zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Hoofdpijn

alarmsymptomen

A
  • nieuwe focale neurologische uitvalsverschijnselen
  • VG maligniteit, immuuncomprommiterende aandoeningen of immuunsuppressieve medicatie
  • recent trauma (< 6 weken) + bijkomende symptomen (neurologische uitval, cognitieve verandering), gebruik van anticoagulantia en/of een leeftijd ≥ 60 jaar
  • epileptische insulten bij pt zonder epilepsie in VG
  • progressief braken (zonder diarree of koorts)

opm: Wees extra alert bij een onbekende, aanhoudende of progressieve hoofdpijn bij kinderen < 6 jaar en volwassenen ≥ 50 jaar.

opm: spoed bij
* peracuut ontstaan van zeer hevige, onbekende hoofdpijn -> subarachnoïdale bloeding?
* hevige hoofdpijn met systemische verschijnselen zoals nekstijfheid of petechiën -> meningitis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoofdpijn

beeldvorming? diagnose?

A

Verricht geen CT of MRI bij spanningshoofdpijn, migraine of medicatieovergebruikshoofdpijn (MOH).
//
Stel obv het klachtenpatroon de diagnose:
* ‘spanningshoofdpijn’
* ‘migraine (met/zonder aura)’
* ‘medicatieovergebruikshoofdpijn’
* ‘clusterhoofdpijn’

Opm: bij onduidelijkheid diagnose of ziektelast: hoofdpijndagboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoofdpijn

wnr verwijzen?

A

verwijs:
* kinderen < 6 jaar met een onbekende aanhoudende hoofdpijn naar de kinderarts
* volwassenen ≥ 50 jaar met een onbekende hoofdpijn zonder kenmerkend patroon na 8w (passend bij spanningshoofdpijn of migraine) naar de neuroloog [eerder bij progressieve klachten of alarmsymptomen]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoofdpijn

kenmerken Spanningshoofdpijn

A
  • tweezijdig
  • drukkend of knellend
  • mild of matig intense hoofdpijn
  • gedurende minuten tot dagen
  • hoofdpijn neemt niet toe bij geringe fysieke activiteit
  • foto- of fonofobie ku aanwezig z
  • kan activiteiten storen, maar verhindert deze (meestal) niet

Onderverdeling in frequentie:
* weinig frequent: < 1 dag per maand
* frequent: 1-15 dagen per maand
* chronisch: ≥ 15 dagen per maand, gemiddeld > 3 maanden per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoofdpijn

kenmerken migraine

A
  • eenzijdig
  • herhaaldelijk optredende hoofdpijnaanvallen
  • gedurende 4-72 uur
  • Vaak bonzend
  • matig tot hevige intensiteit
  • verergert bij geringe fysieke inspanning
  • gepaard met misselijkheid en/of braken en/of foto- én fonofobie
  • Verhindert de dagelijkse activiteiten

opm: bij kinderen
* duur aanval is 2-72u, vaker bilat (meestal frontotemporaal)

opm: met aura
* minstens 5min minstens 1 reversibel en unilateraal focaal neurologisch symptoom (houdt max 60min aan)

opm: menstruele migraine
* migraineaanvallen in de periode van 2d voor begin menstruatie tot dag 3 vd menstruatie
* buiten de menstruaties geen aanvallen

opm: menstruatiegerelateerde migraine
* migraineaanvallen in de periode van 2d voor begin menstruatie tot dag 3 vd menstruatie
* ook op andere momenten in de cyclus

opm: chronische migraine
* Hoofdpijn (die lijkt op spanningshoofdpijn of migraine) op ≥ 15 dagen per maand:
* ged > 3 maanden
* waarvan ≥ 8 dagen migraine (die voldoet aan de criteria voor migraine zonder of met aura)
* die ontstaat na ten minste 5 eerdere migraineaanvallen
* Vaak is medicatieovergebruik de oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoofdpijn

kenmerken medicatieovergebruikshoofdpijn (MOH)

A
  • Hoofdpijn ≥ 15 dagen per maand bij pt met een eerder bestaande vorm van hoofdpijn
  • Aspecifieke hoofdpijn veroorzaakt door overmatig gebruik van hoofdpijnmedicatie:

=> paracetamol of NSAID’s: ≥ 15d/maand ged ≥ 3m

=> triptanen of opioïden of combinaties van analgetica: ≥ 10d/maand ged ≥ 3m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoofdpijn

kenmerken clusterhoofdpijn

A
  • zeer hevig
  • eenzijdig (orbitaal, supra-orbitaal of temporaal gelokaliseerd)
  • ged 15-180 minuten
  • Herhaaldelijk optredend: frequentie vd aanvallen varieert van 1x/2d tot 8x/d
  • aanvallen treden op in clusters van weken tot maanden (tussentijds aanvalsvrije perioden die maanden tot jaren duren)
  • aanval gt vaak gepaard met autonome verschijnselen aan aangedane kant (rood en/of tranend oog, neusverstopping en/of loopneus, oedeem vh ooglid, pupilvernauwing en/of hangend ooglid, verhoogde zweetsecretie van voorhoofd en gelaat)
  • onrustig gevoel en bewegingsdrang
  • géén misselijkheid of braken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoofdpijn

beleid spanningshoofdpijn

A

voorlichting en leefstijladviezen

aanval:
* kortdurend gebruik pcm
* nsaid bij onvold effect
* CAVE medicatieovergebruikshoofdpijn

preventieve beh (bij volw met chron spanningshoofdpijn en onvold effect nt-medic beh): overweeg amitriptyline
* start met 10 mg ’s avonds -> zo nodig ophogen tot max 75mg
* afbouwen bij onvoldoende effect of bij goed effect na 3-6m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoofdpijn

beleid migraine

A

voorlichting (rust bij verschijnselen, provocerende factoren zoals stress/slaapgebrek/…, vrouw met migraine met aura h verhoogd risico CVA en AMI -> aandacht vr CV RF: niet roken, relat CI combinatiepreparaten hormonale anticonceptie, CV risicoprofiel opstellen bij pt > 40j, …)

aanval (bij begin hoofdpijn, doseer vold hoog):
* stap 1: PCM
* stap 2: NSAID (+ maagbescherming zo nodig)
* stap 3: triptaan (NE of onvold effect: eerst andere triptanen proberen)
* stap 4: combinatiebeh (pcm & NSAID —onvold effect–> pcm of NSAID & triptaan)
* CAVE medicatieovergebruikshoofdpijn
* zo nodig anti-emeticum

preventieve beh (bij ≥ 2 aanvallen/m):
* stap 1: BB (voorkeur: metoprolol) of candesartan (off-label, eGFR bepalen na 2w)
* Stap 2: wissel tussen bètablokker en candesartan
* Stap 3: Amitriptyline (CV VG of > 65j: evt ecg voor start)
* afbouwen bij onvold effect na 3m in max dosis, bij goed effect 6-12m continueren en daarna op proef afbouwen

opm: chron migraine, migraine bij kinderen, menstruele/menstruatiegerelat migraine -> zie NHG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoofdpijn

beleid medicatieovergebruikshoofdpijn

A
  • alle hoofdpijnmedicatie in 1 keer stoppen (niet vervangen dr andere middelen)
  • Duur stopperiode: triptanen -> 2m, analgetica -> 3m
  • hoofdpijn k aanvankelijk verergeren: soms werken of dagelijkse activiteiten eerste weken nt mogelijk
  • Na stopperiode keert oorspronkelijke hoofdpijnpatroon vaak terug. Dan is aanvalsbehandeling onder striktere voorwaarden opnieuw mogelijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoofdpijn

beleid clusterhoofdpijn

A

aanvalsbehandeling:
* zuurstof 10-15L (non-rebreathing masker) gedurende 15 minuten
* en/of sumatriptan subcutaan 6 mg (1-2x per aanval)

preventieve behandeling: verwijs hiervoor naar neuroloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Duizeligheid

Beoordeel of verwijs de patiënt direct bij plotselinge duizeligheid of lichtheid in het hoofd met:

A
  • neurologische verschijnselen (cfr beroerte)
  • gelijktijdig ontstaan acuut gehoorverlies
  • acute zéér hevige hoofd- of nekpijn (al dan niet na trauma capitis)
  • vallen/collaps met vermoedelijk cardiale oorzaak
  • langdurig verblijf in gesloten ruimte zonder ventilatie (CO-expositie)
  • DM bij vermoeden hypoglycemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Duizeligheid

3 vormen van duizeligheid (obv aard, met vss DD)

A
  • draaiduizeligheid
  • licht gevoel in het hoofd/gevoel flauw te vallen
  • onzekerheid bij bewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Duizeligheid

Draaiduizeligheid: Welke test bij twijfel over diagnose BPPD?

A

Dix-hallpike (kiepproef)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Duizeligheid

Draaiduizeligheid: welke test bij acuut ontstane, ten tijde vh onderzoek duidelijk constant aanwezige draaiduizeligheidsklachten zonder neurologische klachten/bevindingen én twijfel tss centrale en vestibulaire oorzaak?

A

Head Impulse Test (HIT)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Duizeligheid

positieve HIT is suggestief voor

A

een vestibulaire oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Duizeligheid

negatieve HIT is suggestief voor

A

een centrale oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Duizeligheid

draaiduizeligheid + klachten van oor of gehoor: wat toevoegen aan je KO?

A

beoordeling trommelvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Duizeligheid

Bij draaiduizeligheid: wat altijd nakijken bij KO?

A

Onderzoek motoriek en sensibiliteit.

Let op aanwezigheid van dysartrie, loopstoornis, ataxie en nystagmus in rust.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Duizeligheid

Bij licht gevoel in het hoofd: wat altijd nakijken bij KO?

A

pols en BD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Duizeligheid

Aanvullend onderzoek bij aanwijzingen voor hartritmestoornissen.

A

ECG
* Als de klachten niet aanwezig zijn tijdens de ECG-registratie: langduriger ritmemonitoring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Duizeligheid

licht gevoel ih hoofd + orthostatische klachten met vallen/valneiging: wat ook nakijken tijdens KO?

A

meet na 5 minuten liggen de bloeddruk staand, iedere minuut.

=> Stop als:
* de SBD > 20 mmHg of DBD > 10 mmHg is gedaald
* of ged 3 minuten niet meer daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Duizeligheid

licht gevoel ih hoofd: wat ook nakijken tijdens KO bij inspanningsgebonden klachten?

A

ausculteer het hart,

let op aanwijzingen voor hartfalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Duizeligheid

Bij bewegingsonzekerheid: KO?

A

Beoordeel:
* de visus
* balans
* kracht (opstaan uit zit, lopen en omdraaien)
* coördinatie
* mobiliteit en pijnlijkheid van heup-, knie- en enkelgewricht
* sensibiliteit vd voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Duizeligheid

aanwijzingen beroerte: beleid

A

directe verwijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Duizeligheid

Aanvullend onderzoek bij oudere pt met lichtheid in het hoofd of bij CV risicofactoren of aandoeningen?

A

laagdrempelig ECG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Duizeligheid

kortdurende aanvallen van draaiduizeligheid door plotselinge standsveranderingen vh hoofd -> D/ ?

A

Benigne paroxismale positieduizeligheid (BPPD)
* positieve kiepproef bevestigt de diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Duizeligheid

aanvullend onderzoek bij aanwijzingen voor de ziekte van Ménière?

A

audiogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Duizeligheid

situatiegebonden licht gevoel in het hoofd gepaard met zweten, misselijkheid en braken, soms oorsuizen, verminderde visus of collaps -> D/ ?

A

Vasovagale klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Duizeligheid

constant aanwezige draaiduizeligheid gedurende enkele dagen met vegetatieve klachten -> D/ ?

A

Neuritis vestibularis/labyrintitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Duizeligheid

meerdere aanvallen van duizeligheid, VG van migraine en migrainekenmerken bij > de helft vd duizeligheidsaanvallen -> D/ ?

A

Vestibulaire migraine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Duizeligheid

aanvallen van draaiduizeligheid van min 20 minuten en max 12 uur, tinnitus en/of een vol gevoel in het aangedane oor; én een audiometrisch vastgesteld laag- tot middenfrequentie perceptief gehoorverlies van ten minste 30 dB. -> D/ ?

A

Ziekte van Ménière:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Duizeligheid

wnr denken aan psychische oorzaak?

A

bij aanwijzingen voor spanningsklachten, angst, depressieve of andere psychische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Duizeligheid

licht gevoel in het hoofd na opstaan vanuit liggende of zittende houding -> D/ ?

A

Orthostatische klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Duizeligheid

kan ook een bijwerking van medicatie zijn

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Duizeligheid

bij aanvalsgewijze klachten die samengaan met hartkloppingen of een snelle of trage hartslag of een positieve ritmeregistratie -> D/ ?

A

Cardiovasculaire oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Duizeligheid

Overmatig alcoholgebruik kan ook een oorzaak zijn van duizeligheid

A

klopt

38
Q

Duizeligheid

Bewegingsonzekerheid: mogelijke oorzaken?

A
  • aandoeningen bewegingsapparaat
  • verminderde visus of andere oogheelkundige afwijking
  • cognitieve achteruitgang
  • neurologische aandoeningen
39
Q

Duizeligheid

Aspecifieke duizeligheid =

A

als geen eenduidige verklaring voor de klachten is te vinden

40
Q

Duizeligheid

BPPD beleid

A
  • duizeligheid dr ‘gruis’ in evenwichtsorgaan
  • Meestal verdwijnen de klachten binnen 1m
  • activiteiten weer oppakken zodra klachten het toelaten
  • mogelijkheid Epley-manoeuvre bespreken -> herhaal deze max 1x na ten minste 1w of laat de pt de manoeuvre zelf uitvoeren
  • Indien onvoldoende effectief en klachten > 1m: overweeg zelfstandige uitvoering van vestibulaire revalidatie.
  • Heroverweeg de diagnose bij klachten > 1m
  • Verwijs evt bij langer bestaande klachten.
41
Q

Duizeligheid

Neuritis vestibularis/labyrintitis: beleid

A
  • klachten nemen meestal na enkele dagen af
  • Overweeg bij misselijkheid kortdurend metoclopramide
  • Herhaal neurologisch onderzoek na 2 tot 4 dagen als de klachten niet z afgenomen
  • Indien klachten > 1m: overweeg zelfstandige uitvoering van vestibulaire revalidatie
  • Overweeg verwijzing neuroloog bij ernstige aanhoudende klachten
42
Q

Duizeligheid

dosis metoclopramide indien voorgeschreven vr nausea bij neuritis vestibularis/labyrintitis of ziekte van Ménièrre of vestibulaire migraine

A

Metoclopramide 10mg max. 3dd 1 tablet of zetpil
* min. 6 uur tss 2 doses
* max. 5 dagen
* Bij eGFR < 50 ml/min: max. 3dd 5mg

Alternatief: domperidon 10mg max. 3 dd 1 tablet
* max. 5 dagen

43
Q

Duizeligheid

Ziekte van Ménière: beleid

A
  • het beloop wisselt
  • aanvalsfrequentie neemt na jaren af
  • Gehoorvermindering is aanvankelijk reversibel, maar na meerdere aanvallen meestal blijvend.
  • Overweeg beh misselijkheid en braken met anti-emeticum
  • Adviseer contact op te nemen als: de klachten regelm terugkomen én het functioneren toenemend neg beïnvloeden of als het klachtenpatroon verandert.
  • klachten > 1m: overweeg zelfstandige uitvoering van vestibulaire revalidatie
  • bij acuut of snel progressief gehoorverlies of bijkomende klachten (zoals: onvastheid ter been, hoofdpijn, persisterende tinnitus): verwijs naar kno-arts
  • bij gehoorverlies: verwijzing naar kno-arts of audiologisch centrum overwegen
44
Q

Duizeligheid

Vestibulaire migraine: beleid

A
  • aanvallen hoeven niet gepaard te gaan met migraine-hoofdpijn
  • beloop op lange termijn niet goed bekend
  • Behandel de evtle migrainehoofdpijn.
  • Overweeg beh misselijkheid / braken met anti-emeticum
  • Overweeg verwijzing naar neuroloog bij: diagnostische onzekerheid of ernstige aanhoudende klachten
45
Q

Duizeligheid

beleid bij duizeligheid met psyschische oorzaak

A
  • Bespreek met pt in hoeverre de klachten met angst, spanning, stress of sociale factoren te maken h (ernstige, langdurige of invaliderende klachten: zie de NHG-Standaarden Angst en Depressie)
  • Controleer na 1 tot 2 w of de klachten verbeteren
  • Overweeg begeleiding door poh-ggz bij frequente of toenemende klachten of problemen op werk of school
46
Q

Duizeligheid

beleid bij vasovagale klachten

A
  • door lang staan of emoties zoals schrikken kan het lichaam reageren met een verwijding vd bloedvaten en een tragere hartslag
  • Adviseer tijdig te g zitten of liggen om flauwvallen te voorkomen.
  • Vermijd lang staan en benauwde ruimtes, voorkom vermoeidheid, eet regelmatig en drink voldoende.
47
Q

Duizeligheid

beleid bij orthostatische klachten

A
  • klachten door tijdelijk verlaagde bloeddruk door opstaan.
  • plotseling opstaan of houdingsverandering te vermijden -> om klachten / vallen te voorkomen.
  • Bij hypertensie: de klachten ku verminderen dr de bloeddruk beter in te stellen. => Pas medicatiedosering aan of spreid deze beter over de dag (Co 2-4w na GM-aanpassing of klachten z afgenomen -> pas op geleide vd klachten en SBD de medicatie zo nodig verder aan)
48
Q

Duizeligheid

beleid bij duizeligheid als bijwerking van medicatie

A
  • GM die de duizeligheid mogelijk veroorzaakt nog nodig?
  • Stop, vervang of verlaag dosering vh GM zo mogelijk tijdelijk => Co 2-4w na GM-aanpassing of de klachten zijn afgenomen
49
Q

Duizeligheid

beleid bij duizeligheid met cardiovasculaire oorzaak

A
  • klachten mogelijk veroorzaakt door aanwezige cardiale aandoening.
  • Bij ernstige klachten: overleg met of verwijs naar behandelend specialist.
50
Q

Duizeligheid

beleid bij bewegingsonzekerheid

A
  • klachten tgv combinatie meerdere factoren zoals: mobiliteit, visus en conditie vh bewegingsapparaat
  • bewegingsadviezen
  • Behandel zo mogelijk de onderliggende oorzaak.
51
Q

Duizeligheid

Aspecifieke duizeligheid: beleid

A
  • geen eenduidige verklaring voor de duizeligheid
  • verder zoeken naar één onderliggende oorzaak is niet zinvol
  • Tracht bij oudere pt’en de bijdragende factoren te behandelen. // Bij jongere patiënten is de behandeling in eerste instantie expectatief.
  • klachten > 1m: overweeg zelfstandige uitvoering van vestibulaire revalidatie.
  • Controleer na 1m
  • Heroverweeg diagnose bij aanhoudende klachten
  • Overweeg bij ouderen met progressieve klachten of ernstige beperkingen door de duizeligheid verwijzing naar geriater
52
Q

Duizeligheid

Veel klachten van een verminderd evenwichtsgevoel of aanhoudende klachten van draaiduizeligheid (arbitrair > 3 maanden): overweeg verwijzing naar oefen- of fysiotherapeut die getraind is in vestibulaire revalidatie.

A

klopt

53
Q

duizeligheid

medicamenteuze behandeling van duizeligheid?

A

niet aanbevolen

54
Q

hoofdpijn

mag pcm tijdens zws?

A

ja

55
Q

hoofdpijn

NSAIS tijdens zws?

A

tijdens 1e en 2e trimester vd zws:
* NSAID’s alleen voor incidenteel gebruik en in zo laag mogelijke dosering

3e trim vd zws:
* geen NSAID’s

56
Q

hoofdpijn

triptanen tijdens zws?

A

Overweeg bij onvoldoende effect incidenteel gebruik van sumatriptan PO in een zo laag mogelijke dosering.
//
Overige triptanen = ontraden tijdens zws!

57
Q

hoofdpijn

Metoclopramide tijdens zws?

A

veilig

58
Q

hoofdpijn

Domperidon tijdens zws?

A

wordt ontraden

59
Q

hoofdpijn

medicamenteuze beh tijdens borstvoedingsperiode?

A

Paracetamol, NSAID’s (voorkeur ibuprofen), domperidon en metoclopramide ku veilig w gebruikt.
* Domperidon h de voorkeur boven metoclopramide.
* Overweeg sumatriptan bij onvoldoende effect hiervan

60
Q

Ziekte van Parkinson

geneesmiddelen die reversibel parkinsonisme kunnen veroorzaken

A

anti-emetica,
antipsychotica,
SSRI’s,
venlafaxine,
bupropion,
valproïnezuur

61
Q

Ziekte van Parkinson

Symptomen die wijzen op een hypokinetisch-rigide syndroom

A

Traag bewegen (bradykinesie)
plus ≥ 1 vd volgende symptomen:
* rigiditeit
* rusttremor

62
Q

Ziekte van Parkinson

Symptomen die de diagnose ‘ziekte van Parkinson’ ondersteunen

A
  • Houdingsinstabiliteit
  • Unilateraal begin en blijvend asymmetrisch beeld
  • Langzaam progressief beloop
  • Afname vh reukvermogen die niet anderszins te verklaren is
  • Traag looppatroon met verminderde armzwaai
  • Voorovergebogen houding vd romp
  • Zachte, monotone spraak
63
Q

Ziekte van Parkinson

DD

A
  • atypisch parkinsonisme
  • secundair parkinsonisme (medicamenteus, metabool, vasculair, overig)
64
Q

Ziekte van Parkinson

welke type tremor?

A

Kenmerkend vr de ziekte van Parkinson is een rusttremor -> die toeneemt bij het uitvoeren van een cognitieve taak.

  • Voor de DD bij andere typen tremoren, zie NHG-Behandelrichtlijn Essentiële tremor.
65
Q

Ziekte van Parkinson

beleid bij ziekte van Parkinson

A

Samenwerking: in eerste instantie door oa neuroloog, in eindstadium verschuift zorgverlening nr HA
* neuroloog start en controleert medicam beh (dopaminerge medicatie: levodopa)
* terminale fase: bij voorkeur dopaminerge medicatie continueren (evt via neus-maagsonde), vermijd antidopaminerge (metoclopramide, haloperidol) en anticholinerge (atropine) medicatie, zie NHG voor medicam beh van sympt in stervensfase

Aandachtspunten:
* bewegen
* gewichtsverlies
* valrisico
* maatschappelijk functioneren, waaronder arbeidsparticipatie
* mantelzorg
* proactieve zorgplanning

66
Q

Ziekte van Parkinson

beleid bij vermoeden hypokinetisch-rigide syndroom

A

Stop of verander indien mogelijk de medicatie bij een vermoeden dat het syndroom veroorzaakt w door medicatie (antipsychotica, anti-emetica).
* Overleg zo nodig met de neuroloog of behandelend specialist.

=> Verwijs pt die deze medicatie niet gebruikt binnen 6w naar neuroloog.

67
Q

Ziekte van Parkinson

Niet-motorische klachten

A

onder andere:
* apathie, depressie,
* dementie,
* angst,
* hallucinaties, wanen,
* slaapstoornissen, vermoeidheid,
* pijn
* en autonome stoornissen zoals: slikproblemen, speekselvloed, obstipatie, mictieklachten, seksuele problemen, orthostatische hypotensie en overmatig transpireren

68
Q

Ziekte van Parkinson

Verwijs direct naar neuroloog bij vermoeden van:
* maligne levodopa-onttrekkingssyndroom
* serotoninesyndroom

A

zie NHG voor tabel over verwijzing/consultatie bij parkinsongerelateerde problemen

69
Q

Ziekte van Parkinson

  • Kenmerkend voor de ziekte van Parkinson is bradykinesie in combinatie met rigiditeit en/of rusttremor
  • De behandeling is symptomatisch. Er zijn geen behandelingen die de progressie van de ziekte afremmen
  • Niet-motorische symptomen of aandoeningen, zoals depressie, dementie en autonome stoornissen, komen veel voor. De intensiteit neemt meestal toe met het vorderen van de ziekte. In een latere fase kunnen deze symptomen op de voorgrond komen te staan
A

klopt

70
Q

Ziekte van Parkinson

De behandeling vindt plaats in een samenwerkingsverband van huisarts, neuroloog en parkinsonverpleegkundige of verpleegkundig specialist. In het algemeen is de neuroloog hoofdbehandelaar van de gezondheidsproblemen die gerelateerd zijn aan de ziekte van Parkinson.

De huisarts kan een rol hebben bij:
* vroege herkenning van symptomen die op de ziekte van Parkinson kunnen wijzen
* herkenning en eventuele behandeling van niet-motorische symptomen en aandoeningen die gerelateerd zijn aan de ziekte van Parkinson
* signalering van bijwerkingen of veranderingen in effectiviteit van medicatie
* signaleren van psychosociale problemen bij de patiënt en/of diens partner of mantelzorger
* het intensiveren en coördineren van zorg in de terminale fase

Continueer indien mogelijk dopaminerge medicatie, ook in de terminale fase

A

klopt

71
Q

Hoofdtrauma

benadering als HA

A

bij sterk verhoogd risico op intracranieel letsel -> ambulance

wnr de HA de pt als eerste onderzoekt: start met ABCDE beoordeling

72
Q

Hoofdtrauma

KO

A
  • het bewustzijn (EMV-score);
  • neurologisch onderzoek: pupilgrootte, lichtreacties, oogbewegingen, mimiek, kracht, sensibiliteit, reflexen (let op L-R verschil)
  • schedel: aanwijzingen voor (schedelbasis)fractuur -> let bij jonge kinderen op gespannen of volle fontanel
  • hematoom schedel (occipitaal, temporaal, pariëtaal; excl aangezicht)
  • bij vermoeden kindermishandeling of onduidelijke toedracht: het gehele lichaam.
73
Q

Hoofdtrauma

beleid obv risico op intracranieel letsel

A

Bij sterk verhoogd risico op intracranieel letsel:
* verwijs met spoed naar (kinder)neuroloog, kinderarts of SEH.

Bij verhoogd risico op intracranieel letsel:
* verwijs of consulteer (kinder)neuroloog of kinderarts.

In alle andere gevallen:
* algemene adviezen / voorlichting
* (bij 1 of 2 RF) een wekadvies

74
Q

Hoofdtrauma

verhoogd risico op intracranieel letsel bij:

A
  • persist/terugk braken

pt < 16j

  • veranderd gedrag sinds trauma (vb agitatie, herh vragen ikv amnesie, trage reactie)
  • vermoeden kindermishandeling

pt > 16j

  • stollingsafwijkingen
  • gebruik anticoag (cumarinederivaten, DOAC’s en LMWH (niet bij gebruik trombocytenaggregatieremmers))
  • anterograde (posttraumat) amnesie ≥ 4u
  • retrograde amnesie > 30min
75
Q

Hoofdtrauma

Sterk verhoogd risico intracranieel letsel bij:

A
  • bewusteloos / BWZ verlaagd / EMV < 15
  • insult na trauma
  • neurol uitval na trauma
  • vermoeden schedel(basis)fract
  • vermoeden HET (bv. val grote hoogte = 2-3x lichaamslengte, zie andere voorbeelden op NHG)
76
Q

Hoofdtrauma

Algemene adviezen en voorlichting

A

in de eerste dagen of weken ku klachten optreden die meestal spontaan afnemen

  • hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, nekpijn, wazig zien, geheugen- en concentratieproblemen, slaperigheid, sneller geïrriteerd zijn en overgevoeligheid voor licht en geluid.

voer de eerste dagen de lichamelijke activiteiten geleidelijk op

  • op geleide vd klachten
  • rust nemen is goed, maar ontraad volledige bedrust
  • beperk bij klachten tv kijken en werken/spelen achter computer de eerste dagen

vermijd

  • alcohol
  • sporten met risico op recidief letsel

wekadvies als 1-2 RF vr intracranieel letsel: controleer eerste 24u na trauma of de pt wakker is of goed wakker gemaakt kan w

  • eerste 6u: elk uur
  • daarna: iedere 2 uur
77
Q

Hoofdtrauma

wnr direct contact laten opnemen?

A
  • sufheid
  • verandering van gedrag
  • niet-adequate reactie bij wekken
  • bij verslechtering in de eerste dagen of weken na hoofdtrauma => vb. forse toename hoofdpijn, herhaaldelijk braken en/of verwardheid.
78
Q

Hoofdtrauma

stroomschema voor verwijscriteria

A

Sterk verhoogd risico intracranieel letsel?

  • ja: spoedverwijzing naar kinderarts / kinderneuroloog / neuroloog / SEH

Verhoogd risico intracranieel letsel?

  • ja: verwijzing of consultatie kinderarts / kinderneuroloog / neuroloog
  • nee: 3 van de volgende RF? (ja: verwijzing of consultatie kinderarts / kinderneuroloog / neuroloog)
    => lft ≥ 60j
    => ernstig ongevalsmech (mits geen HET)
    => 1x braken
    => ernstige hoofdpijn
    => klin relevant uitwendig letsel of schedelhematoom (excl aangezicht)
    => alcohol- en/of drugsintox
    => ieder doorgemaakt BWZverlies bij pt ≥ 16j, BWZ verlies > 5 sec bij pt < 16j
  • 1-2 RF : algemene adviezen + wekadvies
  • geen RF: algemene adviezen

Extra opmerkingen: zie NHG (voetnoten)

79
Q

Hoofdtrauma

Geef alleen een wekadvies nadat een patiënt is onderzocht; het meegeven van de schriftelijke instructies is onderdeel van het wekadvies.

A

klopt

80
Q

Perifere aangezichtsverlamming

Perifere aangezichtsverlamming =

A

volledige of gedeeltelijke, eenzijdige verlamming vd aangezichtsmusculatuur door een functiestoornis vd nervus facialis.
* Bij volledige uitval is de aangezichtsmusculatuur geheel verlamd, met hangende mondhoek + onvermogen om oog te sluiten aan de aangedane zijde.

81
Q

Perifere aangezichtsverlamming

Idiopathische perifere aangezichtsverlamming (IPAV) =

A

een perifere aangezichtsverlamming waarvoor geen oorzaak kan worden gevonden
* Bij ca. 2/3 vd pt’en met een perifere aangezichtsverlamming

82
Q

Perifere aangezichtsverlamming

Klachten die passen bij een IPAV

A

Klachten in korte tijd (1 tot 2d) ontstaan
* Verandering smaak, verminderde speekselvloed, verminderde traansecretie, overgevoeligheid voor geluid, (milde) spraak- en/of slikstoornissen.
* Lichte pijn in of rond het oor

(klachten die niet passen bij IPAV: zie NHG -> otitis media, lymeborreliose, pathol CZS, cholesteatoom, herpes zoster, tumor in verloop n facialis, …)

83
Q

Perifere aangezichtsverlamming

Stel de diagnose IPAV indien
* de aangezichtsverlamming perifeer is,
* in korte tijd is opgetreden
* en er geen aanwijzingen zijn voor een onderliggende oorzaak.

A

klopt
* diagnose dus obv anamnese + KO
* geen aanvullend onderzoek geïndiceerd

84
Q

Perifere aangezichtsverlamming

klinisch beeld bij centrale oorzaak aangezichtsverlamming

A

alleen de onderste helft vd aangezichtsmusculatuur is aangedaan

85
Q

Perifere aangezichtsverlamming

beleid

A

uitleg:
* geen beroerte, maar functie vd aangezichtszenuw is door een onbekende oorzaak uitgevallen
* beloop meestal gunstig: zonder beh herstelt 65-85% vd pt’en

GM:
=> CS vergroten kans (met ca. 10%) op volledig herstel bij IPAV
* prednisolon 2dd 25mg ged 10d
* zo snel mog (uiterlijk 1w na begin sympt)
* CAVE hyperglykemische effect CS
* bij gelijktijdig gebruik van NSAIDs of acetylsalicylzuur: maagprotectie geven

Oogmedicatie:
* ooggel bij onvoldoende sluiting oog -> uitdroging cornea voorkomen
* nacht: horlogeglasverband of indifferente oogzalf (oculentum simplex) met oogverband

86
Q

Perifere aangezichtsverlamming

controle

A

Co na 2d:

  • opnieuw beoord: functie aangezichtsmusculatuur + oogsluiting
  • beeld kan eerste dagen verslechteren

Gedurende eerste maand: Co wekelijks

  • tot begin van herstel te zien

Afh van mate & snelheid herstel: Co vervolgens om 2-4w

  • let op roodheid conjunctivae
  • bij pijn aan oog / corpus-alienumgevoel / fotofobie: beoordeel cornea-epitheel en visus

Heroverweeg de diagnose IPAV bij een afwijkend beloop en het alsnog optreden van alarmsymptomen.

87
Q

Perifere aangezichtsverlamming

Alarmsymptomen

A

Algemeen:
* geleidelijke, progressieve verlamming aangezichtsmusc

Op kno-gebied:
* hevige (peri-)auriculaire pijn,
* otorroe
* en/of aanwijzingen vr otitis,
* gehoorverlies,
* oorsuizen,
* evenwichtsstoornis,
* vesiculae in GG of mond

Op neurologisch gebied:
* krachtverlies of coördinatiestoornis van arm en/of been,
* hoofdpijn,
* nekstijfheid,
* multipele hersenzenuwuitval,
* ernstige spraak- en/of slikstoornissen,
* vermoeden lymeborreliose met pijn in gewrichten, extremiteiten of romp,
* en/of koorts.

88
Q

Perifere aangezichtsverlamming

lft < 15j + aangezichtsverlamming: beleid?

A

verwijzing nr kinderarts

89
Q

Perifere aangezichtsverlamming

wnr verwijzing nr neuroloog?

A
  • vermoeden centrale oorzaak vd aangezichtsverlamming
  • uitval van meerdere hersenzenuwen
  • alarmsymptomen op neurologisch gebied
90
Q

Perifere aangezichtsverlamming

wnr verwijzing nr kno-arts?

A
  • oorzaak vr aangezichtsverlamming onvoldoende kan w uitgesloten;
  • alarmsymptomen op kno-gebied;
  • > 1m geen begin van herstel
  • onvoldoende herstel > 3m
91
Q

Perifere aangezichtsverlamming

wnr verwijzing nr oogarts?

A

Verwijs met spoed naar de oogarts bij
* roodheid,
* pijn in het oog
* en verminderde visus

ondanks adequate behandeling.