoffen in bloed: tTG antistoffen (altijd in combinatie met IgA -> indien deficiënt vals –)

Duodenumbiopsie na gastroscopie

282
Q

Coeliakie R/

A

Glutenvrij dieet
- Rijst, maïs, aardappelen = ok
- Brood, deegwaren, indikkingsmiddel = niet ok

=> Strikt volgen: snel verbetering, binnen 6 maanden (vaak sneller) klachtenvrij

283
Q

Gluten-intolerantie ≠ gluten-enteropathie

A

Glutenintolerantie veroorzaakt enkel last,
niet gevaarlijk, geen schade

<-> itt coeliakie (antistoffen, schade)

284
Q

leverabces =

A

ophoping etter in necrotische holte in lever

285
Q

leverabces soorten

A

pyogeen leverabces (bact, parasiet, fungi)

amoebe leverabces (parasiet: Entamoeba histolytica)

286
Q

leverabces kliniek

A

pijn R-hypochonder
fluctuerende koorts
algemene malaise
labo: hyperleukocytose

amoebe leverabces:
+ soms bloederige diarree vooraf
+ CAVE long of hersen abces

287
Q

appendicitis: locatie

A

Ligt t.h.v. caecum, rechter fossa inferior

uitzondering: bv. zwangeren

288
Q

appendicitis: natuurlijke evolutie

A

appendicitis -> perforatie -> peritonitis -> sepsis -> dood

289
Q

appendicitis etiologie

A

Obstructie lumen
(Tumor, ontsteking, strictuur, parasiet, vreemd lichaam, inklemming… )

Drukverhoging lumen

290
Q

appendicitis S/ (klassieke kliniek)

A

A) Abdominale klachten
- Pijn
Epigastrische / peri-umbilicale / diffuse pijn
Migrerende pijn: peri-umbilicaal -> R-fossa
Continue pijn R-fossa
=> Vervoerspijn
=> ↑ bij hoesten of bewegen

  • Anorexie, nausea, braken
  • Gelokaliseerde peritonitis
    => McBurney +
    => Loslaatpijn
    => Spierverzet
    => Percussiepijn

B) Algemene ontstekingstekenen
- Malaise
- Koorts tot 38,5°C

Opm: atypische kliniek mogelijk

291
Q

McBurney

A

1/3 van SIAS t.o.v. navel

292
Q

appendicitis leeftijd

A

15-30 jaar

> 60 jaar: verdacht voor tumor!

293
Q

appendicitis verwikkelingen (+ S/)

A

Perforatie (-> algemene peritonitis)
 Hoge koorts
 Tachycardie
 Paralytische ileus  braken
 Randnormale - lage BD
 Globaal geprikkeld

Peri-appendiculair abces
 Toename pijn
 Toename gevoeligheid structuren rond abces (huid, rectum, vagina)
 Fluctuatie bij KO
 Hoge koorts
 Toenemende leukocytose

294
Q

appendicitis D/

A

Labo: CPR, leukocytose (10.000-15.000)

Alvarado-score

Beeldvorming: echo = 1e lijn onderz
- CT: aanvullend onderzoek -> bij vermoeden plastron of abces of indien onvoldoende visualisatie op echo
- Na 24 uur observatie nog twijfel: laparoscopie

295
Q

Alvarado-score

A

Symptomen
- Anorexia (1)
- Nausea (1)
- Pijnmigratie (1)

Tekenen
- Gevoelige R-fossa (2)
- Loslaatpijn R-fossa (1)
- Koorts ≥ 37,3°C (1)

Labo
- Leukocytose (2)
- Neutrofielen ≥ 75% (1)

//

9-10: zekere diagnose -> laparascopische appendectomie

7-8: consult gastro-entro + herhaling KO

< 7: aanvullend onderzoek (echo, CT)

296
Q

appendicitis DD

A

Kind -> gastro-enteritis, basale pneumonie

Seksueel actieve vrouw -> adnexitis, pyelonefritis

Bejaarde -> diverticulitis, colon Ca

297
Q

acute appendicitis R/

A

Laparoscopische of open appendectomie
- Profylactische AB 60 min voor incisie

opm:
- Hard peri-appendiculair infiltraat of plastron: afkoelen met AB -> appendectomie à froid (6w)
- Abces: drainage percutaan + afkoelen met AB -> appendectomie à froid

298
Q

Chronische recidiverende appendicitis

A

(appendicitis: frequent recidief)

Beginnende acute appendicitis kan soms genezen -> voorloper van echte acute appendicitis

Recidiverende appendicitis -> verlittekening

R/ appendectomie

299
Q

tumoren van het maagdarmstelsel
-> internistische leidraad p222

A

/

300
Q

hepatitis -> evt flashcard toevoegen

A

/