andere info Flashcards

1
Q

CVRM: aspirine?

A

enkel nog in SECUNDAIRE preventie!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

meldingsplichtige infectieziekten

A

https://www.zorg-en-gezondheid.be/per-domein/infectieziekten-en-vaccinaties/overzicht-infectieziekten-en-bijhorende-richtlijnen

  • hepatitis A
  • hepatitis B
  • pertussis (kinkhoest)
  • mazelen
  • dengue
  • gonorroe
  • syfilis
  • tuberculose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Haglundse exostose: kliniek

A

pijnlijke, harde zwelling aan de achterkant vh hielbeen.
* Deze zwelling zit meestal aan de buitenzijde vd aanhechting vd achillespees.
* Als ook de slijmbeurs ontstoken is, kan de zwelling groter w en ontstaat er ook roodheid van de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Netvliesloslating: symptomen

A
  • begint vaak met tekenen van glasvochtloslating (floaters) -> trekt ah netvlies (lichtflitsen) -> kan een scheur veroorzaken
  • gordijnteken (= donkere vlek in gezichtsveld beginnend in periferie, breidt uit naar centraal): netvlies wss los (vocht kruipt onder scheur)
  • VRIJ PLOTSE PIJNLOZE VISUSDALING (retinaloslating)
  • als macula betroppen: daling gezichtsscherpte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Netvliesloslating: KO en TO

A

uitwendig: normaal oog

oftalmoscopie: netvliesscheur / netvliesloslating [als je er door kunt kijken = geen bloeding]
* als niet duidelijk bij oftalmoscopie: echografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Netvliesloslating: RF

A

na cataractoperatie
myopen
familiale VG
lft > 60j
bindweefselziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Netvliesloslating: R/

A

ablatio retinae waarbij macula nog aanligt: dringend vitrectomie (voorkomen dat macula loslaat!)
* verwijdering glasvocht + laser rond scheur + olie/gas in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glasvochtbloeding (vitreumbloeding): symptomen

A
  • tekenen van glasvochtloslating (floaters)
  • VRIJ PLOTSE PIJNLOZE VISUSDALING voorafgegaan door zien van massale hoeveelheid zwarte stippen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

glasvochtbloeding: KO en TO

A

uitwendig: normaal oog

oftalmoscopie: in fundo kijken (nr netvlies) lukt vaak niet -> oog vol bloed

ECHO = must -> netvliesloslating uitsluiten!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glasvochtbloeding: RF

A

diabet retinopathie
CVO
exsudatieve AMD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

glasvochtbloeding: R/

A

afwachtende houding (bloeding klaart meestal spontaan op)

Na enkele weken VTX
* tenzij evidentie retinaloslating: meteen VTX
* tenzij kinderen: meteen VTX (risico amblyopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bloedvoorziening van retina

A

buitenste 1/3: choriocapillaris
binnenste 2/3: retinale circulatie (bevloeit alle lagen vd neuroretina behalve fotoreceptorlaag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

occlusie a. centralis retinae: symptomen

A

ischemie retina -> eenzijdige ernstige visusdaling en/of gezichtsvelduitval
* soms vooraf gegaan door amaurosis fugax (tijdelijke visusdaling, enkele min)
* typisch ‘s nachts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

occlusie a. centralis retinae: KO en TO

A

geen rood of pijnlijk oog

oftalmoscopisch: typerende cherry red spot (fotoreceptoren)
* zijtak: ischemische zone vd retina te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

occlusie a. centralis retinae: etiologie

A

arteriosclerose

trombotische fenomenen vanuit carotiden of hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

occlusie a. centralis retinae: R/

A

geen

CVRM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

AION =

A

anterieure ischemische opticusneuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

AION 2 vormen

A

arteritis vorm (giant cell / arteritis temporalis)

non-arteritis vorm -> grootste deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AION oorzaak

A

afsluiting aa. ciliares posteriores breves

(cardiale RF)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

AION: symptomen

A
  • acute visusdaling, meestal bij opstaan
  • meestal horizontaal gezichtsvelduitval

triade
* gezichtsvelduitval
* defect pupilreflex
* problemen met kleurenzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

AION: KO en TO

A

arteritis uitsluiten!
* klachten: kauwpijn, …?
* labo (sedimentatie, CRP)
* evt biopsie …

oftalmoscopisch: ischemisch papiloedeem met splinterbloedingen op papilrand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

AION: R/

A

geen
* behalve bij arteritis: CS!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

CVO =

A

centraal veneuze occlusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

BRVO =

A

branch retinal vein occlusion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

CVO of BRVO: symptomen

A

plots slechte visus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

CVO of BRVO: etiologie

A

cardiale RF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

CVO of BRVO: oftalmoscopie

A

tortueuze en gedilateerde bloedvaten

bloedingen

maculair oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

CVO of BRVO: R/

A

anti VEGF

laser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

CVO -> 2 vormen + hoe DD maken?

A

ischemisch vs. niet-ischemisch

DD: door contrast in te spuiten -> lekkage bij ischemische neovascularisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

CVO: ischemie -> visus? prognose?

A

slechtere visus

slechtere prognose: neovascularisatie -> CAVE neovasculair glaucoom (alarmteken: rubeosis iridis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

neuritis optica: geheugensteuntje ikv kenmerken?

A

TYPICAL:
* Transiënt visusverlies (niet plots, verbetert spontaan)
* Young adults (20-40j)
* Pijn bij oogbewegingen
* Inconspicuous findings: normaal oog
* Centraal scotoom
* Afferent pupildefect (RAPD, pupilreflex defect)
* LHON niet in familie

& kleurenzicht ook gestoord
& geassocieerd met MS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

LHON =

A

hereditaire opticusneuropathie van Leber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

LHON: typische kliniek

A

mannen rond 20-30j
met plots unilateraal centraal scotoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

RAPD

A

relatief afferent pupildefect
* Dit w veroorzaakt door een incomplete, pre-chiasmale, linkszijdige opticuslaesie (zoals een neuritis optica).
* Bij het alternerend beschijnen van eerst het gezonde oog, en dan het aangedane oog w de pupil van de aangedane kant groter in plaats van kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

cellulitis en erysipelas

R/

A

flucloxacilline PO 500mg 4x/d ged 10d
* kind: 25-50mg/kg per dag in 3 of 4 giften ged 10d
* immunogecompromitteerde pt, kind < 3j: IV AB (ZH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

septische artritis, erysipelas, cellulitis: DD obv kliniek?

A

Septische artritis: hierbij zou uw ROM verstoord zijn

Erysipelas: scherp begrensde verheven roodheid, meestal met een toegangspoort

Cellulitis: lijkt op erysipelas, maar minder mooi begrensd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

pericarditis kliniek

A

(voorbije) symptomen virale infectie (viraal syndroom, gastro-enteritis)

thoracale pijn: AH- en houdingsgebonden
* verergerend bij inspiratie
* beter bij vooroverbuigen

meestal geen stuwing

KO: auscultatie -> pericardwrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

pericarditis ECG

A

diffusie (concave) ST elevatie en PR depressie
* bij toename vocht diffuus lage voltages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Restless-legssyndroom (RLS): criteria voor diagnose

A

RLS = klinische diagnose obv anamnese -> waarbij alle volgende verschijnselen moeten bestaan:
* een niet te bedwingen aandrang om de benen te bewegen (rusteloze benen), gepaard gaand met een onprettig gevoel in de benen
* de klachten treden op in rust en verminderen bij beweging
* de klachten zijn het ergst in de avond en nacht

Ondersteunende criteria:
* niet-pijnlijke, onwillekeurige schoppende bewegingen van de benen tijdens de slaap (dit verschijnsel kan ook zonder RLS voorkomen)
* positieve familieanamnese voor RLS
* positieve reactie op dopamineagonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Medicatie bij neuropathische pijn (NHG)

A

Antidepressiva, anti-epileptica en opioïden (inclusief tramadol)
* voorkeur (= onafh van aard neuropathische pijn): TCA -> vnl amitriltyline, bij ouderen nortriptyline
* uitz: trigeminusneuralgie: eerste keus = carbamazepine
* van de anti-epileptica gt voorkeur uit nr gabapentine: overwegen als TCA onvoldoende effect / bij NE / bij CI -> ook nt effectief / NE: switch nr pregabaline of duloxetine

opm:
* PCM en NSAID’s = in de regel NIET werkzaam bij neuropathische pijn
* Opioïden (incl tramadol) ku gewenning en afhankelijkheid geven en w in beginsel niet geadviseerd bij neuropathische pijn
* cave rijvaardigheid
* Overweeg een lidocaïne-5%-pleister bij de beh neuropathische pijn, ih bijzonder van postherpetische neuralgie. // lidocaïne-prilocaïnecrème bij veneuze ulcera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

hemangioom: wat

A

groeiend kluwen van bloedvaatjes, wordt in de eerste weken na de geboorte zichtbaar
= meest voorkomende (goedaardige) tumor op babyleeftijd (4 tot 10% vd baby’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

hemangioom: verloop

A
  • niet aanwezig bij geboorte
  • vanaf enkele weken na geboorte zichtbaar
  • groeien vnl eerste 3 tot 9m (zz tot 12-18m)
  • na groeifase regressie (kan jaren duren): spontane involutie meestal tss lft van 2 en 6j, soms tot 10j => Bij 50% zijn de hemangiomen verdwenen op 5-jarige leeftijd, bij 90% op 9-jarige leeftijd
  • ontaardt NIET
  • kan wel schade achterlaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

DD galkoliek

A

acute cholecystitis
hydrops galblaas
cholecystolithiasis
choledocholithiasis
cholangitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

DD galkoliek + koorts

A

acute cholecystitis
cholangitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

DD galkoliek + icterus

A

choledocholitiase
cholangitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Acute cholecystitis: etiologie

A

> 95% cholecystolithiase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Acute cholecystitis S/

A

Vaak begin als galkoliek

Continue hevige pijn R-hypochonder
- Verergerd bij bewegen
- Geen resolutie met spasmolytica

Nausea, braken

Koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Acute cholecystitis KO

A

peritoneale prikkeling R-hypochonder

Murphy +

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Acute cholecystitis D/

A

Anamnese: VG galkolieken

KO

Labo: CRP, Leukocytose, ± ↑ AST en ALT

Echografie
- Verdikte of ontdubbelde galblaaswand
- Vocht
- Pericholecystitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Acute cholecystitis: evolutie

A

90%: resorptie acute cholecystitis

10%: evolutie naar necrotiserende cholecystitis
- Pericholecystitis -> plastron
- Vrije perforatie -> galperitonitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Acute cholecystitis R/

A

Vroegtijdige diagnose < 72 uur
-> Urgente laparoscopische CCE

Laattijdige diagnose > 72 uur
-> AB + pijnstilling & antipyreticum + lap CCE 6-12 w na acuut event

Hydrops / Empyeem / Abces / Perforatie / Billiodigestieve fistel –> zie internistische leidraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Chronische cholecystitis: ontstaan

A

< irritatie door langdurige CCL en kolieken

(bijna obligate verwikkeling, komt bijna niet meer voor gezien na galkoliek praktisch altijd cholecystectomie)

navragen in anamnese: VG recurrente galkolieken of last R-hypochonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Chronische cholecystitis kliniek

A

Dyspepsie, GEEN koorts, GEEN prikkeling

KO: mogelijk Murphy +

[Afunctionele galblaas, risico bacteriële overgroei]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Chronische cholecystitis D/

A

Echografie:
- verkleinde galblaas (sclerotisch, verschrompeld)
- wandverdikking
- lithiase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Chronische cholecystitis R/

A

Laparascopische CCE moeilijker
-> groter risico laparatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Hydrops galblaas =

A

Plotse afsluiting ductus cysticus
-> snelle distentie galblaas

(verwikkeling cholecystolithiase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Hydrops galblaas: kliniek

A

Galkoliek
-> blijvende pijn ondanks spasmolytica

KO: massa t.h.v. galblaaspunt, breidt uit naar navel

GEEN icterus
GEEN purulent vocht maar helder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hydrops galblaas D/

A

KO

Echografie
(grote gespannen galblaas + CCL in ductus cysticus )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Hydrops galblaas: evolutie zonder behandeling

A

Empyeem, cholecystitis

Spontane resolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Hydrops galblaas R/

A

Dringende laparoscopische CCE
- CI chirurgie: percutane drainage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

cholecystolithiase (CCL) -> S/

A

Asymptomatisch

Typische galkoliek: 15-30 minuten
- Zeer hevige pijn bovenbuik
(R hypochonder – epigastrium, irradiatie nr rug)
- bewegingsdrang
- typisch na vettige maaltijd

Nausea, braken

Weinig – geen koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

cholecystolithiase (CCL) -> KO

A

Klachtenvrije periode: normaal

Tijdens of vlak na koliek: galblaas gevoelig
- Cystisch punt +
- Murphy + (wijst eerder op acute cholecystitis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

cholecystolithiase (CCL) -> D/

A

Labo
- Minimaal ↑ AST, ALT
- Meestal geen koorts of ↑ CRP (exclusie cholecystitis)
- Lipase nl (exclusie pancreatitis)
- Bilirubine en AF eerder bij CDL

Echografie: lithiasis
(+ uitsluiten cholecystitis, uitsluiten CDL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

cholecystolithiase R/

A

TOEVALSBEVINDING (asympt): afwachtend beleid

SYMPT:
1e lijn: behandeling galkoliek
- Spasmolyticum (Buscopan®)
- NSAID (Ibuprofen)

2e lijn: electieve laparoscopische cholecystectomie (CCE)
- voorstellen indien recidiverende galkolieken of bij complicaties (cholangitis of biliaire pancreatitis) ??

3e lijn: igv te hoog risico CCE (zelden)
- Orale galzoutentherapie
(bij kleine radiolucente stenen zonder ernstige kolieken, 6-18 maanden therapie, vaak recidief )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

choledocholithiase (CDL) etiologie

A

Cholecystolithiase (cholesterolstenen uit galblaas)

Bruine pigmentstenen < bacteriële overgroei galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

choledocholithiase (CDL): S/

A

Asymptomatisch (toevallige vondst)

Symptomen galkoliek

Pijnlijke icterus bij volledige obstructie (D/ MRCP)
- Obstructieve icterus na galkoliek: donkere urine, bleke stoelgang
(kan pijnloos! -> niet alle pijnloze icterus = Ca)

Cholangitis = infectie galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

choledocholithiase (CDL): D/

A

Labo: obstructieve icterus (+ gestegen lipasen??)
-> Leverfunctiestoornissen bij screening na galkoliek
- AST, ALT (meteen) (ih begin AST > ALT, bij passage steen ALT > AST)
- GGT en AF (na enkele dagen)
- Bilirubine < bij volledige obstructie galweg

echo abdomen

(labo en echo -> inschatten risico op CDL: zie UpToDate voor criteria)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

choledocholithiase R/

A

Toevallige vondst of obstructieve icterus:
- ERCP met steenextractie + CCE in 2e tijd
- CCE met galwegexploratie en steenextractie

Galkoliek (symptomatisch):
- spasmolyticum, NSAID
- CCE + ERCP met steenextractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

etiologie cholelithiasis: 4 F’s

A

Female
Forty (leeftijd)
Fat: obesitas
Fertile: oestrogenen en progestagenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

cholangitis: kliniek + labo

A

Triade van Charcot:
- Koliekpijn (Re hypochonder pijn)
- Rilkoorts
- Obstructieve icterus: donkere urine, bleke stoelgang

KO: Leverslagpijn

D/ Labo:
- CRP, leukocytose
- AST, ALT
- AF
- Geconjugeerd bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Cholangitis (= verwikkeling cholelithiasis): R/

A

ERCP met steenverwijdering OF drainage galweg

AB (amoxiclav IV of levofloxacine IV +/- ornidazol

CCE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

biliaire pancreatitis (= verwikkeling cholelithiasis): R/

A

ERCP met steenextractie

CCE

voldoende IV vocht en pijnstilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

icterus: schema

A

Differentiatie pre- en postmicrosomaal

(1) PRE = heldere urine, donkere stoelgang, ongeconjugeerd bilirubine

a. Hemolytische anemie: laag Hb, hoge reticulocytose, laag haptoglobine; hoog LDH, splenomegalie
b. Syndroom van Gilbert
= relatief tekort UGT (UDP-glucuronosyltransferase) door kwalitatieve stoornis.
S/ enkel icterus bij stress, ziekte, medicatie
L/ normale leverset
c. Syndroom van Crigler-Najar = absoluut tekort UGT

(2) POST = donkere urine, bleke stoelgang, geconjugeerd bilirubine

→ Kijk naar leverset:
a. Vooral stijging van transaminase = icterische hepatitis

b. Vooral stijging van cholestase: cholestatische icterus
=> Echo galwegen:
i. Normaal: cholestatische hepatitis
ii. Galwegdilatatie = obstructie
1. Choledocholithiase: typisch gepaard met galkoliek
2. Tumor: typisch pijnloos
3. Syndroom van Mirizzi = steenimpactie in ductus cysticus met laterale compressie op ductus choledochus
4. PSC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

cholestatische leverziekten: kliniek

A

Tekort gal in darm
- Malabsorptie -> diarree/steatorree + tekort ADEK vitamines
- bleke stoelgang indien direct bilirubine ↑ (vaak eindstadium)

Teveel gal in bloed
- Jeuk
- Icterus
- donkere urine indien direct bilirubine ↑ (vaak eindstadium)
- Cholesterolemie -> xanthelasma, xanthomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

cholestatische leverziekten: labo

A

Stijging AST en ALT

Stijging AF en gammaGT

Stijging bilirubine bij volledige obstructie
galweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Primaire biliaire cholangitis (PBC): kliniek

A

-> biliaire cirrose (mogelijk auto-immuun)
- Vrouwen middelbare leeftijd (minder frequent bij mannen)

=> Chronische cholestase met jeuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

vrouw 45-60j met jeuk

A

bepaling AMA

-> denk aan PBC!

AMA > 1/80
= auto-antistoffen mitochondriën
- Indien AMA neg -> ANA bepalen
(antinucleaire antistoffen)
=> dan auto-immune cholangitis genoemd
- Indien ANA en AMA – -> diagnose o.b.v. APO leverbiopt (kleine galgangetjes vernield dr inflammatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

PBC D/

A

kliniek

labo: cholestatische leverwaarden, AMA

suggestief leverbiopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Primaire Scleroserende Cholangitis (PSC)

A

= Chronische ontsteking van grote extra-hepatische en kleine intrahepatische
galwegen -> fibrose en stricturen

Vooral bij jonge mannen
bij >70% IBD aanwezig (CU > Crohn)

Opstoten cholangitis -> trage evolutie nr biliaire cirrose
- Als galwegen helemaal verstopt raken ontstaat galstuwing (cholestase) in de lever.
=> De afvalstoffen die in de galvloeistof zitten, gaan ophopen in de lever waardoor er leverschade ontstaat. Uiteindelijk kan levercirrose optreden.
- hogere incidentie cholangiocarcinoom en galblaascarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

PSC D/

A

kliniek

labo: inflamm, cholestatische leverwaarden, p-ANCA bij 2/3e vd pt’en

MRCP of ERCP: stenosen en parelvormige dilataties (nt zichtbaar op echo want intrahep cholestase)

suggestief leverbiopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

PBC en PSC: R/

A

SPECIALISTISCH, TER INFO

beide:
- Ursodeoxycholzuur, Ursochol® 15 mg/kg PO
- Bij gecompliceerd leverlijden / decompensatie: transplantatie

PBC:
- Behandeling van jeuk
- Substitutie ADEK vitamines

PSC:
- bij cholangitis: AB (amoxiclav) en ensocopische dilatatie stenosen op ductus choledochus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

hepatocellulair ca etiologie

A

-Cirrose = grootste RF
-Niet-cirrotisch: HBV,HCV, NAFLD, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Hemochromatose

A

Pathologische stapeling van ijzer in de lever en in andere organen
- tgv een genmutatie in een eiwit dat codeert voor hepcidine (dat de ijzeropname in de darm regelt)
- Gestegen Fe-saturatie en ferritine

Fe stapelingsziekte in lever
- micronodulaire cirrose
- typisch: ↑ hemosiderine (= geoxydeerd afbraakproduct van Hb)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

Hemochromatose kliniek

A

3A’s
- Asthenie (vermoeidheid°
- Arthralgieën
- Aminotransferasen (transaminase) gestegen

KO: grijze huidskleur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Hemochromatose D/

A
  • Ferritinestijging
    (bv >1000µg/dl waar nl < 250µg/dl)
  • Toename transferrinesaturatie: (transferrine saturatie >65% < = > nl < 45%)
  • genmutatie opzoeken

(leverbiopt enkel indien tekenen van gevorderd leverlijden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

Hemochromatose R/

A

Flebotomie (aderlating)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

ziekte van wilson

A

opstapeling van koper

-> lever en neurologische problemen

D/ zeer laag ceruloplasmine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

Verhoogde kans op alcoholische cirrose na gastric bypass

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Alcoholische steatose
= AFLD

A

Alcoholmisbruik geeft aanleiding tot steatose
= triglyceride opstapeling in hepatocyten

S/ weinig klachten

KO/ grote, zachte lever

Labo:
- stijging MCV !!! (vit B12 gebrek)
- gestegen gamma-gt
- AST > ALT (AST/ALT ratio > 2 < = > indien < 1 is het een argument voor NAFLD!!!)
- stijging triglyceriden
- stijging urinezuur

Echografisch beeld = passend bij steatose: hyperreflexie

R/ volledige alcoholstop (AFLD verdwijnt < 6w)

opm: Als leververvetting gepaard gaat met inflammatie, wordt dat steatohepatitis (ASH) genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

Alcoholische steatohepatitis
(ASH): klin en labo

A

Sterke gamma-gt stijging
met icterus
en vergrote hyperreflectieve lever

Bij 1/3de zware drinkers

S ~ ernst
(icterus, gevoelige hepatomegalie, aspecifieke klachten zoals braken en vermagering tot ernstig ziek bv stuporeus)

Labo
- Zeer hoog gamma-GT
- Transaminasen matig gestegen (+-100 IU/L) met AST > ALT
- Bilirubine vaak sterk verhoogd >10mg/dl

  • leukocytose
  • bloedplaatjes laag (aanmaak onderdrukt door ethanol)
  • Fe-saturatie >40%, ferritine +++ (acuut fase eiwit)
    => differentieel diagnose met primaire hemochromatose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

ASH R/

A

alcoholstop (cave delirium tremens)

Vitamine B1

calorierijke voeding, enterale voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

Niet-alcoholische leververvetting: NAFLD

A

= gestoorde levertesten bij pt met metaboolsyndroom (=> abdominale obesitas, insuline resistentie, hyperlipidemie, arteriele hypertensie)

Twee stadia onderscheiden
-niet alcoholische steatose: 20-30% vd populatie
-Niet alcoholische steatohepatitis (NASH): 2-3%
[spectrum van steatose tot steatohepatitis w NAFLD genoemd]

Meestal klachtenvrij !!!
- sommige pt’en met NASH: sterke vermoeidheid/malaise/vage last re hypochonder

Labo
- stijging y-GT
- lichte stijging transaminase (AST/ALT ratio dus < 1!) en alkalische fosfatasen
- geisoleerde stijging ferritine

Echo
-vergrote hyperreflectieve lever

R/ aanpak metabool syndroom (gewichtsreductie, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Toxisch leverlijden
(niet-alcoholisch)
(DILI: drug induced liver injury)

A

Etiologie: gestoorde levertesten na GM
- 70% één specifiek medicament
(AB: macroliden, amoxicilline, quinolone/anti-epileptica: valproaat en carbamazepine bv/ontstekingsremmers: diclofenac bv)
- 20% combinatie van medicatie
- 10% dieetsupplementen of kruiden

Presentatievormen:
- Leversteatose: (obv mitochondriale toxiciteit) < Vb alcohol, steroïden (kan bv y-gt stijging geven!) , MTX, NSAID, tetracyclines
- Necrose-hepatitis < vb paracetamol
- Cholestase < vb oestrogenen/ amoxyclavulaanzuur

D/ = Uitsluitingsdiagnose!
- Gestoorde levertesten (zowel hepatische als cholestatische set kan gestoord zijn)
- Toxicoscreening urine (cocaïne, benzo’s)
- Wanneer gepaard met rash, koorts en perifere eosinofilie (denken aan allergie)
- > 50j hebben verhoogde kans op drug-drug interacties (CYP)

R/
- supportief, alle niet-levensnoodzakelijke medicatie on hold
- R/ acetylcysteïne bij pcm intoxicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

pcm intox

A

= metabole acidose, ALT sterk gestegen, creatininestijging

R/ acetylcysteïne
(actieve kool, nasogastrische lavage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Chronisch gestegen transaminasen (>6m), vnl ALT

A

= Chronische leverziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

chronische hepatitis: etiologie

A

hep B
hep C
auto-immuun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Chronische hepatitis B

A

chron actieve hepatitis (CAH):
- Transaminase (ALT) langer dan 6 m gestegen (= Chronisch)
- Hep B-DNA aanwezig (> 20 000 IU)
- Hep B surface Ag (pos in 0,2-0,7%)

R/
- wie: alleen patiënten met actieve leverziekte (CAH) behandelen
- duur: tot pos HbeAg seroconverteert naar negatief
- (Screening: 6-maandelijkse echo lever indien risico op HCC )

Opm:
- dragers met lage virale replicatie h gunstig verloop
- dragers met hoge virale replicatie h verhoogd risico op HCC -> beh met antivirale therapie: nucleoside analogen oa lamivudine of tenofovir => meest freq oorz HCC = HBV!!!
- CAH: 30% na 10j cirrose ⇒ daarna 10%/j nr HCC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

wat vermijden bij chron Hep B?

A

immuunsupressie: CS en cytostatica
-> ku voor opflakkering zorgen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

serologie gevaccineerd persoon Hep B

A

HbsAb +
maar HbcoreAb -

=> geen contact maar toch antibodies

opm: anti-HBc Antistoffen (IgM én IgG) tegen HBcAg: wijst op oude of recente infectie
-> niet aanwezig na vaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

betekenis HbsAg –

A

geen hepatitis in lever of bloed
= geen hepatitis B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

HbsAb bij patiënten die HBV hebben

A

negatief!!!
-> want het wordt continu verbruikt door HbsAg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

Chronische HBV-infectie: men spreekt van chronisch dragerschap indien HBsAg langer dan 6 maanden in het serum aantoonbaar blijft.

//
Patiënt met anti-HbE antilichamen = betere immuuncontrole

A

anti-HBE antilichamen w niet rechtstreeks gemeten -> maar kan je zien aan HBeAg: seroconversie nr neg (want w afgebroken dr antiHbE)
- reductie risico op leverfalen en HCC (doordat het merendeel vd patiënten in de inactieve fase komt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

chron hep B 4 groepen

A
  • HbsAg bij alle groepen pos want HbsAg + > 6m = chron hep B
  • HbsAb bij alle groepen neg want verbruikt dr HbsAg
  • HbcAb bij alle groepen pos want infectie (doorgemaakt)

//

INFECTIE
dragers met hoge virale replicatie
HbeAg + (wijst meestal op hogere levels HBV DNA)
HBV DNA hoog
ALT nl
=> besmettelijk, geen symptomen
=> risico ontwikkelen actieve hepatitis
=> kan tot HCC leiden dus behandelen
=> deze groep als geboren uit moeder met Hep B
dragers met lage virale replicatie
HbeAg -
HBV DNA laag (gestegen maar dus < 2000)
ALT nl
=> goedaardige vorm

//

HEPATITIS -> behandelen
CAH
HbeAg +
HBV DNA gestegen (> 20 000 IU/ml)
ALT gestegen
=> 10% HCC
precore mutanten met CAH
HbeAg -
HBV DNA gestegen (> 2000 IU/ml)
ALT gestegen
=> kan tot HCC leiden, gevaarlijke groep want lijkt op ‘drager met lage virale replicatie’ maar doen ‘surges’ van hepatitis -> leverbeschadiging en mogelijks HCC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

chron hep B: transmissie

A

Zeer besmettelijk!

=>
bloed
seksueel contact
verticaal via bevalling: 90% bij pasgeb
reizen in endemische gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Chronische hepatitis C: transmissie

A

Minder besmettelijk dan hepatitis B

=>
Via bloed: dialyse, naalden
Seksueel (anaal contact!)
Verticaal: zelden moeder - kind

CAVE homoseksuele mannen
Komt vooral voor bij IV en nasale druggebruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Chronische hepatitis C

A

CAH
- HCV Ab +
- HCV RNA +
- ALT gestegen >6m

chron niet actieve hep C
- HCV Ab +
- HCV RNA +
- ALT nl

doorgemaakte hep C
- HCV Ab +
- HCV RNA -
- ALT nl

Dragers met een hoge virale replicatie hebben een verhoogd risico op HCC en moet je dus behandelen

!!!
CAH: 20% na 20j cirrose ⇒ daarna 2%/j evolutie naar HCC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Chronische auto-immune hepatitis

A

indien gestoorde leverwaarden
en HBV - & HCV-
- ALT gestegen (chronische gestegen transaminase)
- IgG stijging (elektroforese)
- aanwezigheid anti-gladde spier antistoffen: positieve antinucleaire factoren in serum (anti-SMC Ab)

= zeldzaam!
30% heeft cirrose op moment diagnose
kan ook presenteren als dreigend leverfalen

R/ Corticosteroiden + azathioprine
- Medicatie nooit stoppen, zelfs niet bij zws.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

virale hepatitis oorzaken

A

● Specifieke hepatitisvirussen A, B, C, E

● Systeemvirussen: Epstein Barr, CMV (herpes en rubella)

● Microbieel (zz): Toxoplasma gondii, Rickettsia (Q fever), Syfilis, Leptospirose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

acute virale hepatitis kliniek

A

1 Prodromale fase:
- griepaal syndroom met vage last in rechterhypochonder, gewrichtspijn

2 Ziektefase (1-3m):
- Icterus slechts bij ⅓, aanhoudend vermoeidheidsgevoel, lichte koorts
- eventueel huiduitslag, gewrichtszwelling, pijnlijke hepatomegalie, splenomegalie

3 Herstelfase: postvirale asthenie
- Vooral aanhoudende vermoeidheid, anorexie.
- Terug normale levertesten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

acute virale hepatitis labo

A

Zeer sterke transaminase verhoging, vnl ALT
- disproportionele stijging tov alkalische fosfatasen en y-GT (wat indicatoren zijn van cholestase)
- ALT levels range from 29 to 33 units/L for males and 19 to 25 units/L for females

//

  • Andere labotesten zoals bilirubine en PT (INR) ku gestegen z ifv ernst (gestegen serum bilirubine kan zowel bij hepatische als cholestatische oorzaken voorkomen -> dus niet nuttig voor dit onderscheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Behandeling acute virale hepatitis

A

● Rust
● Lichte voeding, vetarm en alcoholbeperking
● Niet-levensnoodzakelijke medicatie stoppen
Geen corticoïden! Gevaar voor chroniciteit bij HBV
Oestrogenen moeten tijdelijk gestopt worden gezien risico voor cholestatische hepatitis!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

acute Hep A

A

● Overdracht = feco-oraal
-incubatieperiode is 2-6w

● Verloop = nooit chronisch
-Bij kinderen: subklinisch (dus meestal anicterisch)
-Volw: zwaar ziek, ⅓ icterus, mortaliteit 2%
-In 25% gecompliceerd met cholestatische hepatitis, vooral bij verder innemen oestrogenen
-Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen

● Diagnose: anti-HAV IgM+
Stijging bilirubine
Stijging transaminase
Anti-hepatitis A - IgM positief

● Behandeling = conservatief
(geen antivirale therapie nodig)
-voorkomen via vaccin (havrix)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

hep A vaccinatie

A

Havrix schema: vaccinatie op 0 m en 6 m.
■ Tweede injectie mag tussen 6m-5j (bijsluiter Havrix)
■ Na 2 injecties ben je 30-40j beschermd (bijsluiter Havrix)

Reizigers naar endemische gebieden: eerste toediening 14 d voor vertrek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

acute Hep B

A

● Overdracht = bloed/seksueel/verticaal via vaginale bevalling (SOA)
-incubatieperiode is 8-24w

● Diagnose: HBsAg + of HBV DNA + samen met gestoorde levertesten (chron zo >6m)
-Sterke transaminase stijging
-Al dan niet gestegen bilirubine
-Hepatitis B surface antigeen positief
-hepatitis B-DNA positief

● Verloop = chronisch (90% bij pasgeborene, 20% bij kinderen, 10% bij volwassenen)
-Merk op: sectio heeft geen nut: Per direct bij geboorte immuunglobulines + vaccin. (Dit niet doen = beroepsfout wegens 90% op chronische Hep B)
-Beeld van een acute virale hepatitis
-Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen

● Behandeling = Meestal supportief.
-[Geen behandeling met antivirale therapie
-tenzij na enkele weken serum B—DNA nog positief]
-Inzet antivirale therapie (nucleoside analogen) is afhankelijk van de aanwezigheid al dan niet van cirrose, ALT gehalte en sterk positieve HBV DNA level na 6w (antivirale therapie overwegen)
-Onmiddellijk behandelen bij ernstig leverfalen of icterus.

Vaccin:
- Engerix
- Twinrix in comb met hep A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

hep B vaccinatie

A

[zuigelingen: in vaccinatieschema van de Hoge Gezondheidsraad -> op de leeftijd van 8, 12 en 16 weken en 15 maanden]

Engerix B schema: 0-1-6 maanden en booster na 12m

Twinrix (HAV + HBV) schema 0-1-6m

!! 1 maand na laatste inspuiting: titer anti-HBs bepalen
■ indien >10 IU/mL = er is levenslange immuniteit
■ Indien lager: opnieuw vaccinatiekuur en opnieuw titer bepalen.
=> hetzij door een volledig nieuw schema te starten (bv. 0, 1, 6 maand)
=> hetzij met een schema van twee gelijktijdig toegediende dosissen (één in de linker en één in de rechter M. deltoideus), 2 maanden later gevolgd door de toediening van opnieuw twee dosissen (in linker en rechter M. deltoideus).

Na hervaccinatie schemata wordt na 1-3 maanden een serologische antistoffencontrole (anti-HBs) uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

acute hepatitis C

A

● Overdracht = bloed/seksueel/vaginale bevalling (SOA)
-kans transmissie verticaal (zws) < 5% (bij moeder HIV+ en HCV: 20%)
-anaal contact!

● Diagnose: anti-HCV IgM+ (verschijnen na 4-12w) of HCV-RNA pos (PCR)
-transaminase stijging

● Verloop = 75% chronisch
-Acute virale hepatitis
-Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen

● Behandeling: < 3m opstarten antivirale therapie therapie
-Antivirale therapie wanneer ziekte chronisch wordt

● Geen vaccin
(wegens goede behandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

acute hepatitis E

A

● Overdracht = verblijf in endemische gebieden, Zoönose (varkens), bloedtransfusie

● Diagnose: anti-HEV IgM+ (verschijnen na 4-12w)
-pos HEV RNA
-stijging transaminase

● Verloop = nooit chronisch tenzij bij transplantatie pt
-Acute virale hepatitis
-Zeldzaam verloop naar acuut leverfalen
-Geeft neurologische complicaties => Hepatoneuraal syndroom vb Guillain-Barré

● Behandeling = geen
-tenzij bij chronische vorm Ribavirine (twijfelachtige rol betreffende effectiviteit)

● Vaccinatie: er is nog geen vaccin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Prolactinoom kliniek

A

hypofyse tumor
te veel prolactine
//
Vrouwen:
* eerste symptoom over het alg amenorroe
* melkafscheiding uit de borst (zonder zws)

Mannen:
* te lage testosteronspiegel -> minder libido

Grote (macro)prolactinomen ku druk uitoefenen op de omgeving (oa oogzenuw), waardr hoofdpijn kan ontstaan of gezichtsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

bisacodyl

A

contactlaxantia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

pt met lisdiureticum en bisacodyl -> effect ionogram

A

CAVE: hypokaliëmie, hyponatriëmie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

aspirine kan ook maagulcus veroorzaken

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

Ziekte van Paget: kenmerken

A

Meestal eenzijdig gelokaliseerde erythematosquameuze of erosief-crusteuze laesie(s) van de tepel die gepaard kan gaan met jeuk, tepelvloed, pijn & een ingetrokken tepel.

Hierbij wordt borstsparende chirurgie met postoperatieve radiotherapie echter aangeraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Ziekte van Reclus: kenmerken

A

meest voorkomende borstaandoening (Mastopathie)

fibrocystische veranderingen in borstweefsel:
* Goedaardige cyste(s), verdwijnen meestal weer na menstruatie
* meestal asymptomatisch
* maar occasioneel veroorzaakt de inflammatie rond de uitgezette melkgang fibrose en een littekenzwelling & de tepel kan naar binnen trekken.

Grotere cysten die klachten geven, kunnen aangeprikt worden om het vocht eruit te trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Fibroadenoom: kenmerken

A

gladde structuur, meestal mobiel van de omliggende structuren.

Chirurgische verwijdering kan bij klachten of bij grote fibroadenomen (>3cm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Er zijn 2 vormen van mastitis: infectieus en niet-infectieus/veroorzaakt door stase.1 Wanneer stase de oorzaak is, kan een galactocele ontstaan. Galactoceles zijn goedaardige melkcystes die ontstaan door obstructie van melkklierducti. De oorzaak is (steriele) inflammatie, veroorzaakt door een stase. Soms is een tumor de oorzaak. Ze ontwikkelen zich meestal geleidelijk, maar kunnen ook abrupt ontstaan als een vrouw ineens met borstvoeding stopt. Meestal is er sprake van een pijnloze, gladde, unilaterale, mobiele zwelling. Daarmee zijn galactoceles klinisch niet te onderscheiden van andere benigne afwijkingen in de borst. Huisartsen duiden de zwelling vaak als benigne, waarop ze besluiten af te wachten.12 Wanneer het om een galactocele gaat, is dat gerechtvaardigd, want de meeste zullen binnen een aantal weken tot maanden spontaan resorberen en nauwelijks klachten geven. Dat de diagnose lastig kan zijn of wordt gemist, lijkt dus meestal klinisch niet van belang.

Dat wordt anders als er (ook) bevindingen zijn die kunnen passen bij andere oorzaken.3 Zo kunnen galactoceles gepaard gaan met pijn, tekenen van infectie, infiltraatvorming, fluctuatie, een onregelmatige oppervlakte of fixatie bij palpatie. Dan valt ook te denken aan mastitis puerperalis, lactatie- of fibroadenomen, een abces, een pseudolipoom of een mammacarcinoom.13 Als de zwelling of klacht een aantal weken na het staken van de borstvoeding nog niet over is, kan echografie of mammografie helpen bij het achterhalen van de mogelijke oorzaken.35 Ter bevestiging van een galactocele volgt aansluitend een punctie. Wanneer daarbij een melkachtige substantie wordt geaspireerd, kan de diagnose galactocele worden gesteld.

A

/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

kindermishandeling: volgende stap?

A

vertrouwenscentrum bellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

INR

A

maat voor stollingstijd bloed: geeft aan hoeveel langzamer het bloed vd pt stolt dan bij iemand zonder afwijkende bloedstolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

gebrruik coumarinederivaten en thyreostatica

A

correctie van hyperthyreoïdie door thyreostatica zorgt voor een verminderde afbraak van vitamine-K-afhankelijke stollingsfactoren, vitamine K-antagonisten remmen de synthese van deze stollingsfactoren => kans op verminderde antistolling

de werking van cumarinederivaten neemt af bij het instellen op thyreostatica (INR DAALT)
* de trombosedienst moet over het gebruik van thyreostatica worden ingelicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

gebrruik coumarinederivaten en thyreomimetica

A

correctie van hypothyreoïdie door thyreomimetica geeft een versterkte afbraak van vitamine-K-afhankelijke stollingsfactoren, vitamine K-antagonisten remmen de synthese van deze stollingsfactoren

=> kans op versterkte antistolling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

SYNCOPE vss types

A

reflexsyncope:
- vasovagaal
- situationeel
- sinus caroticus,

cardiale syncope

orthostatische hypo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

GEGENERALISEERDE EPILEPSIE vss types

A

VERALGEMEEND (primair gegeneraliseerd)

Tonisch-clonisch (meest freq)
- plots bwz verlies, plotse val -> tonische contractie van alle spieren ged 10-20 sec (+schreeuw) -> veralgemeende ritmische clonieën/spierschokken ged 30-60 sec (+cyanose)
- -> recoveryfase met stridoreuze ademhaling, schuim op de mond, tongbeet en urineverlies -> traag herstel van bwz + postictale fase (verwardheid en hoofdpijn)
- (na 15 min gerecupereerd nl)

Abscence:
- kortdurend (< 10s) totaal BWZ-verlies, voor zich uit staren ged aantal seconden, geen tonusverlies
- -> onmiddellijk herstel zonder postictale fase
- tot 100’en keren/d

Atone aanval:
- plots verlies posturale tonus 1-2 sec (valt slap neer), kort verminderd bwz-verlies
- -> geen postictale sympt

Myocloon:
- 1 of meer plotse ritmische spierschokken, geen val, geen bwzdaling
- -> geen postictale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

FOCALE EPILEPSIE: vss types

A

FOCAAL: beginnen in 1 hemisfeer
=> enkelvoudig partieel: geen bwz-daling
- Motorische fenomenen: (contralat) cloniëen, soms duim/tong/hand/gelaat + postict parese
- Sensorische: paresthesieën, hallucinaties (visueel, auditief, gustatorisch, rising epigastric sensation bij tempkwabE)
- Autonome: flushing, zweten, pilo-erectie (kippenvel)
- Emotionele/cognitieve/psychische: angst, déjà-vu, derealisatie, …

=> Complex partieel: wel bwz-daling
- Temporaalkwab: absence-achtig bwzverlies (plotse bwz-daling, plots stop activiteit, vooruit staren, geen val), postictale verwardheid / amnesie
- Frontaalkwab: kortdurende plotse bwz-daling, hyperkinetisch, geen postictale verwardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

overdosering rilatine: epileptische aanval mogelijk (evt gevolgd dr coma!)

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Thalassemie =

A

Hemoglobinopathie dr expressiedefecten
* onderscheid: Alpha & Beta-hemoglobineketens
* komt vnl. voor in: Middellandse Zeegebied; malariagebieden van Afrika, India en het Verre Oosten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Thalassemie labo

A

MCV < N (microcytair), reticulocytose

serum Fe nl of gestegen, ferritine nl of gestegen

hemolyse

HbA2, HbF …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

thalassemie: klachten

A

Thalassaemia minor (thalassaemia trait)
* geeft in het algemeen geen klachten
* maar soms wel een lichte anemie (Hb ≥ 6,0 mmol/l bij vrouwen en kinderen, ≥ 6,5 mmol/l bij mannen) met een verlaagd MCV.
* Dit is vooral het geval als de verminderde aanmaak van alfa- of bètaglobineketens en de soms bestaande lichte hemolyse onvoldoende gecompenseerd worden door de verhoogde aanmaak van erytrocyten, waardoor foliumzuurdeficiëntie kan ontstaan. (evt suppletie voorschrijven)

Thalassaemia major
* gaat wel gepaard met een grote morbiditeit tgv de ernstige hemolytische anemie
* zonder adequate behandeling (transfusies, chelatietherapie en stamceltransplantatie) is de levensverwachting beperkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

2 > INR < 3: beleid

A

zelfde dosis en schema verder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

beleid bij INR onder streefwaarde?

A

verhoog dosis VKA met 10-20% per week (ifv ernst afwijking)
* controleer wekelijks tot stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

INR 3-5 zonder signif bloeding: beleid?

A

verminder dosis VKA met 10-20% per week (ifv ernst afwijking, weekdosis gelijkmatig spreiden)
* controla na 1w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

INR 5-9 zonder signif bloeding: beleid?

A

sla 1-2 dagdosissen over
(bij verhoogd bloedingsrisico: stop VKA + 2-5mg vit K PO)
* controle INR om 2d

eens INR ≤ 3: herstart VKA aan 30% lagere dosis
* co na 2d tot stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

INR ≥ 9 zonder signif bloeding: beleid?

A

stop VKA + 2-4mg vit K PO
* Co na 24u: INR nog > 5 -> + 2mg Vit K PO

eens INR ≤ 3: herstart VKA aan minstens 30% lagere dosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

ernstige bloeding (ongeacht INR): beleid

A

dringend naar ZH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

verwekker mazelen

A

mazelenvirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

mazelen: transmissie

A

aerogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

mazelen: wnr besmettelijk?

A

4d voor tot 4d na begin exantheem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

mazelen: duur exantheem

A

3-5d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

mazelen kliniek

A
  • hoge koorts, ziek
  • neusverkoudh, hoest, oor-/oogontst
  • koplik spots
  • grofvlekkig exantheem (gelaat -> gegeneraliseerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

roodvonk verwekker

A

streptococcus pyogenes (streptokok A toxine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

roodvonk: duur exantheem

A

3-5d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

roodvonk kliniek

A
  • d1: plots koorts, keelpijn, hoofdpijn, nausea
  • d2: aardbeientong, tonsilitis, roodheid voorhoofd & wangen (narcosekapje), fijne maculopap rash (schuurpapier) van nek tot romp
  • d5-6: verdwijnen vlekjes en koorts
  • vervelling huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

roodvonk behandeling

A
  • antipyretica
  • amoxicilline 75-100 mg/kg/d in 3 giften
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

rubella verwekker

A

rubella virus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

rubella duur exantheem

A

1-3d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

rubella kliniek

A
  • koort en malaise (1-2d)
  • maculopap rash: gelaat -> gegeneral
  • LK +++
  • teratogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q

erythema infectiosum verwekker

A

parvovirus B19

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

erythema infectiosum duur exantheem

A

5-10d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
157
Q

erythema infectiosum kliniek

A
  • vnl kinderen tss 5-15j
  • vnl in lente-zomer
  • koorts (30%), malaise, myalgie, hoofdpijn
  • na 1w: slapped cheek -> confluerend erytheem (centrale verbleking) over heel lichaam (perinaso-oraal vrij)
  • evt gewrichtsklachten
  • cave zws
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
158
Q

exanthema subitum (roseola infantum): verwekker

A

HHV6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
159
Q

exanthema subitum duur exantheem

A

1-2d

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
160
Q

exanthema subitum kliniek

A
  • kinderen van 6m tot 2j
  • plots hoge koorts -> na 3-5d zakken koorts + ° rode vlekjes (begint thv romp)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
161
Q

varicella (waterpokken, windpokken): verwekker

A

varicella zoster virus (HHV3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
162
Q

varicella: wnr besmettelijk?

A

1d voor tot 7d na het ontstaan vd blaasjes (tot ingedroogd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
163
Q

varicella duur sympt

A

ongv 5d, waarvan 3e dag meestal ergste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
164
Q

varicella kliniek

A
  • koorts
  • papels -> vesikels -> pustels -> korstjes (tegelijk 4 stadia): romp, slijmvliezen, behaarde hoofdhuid

opm: bij gezonde kinderen < 12j h waterpokken meestal een mild en zelflimiterend beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
165
Q

varicella R/

A

=> nt-medic adviezen:

  • niet zwemmen, zon vermijden, korte nagels, wantjes, niet krabben …

=> bij hinderlijke jeuk: 2-3dd indifferente middelen

  • zoals zinksulfaatvaselinecrème 5 mg/g, carbomeerwatergel 10 mg/g, zinkoxide/talksuspensie 150/150 mg/g (synoniem voor lotio alba of zinkoxideschudsel)
  • alternatief: verkoelende gel bv. levomentholgel 10 mg/g. (producten met menthol niet bij lft < 2j)
  • talk of menthol NIET bij open wonden
  • (bv. Cytelium (letsels uitdrogen en kalmerend))

=> veel jeuk: anti-histaminicum (zyrtec of fenistil druppeltjes, aerius siroop) -> NHG raadt PO niet aan!

=> koorts/pijn: pcm

  • GEEN NUROFEN (oa. Reye)

=> orale antivirale middelen overwegen bij risicogroepen en milde klachten (bv ≥ 12 jaar)

  • volw: valaciclovir PO 3dd 1g ged 7d
  • kind: 60 mg/kg/d in 3 doses
  • alternatief = aciclovir (volw: 5dd 800mg, iedere 4u, ged 7d)

=> bij bact surinfectie (impetiginisatie): meestal S. aureus of S. pyogenes

  • fusidinezuurcrème 3dd 20mg/g ged 1w
  • PO AB overwegen wnr uitgebreid of persisterend > 1w

VERWIJZEN:

  • ernstig ziek
  • erstige immunosuppressie
  • zwangeren
  • pasgeborenen met perinatale infectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
166
Q

mononucleosis infectiosum (klierkoorts): verwekker

A

EBV (HHV4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
167
Q

klierkoorts transmissie

A

verspreiding via speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
168
Q

klierkoorts kliniek

A
  • koorts, malaise, moe
  • faryngitis, tonsilitis, gezwollen LK, gingivostomatitis
  • periorbitaal oedeem
  • (H)SM, soms hepatitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
169
Q

herpangina kliniek

A

(meestal in zomer)

koorts, sliklast, vermagering, rode keel

vesikels verhemelte & uvula

170
Q

hand-foot-mouth: verwekker

A

coxsackievirus

171
Q

hand-foot-mouth: kliniek

A

vesikels in mond + handen + voeten

(erg besmettelijk; contact met zwangeren vermijden, nt nr creche tot letsels verdwenen)

172
Q

ziekte van Kawasaki kliniek

A

vasculitis (aneurysma coronairen), vnl jonge kinderen

mucucutaneus LN syndrome: CREAM
* conjunctivitis
* roodheid handen/voeten/genitaal
* exantheem
* adenopathie
* mucosae: aardbeientong

=> koorts 5d of meer + min 4 vd criteria hierboven

173
Q

ziekte van Kawasaki R/

A

IV immuunglobulinen
aspirine

174
Q

Ziekte van Sever

A

= apofysitis calcanearis
* achillespees hecht aan de hiel aan -> bij kinderen in de groei zit net op deze plek de groeischijf vh hielbeen/calcaneum
* ziekte van Sever: deze groeischijf vh hielbeen doet pijn tgv overbelasting

Vnl bij jonge sporters
* Iets meer jongens dan meisjes.
* Vnl tss 8 en 12 jaar
* Vaak bij loop en spring sporten (voetbal, basket, atletiek, ballet, dansen)
* Klachten treden op na (soms al tijdens) het sporten

palpatie: zijkanten van hielbeen pijnlijk, maar niet gezwollen

RX niet nodig bij typische bevindiingen

175
Q

metatarsalgie

A

pijn onder de kopjes van de middenvoetsbeentjes (metatarsalen)
* kan op alle leeftijden, vaker bij sporters of mensen die veel staan/lopen
* verergering van pijn tijdens activiteit
* naast pijn (evt uitstr nr tenen), soms ook andere sympt zoals bv tintelingen

oorzaken:
* overbelasting
* doorzakking voorvoet, hamertenen, …
* artrose
* korte kuitspieren
* overgewicht
* verkeerd schoeisel, hoge hakken
* morton neuroma

176
Q

betekenis positieve proef van Romberg

A

Als de proef van Romberg positief is, is er zeer waarschijnlijk sprake van een stoornis in het evenwichtsorgaan of het proprioceptiesysteem, of van de bijbehorende zenuwbanen.

177
Q

betekenis negatieve proef van Romberg

A

Als er een balansprobleem is maar de test van Romberg is negatief, dus als de patiënt er ook met open ogen niet in slaagt stil te blijven staan, dan is de oorzaak van het evenwichtsprobleem waarschijnlijk gelegen in de kleine hersenen.

178
Q

De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) uit 2000 is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid. De norm definieert een bewegingsniveau dat minimaal nodig is om gezondheidswinst te behalen:

A

Volwassenen (18-55 jaar):
* dagelijks minimaal een halfuur ten minste matig intensief bewegen op minimaal 5 dagen per week.
* Matig intensief betekent bijvoorbeeld stevig wandelen (5 km/uur) of fietsen (15 km/uur).

Ouderen (55+):
* dagelijks minimaal een halfuur matig intensief bewegen op minimaal 5 maar liefst 7 dagen per week.
* Matig intensief betekent bijvoorbeeld wandelen (3-4km/uur) of fietsen (10 km/uur).

179
Q

milde vs matige astma

A

Moderate asthma:
* asthma that is well controlled with Step 3 or Step 4 treatment (e.g. with low- or medium-dose ICS-LABA)

Mild asthma:
* asthma that is well controlled with low-intensity treatment, i.e.,as-needed low-dose ICS-formoterol, or low-dose ICS plus as-needed SABA

180
Q

Coloncarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?

A

50-74 jaar, 2-jaarlijks

181
Q

Mammacarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?

A

50-69 jaar, 2-jaarlijks

182
Q

Cervixcarcinoom screening bevolkingsonderzoek: wnr?

A

25-64 jaar, 3-jaarlijks

183
Q

Lynch syndroom

A

Het Lynch syndroom (HNPCC-Lynch) is een erfelijke aandoening die een verhoogde kans geeft op het ontstaan van darmkanker. Bij ongeveer 4% van alle mensen met darmkanker wordt de ziekte veroorzaakt door het Lynch syndroom. Darmkanker ontstaat bij patiënten met het Lynch syndroom op relatief jonge leeftijd, vaak voor het 50ste levensjaar. Dit is een belangrijk verschil met niet-erfelijke vormen van darmkanker die meestal pas op latere leeftijd ontstaan. Mensen met het Lynch syndroom hebben niet alleen een grote kans op het krijgen van darmkanker, ook de kans op baarmoederkanker en sommige andere vormen van kanker is verhoogd.

184
Q

Wie beslist over wilsonbekwame demente pt?

A

Indien pt op voorhand vertegenwoordiger had aangesteld, zal deze beslissen voor de pt.

indien geen wilsverklaring:
=> geldt in dalende volgorde:
* echtgenoot/ wettelijk samenwonende partner/ feitelijk samenwonende partner
* meerderjarig kind
* ouder
* meerderjarige broer/zus
* betrokken beroepsbeoefenaar.

Bij conflict van personen van dezelfde rang wordt OOK de beroepsbeoefenaar aangesteld!

185
Q

1e kinderziekte

A

mazelen

186
Q

2e kinderziekte

A

roodvonk

187
Q

3e kinderziekte

A

rode hond

188
Q

5e kinderziekte

A

erythema infectiosum

189
Q

6e kinderziekte

A

exanthema subitum

190
Q

Preventie van waterpokken bij risicogroepen?

A

VZIG (varicellazosterimmunoglobuline) geïndiceerd als er een risicocontact h plaatsgevonden met iemand met waterpokken bij:
* seronegatieve pt met ernstige, klinisch relevante immunosuppressie
* seronegatieve zwangeren
* pasgeborenen van wie de moeder ≤ 7 dagen voor of ≤ 7 dagen na de bevalling waterpokken h ontwikkeld

uiterlijk 10 dagen na expositie, in 2e lijn

191
Q

term statistiek om 2 verschillende onderzoeksgroepen zo veel mogelijk op elkaar te laten lijken

A

matching
* = het gericht bij elkaar zoeken van pt’en met gelijke baseline karakteristieken => om een zuivere vergelijkinig vd uitkomstmaat te verzekeren

192
Q

term statistiek om aan te tonen dat het niet door toeval is

A

p-waarde
* maat voor kans dat het gevolden resultaat van een studie berust op toeval
* maat voor kans dat nulhypothese ten onrechte verworpen is
* 1 = toeval, dichtbij 0 = werkelijke associatie (vaak p = 0,05 gehanteerd)

193
Q

p < 0,05

A

kans dat gevonden resultaat aan toeval te wijten is is kleiner dan 5% (statistisch significant)

194
Q

soort studies: zie studentencursus BKP

A

ok

195
Q

HBsAg = acute infectie

HBsAs = beschermd (vaccinatie of doorgemaakt)

HBcAs = infectie (doorgemaakt)

HBeAg: hoge virale lading

HBeAs: lage virale lading

A

klopt

196
Q

bipolaire ST

A

epidemiologie
* onset: adolescentie (vroege 20j)
* M =V

erfelijkh
* fam VG van bipol (I, II) of herh depressies
* heritabiliteit 85%

kenmerken
* kernS/ = depressieve stemming
* spontane stemmingswissel (depr/manisch) -> golven / cyclisch / meerdere dagen (weken)
* bijkomende stemmingen: angstig/dysfoor/euthymisch/
verhoogde stemming (opgetogen)
* impulsiviteit / risico’s nemen: cyclisch/episodisch

harm
* zelfmutilatie = zz
* suicidepoging = episodisch (gerelat aan depr episodes)

R/
* antidepr + antipsych
* psychotherapie

197
Q

borderline ST

A

epidemiologie
* geen specifieke onset
* V (vaker slachtoffer misbruik)

erfelijkh
* geen fam VG

kenmerken
* kernS/ = leegheid
* stemmingswissel uitgelokt dr interne/externe gebeurtenissen (vb kleine tegenslag) -> ene minuut op de andere (dagen)
* bijkomende stemmingen: angstig/dysfoor/euthymisch/
zelden verhoogde stemming / boos
* impulsiviteit / risico’s nemen: chronisch

harm
* zelfmutilatie = freq
* suicidepoging = recidiverend (gerelat aan depr & tegenslagen)

R/
* psycho-educatie, psychotherapie

198
Q

kenmerken paranoïde persoonlijkheid

A
  • achterdochtig, vertrouwen niemand: 2nd and 3rd opinion
  • koppig, rechten, self-importance: conflict en klacht
  • alert, snel jaloers en vernederd
199
Q

kenmerken schizoïde persoonlijkheid

A
  • sociaal teruggetrokken, geen seksueel/intiem contact (geen plezier)
  • emotioneel koud, apathisch
  • opvallende interesses: computers, fantasiewereld…
200
Q

kenmerken schizotypische persoonlijkheid

A
  • sociaal angstig en teruggetrokken
  • opvallende spraak, ideeën, theorieën, cognitieve distorties
  • excentrische gedragingen: trekken zich niks aan van sociaal gangbare regels (kledij, sociaal gedrag…)

opm: verlengde / voorloper schizofrenie

201
Q

kenmerken borderline persoonlijkheid

A
  • affectief instabiel: van ene minuut op andere (extreem eufoor, hyperenthousiast -> suïcidaal depressief)
  • heel onzeker, laag zelfbeeld => intense, kortdurende relaties (admiratie -> verwerping, 20x/d ily), zelfmutilatie /suïcide, splitting (goede vs slechte mensen)
  • fundamenteel gevoel is leegte, fundamentele angst is verlatingsangst
    < vaak door misbruik in verleden: gebrek aan basisvertrouwen (zelf, ander)
  • R/ mentalisatie: herkennen en benoemen emotie vooraleer uiting
  • verhoogde impuliviteit + risicogedrag => boulemie, parafilie, middelen, impuls (gamen, verkeer, stelen…)
201
Q

kenmerken antisociale persoonlijkheid

A

(psychopaat)

  • de ander bestaat niet, is niet van belang, heeft geen gevoelens
  • zelf: geen empathie, schuld, angst: geen rekening met sociale normen/wet
  • geen consistente projecten maar zoeken sensatie, zonder te leren uit fouten
202
Q

kenmerken theatrale (histrionisch) persoonlijkheid

A
  • veel drama, emotioneel labiel/naïef
  • altijd aandacht en plezier zoeken
  • makkelijk conflict met autoriteitsfiguren
  • bezorgd over hoe ze overkomen: modieus bewust, seksueel provocatief (minste kritiek: ontgoocheld)
203
Q

kenmerken narcistische persoonlijkheid

A
  • zelfbewondering, zichzelf ongelooflijk belangrijk
  • apathisch, arrogant
  • anderen misbruiken voor eigenbelang (admiratie, belangrijke contacten)
204
Q

kenmerken ontwijkende/vermijdende persoonlijkheid

A
  • pathologisch timide, sociaal minderwaardig, bang voor commentaar
  • ambivalentie: willen het, maar hebben schrik (vs cluster A: gn interesse)
  • vermijden van nieuwe ervaringen en verantwoordlijkheden
  • wel interesse in contact waar ze zich veilig voelen, vermijden ander contact

opm: indien de angst niet leidt tot paniekaanvallen of extreem vermijdend gedrag, indien dat wel het geval is, spreekt men over een sociale fobie/angststoornis.

205
Q

kenmerken afhankelijke persoonlijkheid

A
  • meegaand in alle beslissingen, advies vragen voor alles
  • verschuilen zich vaak achter supportieve relatie (zelfredzame partner)
  • moeilijkheden met verantwoordelijkheden en eisen alledaagse leven
206
Q

kenmerken dwangmatige (obsessieve-compulsieve) persoonlijkheid

A

=/= OCD

  • heel perfectionistisch, alles volgens regels en voorspelbaar
  • koppig, controlerend, rigide: verwachten het ook van de anderen
  • twijfelachtig door perfectionisme, bevestiging nodig
207
Q

sociaal angstST

A

Excessieve angst voor situaties waarin men beoordeeld kan w door anderen (vnl iemand die men niet kent), of situaties waarin men moet presteren
* patiënt vreest dat hij zich zo zal gedragen/angstsympt zal vertonen dat anderen negatief oordelen, bv “ze gaan zien dat ik bloos en mij dan uitlachen”
* Ze erkennen dat angst overdreven/ irrationeel is, maar denken “ben gewoon zo”

=> deze situaties vermijden / veel stress / uitlokken paniekaanval
* overlap met vermijdende persoonlijkheidsstoornis (GEEN paniekaanvallen)

=> Ze willen wel menselijk contact, maar enkel als ze de personen goed kennen in een veilige omgeving (geen contactstoornis)

=> bijna 50% co-morbiditeit met depressie + verslaving (automedicatie)

208
Q

agorafobie

A

= angst voor situaties/plaatsen waarvan je moeilijk kan ontsnappen
* zorgt voor vermijdingsgedrag of grote distress.

(vooral anticipatiestoornis bij paniekaanval: angst voor angst)

209
Q

bij hyperT altijd echografie!

A

klopt
* itt hypoT
* scintigrafie voorbehouden voor 2e/3e lijn

210
Q

substitutietherapie bij hypoT: streefwaarde? (therapeutische range =/= diagnostische range)

A

0,4-2,5

(vrij T4 niet voor opvolging, wel kijken naar TSH!)

211
Q

medicatie voor hypertensie bij iemand met jicht?

A

CCB en losartan geven lager risico op incidentele jichtaanvallen.

Diuretica, BB, ACE-I en andere angiotensine-II-blokkers zijn geassoc met toegenomen risico jichtaanvallen.

212
Q

ziekte van pfeiffer (EBV, mononucleosis infectiosa) & amoxicilline

A

kans op uitslag

213
Q

mmol/L nr mg/dl
* x 18 bij glucose
* x 38,6 (40) bij LDL cholesterol

A

ok

214
Q

Maximaal toegelaten dosis metformine dosis (mg) per eGFR (ml/min)?

A
  • > 60: 3x 850
  • 45-60: 2x 850
  • 30-45: 1x 850
  • < 30: STOP

(ikv verhoogde kans op lactaatacidose bij slechte nierfunctie)

215
Q

terugbetalingscriteria GLP1 agonist

A
  • onvoldoende gecontroleerd na behandeling ged minstens 3m met 1 of meer antidiabetica waaronder metformine
  • en HbA1c > 7,5%
  • en BMI > 30
  • en behandeling is niet in monotherapie

opm: bij opstart GLP1 agonist is het nuttig om een zorgtraject op te starten

216
Q

Coxitis fugax

A

Coxitis fugax (CF) is vooral een veelgebruikte naam in Nederland en Duitsland. Wereldwijd zijn andere namen gebruikelijk, waarbij transient synovitis het meest voorkomt. Bij CF is er sprake van een voorbijgaande synovitis in het heupgewricht.1 Deze ontsteking ontstaat waarschijnlijk het meest na een virale luchtweginfectie of gastro-enteritis.2 De incidentie is 0,8 per 1000 patiënten per jaar en het gaat meestal om kinderen tussen de 4 en 10 jaar, waarbij jongens een tweemaal grotere kans lopen. Het kind geeft aan dat het pijn heeft in de lies, het bovenbeen of de knie.23 Bij lichamelijk onderzoek valt op dat het kind mank loopt en dat vooral de endorotatie en abductie zijn verminderd. Aan de heup zijn geen afwijkingen zichtbaar en het kind heeft geen koorts. Bij twijfel is een röntgenfoto of echo te overwegen, vooral om andere oorzaken uit te sluiten.3 Bij CF zijn op de röntgenfoto geen afwijkingen te zien; de echo toont vaak een hydrops in het heupgewricht.

Tekenend voor dit ziektebeeld is dat het een zelflimiterende aandoening is en dat na ongeveer 10 dagen volledig herstel optreedt. Relatieve rust en eventueel pijnstilling met paracetamol worden wel aangeraden. Een NSAID verkort de duur van het ziektebeeld in beperkte mate en wordt enkel geadviseerd wanneer paracetamol alleen onvoldoende verlichting geeft.345 Omdat CF verder niet met een gerichte test aantoonbaar is, is het na genezing een diagnose per exclusionem.2 Instrueer de (ouders van de) patiënt dan ook terug te komen bij een atypisch beloop (ziek, koorts, persisteren na 10 dagen), of maak na ongeveer 10 dagen een controleafspraak. De recidiefkans varieert van 0–26%. In ongeveer 2% van de gevallen wordt CF gevolgd door de ziekte van Legg-Calvé-Perthes.6 Wanneer de klachten binnen 6 maanden recidiveren, moet u echter ook bedacht zijn op een andere oorzaak.26

217
Q

acute sialadenitis

A

acute speekselklierontsteking, vaker bilateraal

218
Q

Sialoadenose:

A

zwelling speekselklieren zonder ontsteking, niet pijnlijk

219
Q

Sialolithiasis:

A

speekselsteen (pijn/zwelling net voor/na het eten = maaltijdsgebonden)
* Als de stenen niet verwijderd w, ku ze chronische sialoadenitis veroorzaken
* Pijn en zwelling treden op na het eten.
* De klier of het kanaal zwelt snel op, wat enkele uren tot verscheidene dagen kan duren

220
Q

Chronische sialadenitis:

A

licht, maar hardnekkig, vaker bilateraal
* De infecties kunnen recidiveren. De klier kan hard worden en gezwollen blijven tussen de periodes van acute infectie.
* Vereist specialistische interventie.
* Sialolithiase is vaak de onderliggende oorzaak, vooral wanneer de submandibulaire klier is getroffen.

221
Q

vierveldentabel statistiek

A

pos test + ziek = TP (a) // pos test + niet-ziek = FP (b)

neg test + ziek = FN (c) // neg test + niet-ziek = TN (d)

222
Q

sensitiviteit

A

TP / (TP + FN)
= a / (a+c)
= proportie pos testen (TP) onder de zieken

223
Q

specificiteit

A

TN / (FP + TN)
= d / (b+d)
= proportie neg testen (TN) onder de niet-zieken

224
Q

PPV
= pos-voorspellende waarde (bij pos test: PPV +)

A

TP / (TP + FP)
= a / (a+b)
= proportie zieken onder personen met pos test (kans dat je ziekte h bij pos test)

225
Q

NPV
= neg-voorspellende waarde (= pos voorspellende waarde bij neg test: PPV -)

A

TN / (FN + TN)
= d / (c+d)
= niet-zieken onder personen met neg test

226
Q

LR+
(likelihood ratio van een positieve test)

A

LR+ = sens / (1- spec)

= (a/(a+c))/(b/(b+d))
= de verhouding tss: de kans op een pos test bij zieken en kans op pos test bij niet-zieken
* Dit getal > 1 => diagnostische test is informatiever naarmate de LR+ dichter tot oneindig nadert

227
Q

LR-
(likelihood ratio van een negatieve test)

A

LR- = (1-sens) / spec

= (c/(a+c))/(d/(b+d))

= kans op een neg test bij zieken / kans op pos test bij niet-zieken

228
Q

odds ratio (OR)

A

OR = LR+/LR-

= (a/b) / (c/d)
= a.d / b.c

(a/b): kans dat ziekte bij pos test aanwezig / kans dat ziekte bij pos test niet aanwezig is

(c/d): kans dat ziekte bij neg test aanwezig / kans dat ziekte bij neg test niet aanwezig is

OR = verhouding tss deze 2 wedverhoudingen

229
Q

tips om formules te onthouden
* sens: verticaal 1e kolom (TP)
* spec: verticaal 2e kolom (TN)
* PPV: horizontaal 1e rij (TP)
* NPV: horizontaal 2e rij (TN)
* LR+: kans op pos test onder zieken / kans op pos test onder niet-zieken (sens/ 1-spec)
* LR-: kans op neg test onder zieken / kans op neg test onder niet-zieken (1-sens/ spec)

A

https://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/EBLM/documenten/5_3_Testevaluatie_Diagnostisch.htm

230
Q

SnNout: test met hoge Sensitiviteit: een Negatief resultaat “rules out” de diagnose

A

goede uitsluiter

231
Q

SpPin: test met hoge Specificiteit: een Positief resultaat “rules in” de diagnose

A

goede aantoner

232
Q

Positieve en negatieve predictieve waarden zijn sterk afhankelijk van de prevalentie van de ziekte in de patientenpopulatie

A

klopt, Het zou best kunnen dat de sensitiviteit en specificiteit van een test hoog is, maar dat de predictieve waarde van een resultaat zeer mager is, wanneer de onderzochte aandoening in de geteste patientenpopulatie zeldzaam is.

233
Q

Clinici weten vooraf niet of de patient die voor hen zit, ziek of niet ziek is. Zij willen weten, indien de test positief is, hoe groot de kans is dat de patient voor hen de ziekte echt heeft (= post-test probability)
Likelihood ratio’s drukken uit hoeveel keer meer een bepaald testresultaat te verwachten is bij een patiënt met de gezochte aandoening dan bij een patiënt zonder deze aandoening.
Wanneer men bv. een positieve likelihood ratio heeft van 10, wil dat zeggen dat de kans om een positief resultaat te hebben bij een zieke patiënt, 10x hoger ligt dan bij één die niet ziek is.
Omgekeerd, wanneer men een negatieve likelihood ratio heeft van 0.01, dan is de kans om een negatief resultaat te hebben bij een zieke patiënt een honderste van de kans een negaztief resultaat te vinden bij een niet zieke patiënt.

Wanneer een clinicus enige kennis heeft van de prevalentie (= pre-test probability) van de aandoening in zijn praktijk, alsook van de likelihood ratio’s van de gebruikte test, kan hij bij een positieve test de post-test probability voor zijn patiënt berekenen/inschatten.

A

Via het theorema van Bayes kan men uit de prevalentie en de likelihoodratio de post-test probability berekenen:
* Pretest probability (voorkans) = prevalentie
* Pre-test odds = prevalentie/(1-prevalentie)
* Post-test odds = pretest odds x likelihood ratio
* Post-test probability (nakans) = posttest odds/(1+posttest odds) = PPV (na pos test LR+) of 1-NPV (na neg test LR-)

normogram van Fagan:
Om de post-test probability te kennen trekt men een rechte lijn vanaf de pre-test probability aan de linkerkant, vervolgend door de LR van de diagnostische test in het middenste gedeelte van het normogram en kruist vervolgens de corresponderende post-test probability aan de rechterkant.

234
Q

prevalentie

A

(TP + FN) / (TP + FP + FN + TN)

= proportie die de ziekte heeft van de totale populatie
= het voorkomen van een aandoening op een bepaald moment in een bepaalde populatie (aantal gevallen per duizend of honderdduizend)

235
Q

absoluut risico (AR)

A

= Het risico op de uitkomst in een groep

  • in de interventiegroep: Ri : a/(a+b)
  • in de controlegroep: Rc = c/(c+d)
236
Q

absoluut risico verschil (ARV)

A

= Ri - Rc

  • = ARR (AR reductie) indien < 0
  • = ARI (AR increase / of ART) indien > 0
237
Q

relatief risico (RR)

A

Ri/Rc

238
Q

relatieve risicoreductie (RRR)

A

(Ri-Rc)/Rc

239
Q

NNT en NNH

A

= 1 / (Ri - Rc)

=> NNT = 1/ARR (aantal pt die je moet behandelen om 1 event te vermijden)
=> NNH = 1/ARI (aantal pt die je behandelt alvorens er 1 schade ondervindt)

240
Q

Profylactische antipsychotische behandeling tegen recidieven moet gedurende minstens ? jaar nadat de behandeling respons is bereikt, voortgezet worden

A

2-5 jaar

241
Q

indicatie aluminiumhydroxychloride

A

hyperhidrose (overmatig zweten)

242
Q

In de GINA wordt bij kinderen ≤ 5 jaar een ademfrequentie > 40 per minuut en bij kinderen vanaf 6 jaar, adolescenten en volwassenen een ademfrequentie van > 30 per minuut gebruikt als grenswaarde voor een ernstige longaanval.

A

klopt

243
Q

De ziekte van Bechterew (spondylitis ankylopoetica) is de meest uitgesproken en vergevorderde variant van axSpA.

A

Uiteindelijk kan de ziekte van Bechterew resulteren in een volledige verbening van de wervelkolom.

244
Q

Spondyloarthritis
=> De specificiteit van de diagnose axSpA neemt toe wanneer er meer bijdragende criteria aanwezig zijn:

A
  • ° klachten op lft < 45j
  • bijna dagelijks klachten ged > 3m
  • inflammatoir karakter rugpijn (min 4 vd 5 kenmerken: ontstaan < 40e levensjaar, geleidelijk ontstaan, verbetering bij bewegen, geen verbetering bij rust, nachtelijke pijn (met verbetering na het opstaan), pijn en stijfheid nemen af na bewegen en verbeteren niet in rust)
  • wisselende bilpijn
  • sterke verbetering vd pijn op NSAID’s (binnen 48u)
  • verhoogd CRP of BSE (indien bekend)
  • aanwezigh HLA-B27 (indien bekend)
  • sacro-iliitis op beeldvorming (indien bekend)
  • aanwezigheid van extra-axiale manifestaties (nu of in VG), zoals: perifere artritis, dactylitis, achillespeesontsteking, IBD, psoriasis en uveïtis anterior
  • positieve familieanamnese bij 1e of 2e gr fam voor SpA (psoriasis, IBD, uveïtis anterior, ankyloserende spondylitis, reactieve artritis)
245
Q

inflammatoir karakter rugpijn => tenminste 4 van de 5 volgende kenmerken:

A

ontstaan < 40e levensjaar,

geleidelijk ontstaan,

verbetering (van pijn en stijfheid) bij/na bewegen,

geen verbetering bij rust,

nachtelijke pijn (met verbetering na het opstaan),

246
Q

ziekte van Scheuermann

A

abnormale kromming van de ruggengraat
* deze klachten ontstaan echter op jongere leeftijd (groei)

247
Q

De besmettingskans van chlamydia wordt geschat op …

A

10% per seksueel contact

248
Q

vanaf wnr starten met hormonale anticonceptie (pil, ring, pleister) na bevalling? (domus medica)

A

borstvoeding
* vanaf 6 maanden
* bij

249
Q

chlamydia: PCR van de cervix is betrouwbaarder dan de PCR van het urinestaal

A

klopt

250
Q

amoebendysenterie

kenmerken

A

Entamoeba histolytica is endemisch in de tropen en subtropen, en infecteert jaarlijks naar schatting 50 miljoen mensen. De amoeben kunnen zich ontwikkelen tot een invasieve vorm die de mucosa en submucosa van de dikke darm beschadigen, waarbij kleine bloedende laesies ontstaan. Zo ontstaat ‘amoebendysenterie’, met als belangrijkste kenmerk bloed bij de ontlasting. De grote invasieve amoeben kunnen in principe via de darmwand de bloedcirculatie bereiken en in organen terechtkomen, veelal de lever. Slechts ongeveer 10% van de geïnfecteerde mensen ontwikkelt een amoebendysenterie, een nog kleiner gedeelte ontwikkelt een leveramoebiase. Zonder adequate behandeling kan een leveramoebiase fataal verlopen

meestal weinig/geen koorts

R/ bestaat uit 2 delen
* Metronidazol (Flagyl®) of Tinidazole (Fasigyn®)
* steeds gevolgd door Paromomycin (Gabbroral®)

251
Q

hoe vaak controle bij stabiel VKF?

A

jaarlijks

252
Q

hoe vaak controle bij HF?

A

pt die de max verdragen dosering vd medicatie h bereikt: Co na 3m + 6m

=> daarna jaarlijks zo lang het hartfalen stabiel is

253
Q

Chalazion = ontstekingsgranuloom kliertje van Meiboom, ontstaat traag gedurende weken/maanden. Pijnloos, zonder ontstekingsverschijnselen.
//
Hordeolum = ontsteking van klier ooglid, ontstaat sneller en gaat gepaard met roodheid en soms pijnklachten. Verdwijnt meestal binnen enkele weken.

A

/

254
Q

acute pancreatitis: kenmerken klinisch beeld

A

Acute en hevige pijn bovenbuik
* verbeterend bij zitten of vooroverbuigen
* bandvormig en/of uitstralend naar rug

Bijkomende klachten:
* misselijkheid, braken, koorts, versnelde AH mogelijk

na een maaltijd nemen de klachten toe

255
Q

Postinflammatoire hyperpigmentatie na acne -> GM?

A

w vaker gezien bij donkere huid

komt niet door medicatie, komt door de beschadiging van het acne zelf.

Wordt gezien als ernstig acne: R/
* benzoylperoxide, adapaleen of tretinoïne PLUS oraal doxycycline

256
Q

fysiologisch vaginaal bloedverlies bij pasgeborene: periode?

A

meestal tss dag 2 en dag 10 postnataal => duurt maximaal 2 weken

opm: meestal beperkt in omgang

257
Q

fysiologisch vaginaal bloedverlies bij pasgeborene: oorzaak

A

gevolg van blootstelling aan hoge hormoonspiegels gedurende de zwangerschap
* maternele oestroprogestagenen -> gedeeltelijke endometrium opbouw
* geringe vaginale afscheiding -> soms hierbij kleine hoeveelheid bloed

258
Q

loperamide: afraden bij welke leeftijd?

A

contraïndicatie voor kinderen onder de 2 jaar;

af te raden bij kinderen onder de 6 jaar.

259
Q

Condoom, pessarium en spermadodende middelen verhogen het risico op UWI.

A

klopt

260
Q

vrouw 33j met BD 190/90mmHg + nl serumcreatinine en nl creatinineklaring -> HA overweegt mogelijkh onderliggende pathologie vb secundaire HT -> Zinvol om microalbuminurie op urine testen om beginnende nierschade op te sporen (ongeacht oorzaak van HT)?

A

ja!

261
Q

valproaat: wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?

A

transaminasen
lipasen
hemostase (BP, stolling)

262
Q

lithium: wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?

A

lithiumplasmaconc
schildklierfunctie
nierfunctie
ionogram
(min elke 6m)

263
Q

Chloortalidon (= thiazide): wat regelmatig screenen bij pt met goede nierfunctie?

A

Na en K opvolgen (zeker bij ouderen)

264
Q

statuten DM

A

voortraject
=> HA (eenmalig aanvragen, w jaarlijks automatisch hernieuwd)

  • 4x/j educatiesessies -> dr diabetes educator (min 1 verplicht), diëtist, vpk, apotheker of kinesist
  • 2x/j diëtist
  • 2x/j podoloog
  • 1x/j preventieve mondzorg
  • geen zelfcontrolemateriaal

zorgtraject
=> HA, diabetoloog (contract eenmalig ondertekenen dr pt, HA en specialist)
=> GLP-1 (ook PO), insuline 1-2x/d

  • 5x/j educatiesessies -> dr diabetes educator
  • plus 5 extra educatiesessies in jaar van opstart
  • 2x/j diëtist
  • 2x/j podoloog
  • 1x/j preventieve mondzorg
  • bloedglucosemeter/3j, 150 strips/6m, 100 lancetten/6m

conventie
=> diabetoloog jaarlijks contract te ondertekenen
=> DM1, DM2 met insuline ≥ 2x/d + ernstige co-m, DM2 met insuline ≥ 3x/d

  • educatie in ZH
  • opvolging in gAH dr diëtist en vpk-diabeteseducator, opvraag consultatie bij psycholoog
  • 2x/j podoloog
  • 1x/j preventieve mondzorg
  • zelfcontrolemateriaal via ZH: bloedglucosemeter + strips of sensoren
265
Q

LMWH en spironolactone -> effect Na en K?

A

hyper K en nl Na

  • LMWH kan hyperK geven
  • spironolactone kan hyperK geven, hypoNa kan ook voorkomen wnr je spironolactone gebruikt met andere diuretica
266
Q

Aantonende en uitsluitende kracht

A

zwakker aantonende kracht
sterke uitsluiter
(hoog sens, lage spec)

267
Q

CAGE screeningsvragen ikv alcohol

A

cut down
angry
guilt
eye opener

2 of meer ja (nakans stijgt) -> interventie

268
Q

streefwaarde INR bij VKF

A

Bij behandeling met cumarinederivaten van patiënten met atriumfibrilleren is een streefwaarde van de INR tussen 2,0 en 3,0 effectief en relatief veilig.

269
Q

nsaid en INR

A

INR zal mogelijk stijgen

270
Q

SCREENING CRC (domus medica): bij pt zonder RF of alarmsymptomen?

A

onder lft 50j: geen specifieke acties

50-74j: ifobt om de 2j
* colo zo pos ifobt
* bij negatieve colo: pas na 10j ifobt of colo

na 74j: beleid op maat van pt (co-m), evt ifobt aanbieden

271
Q

SCREENING CRC (domus medica): bij pt met alarmsymptomen?

A

coloscopie

272
Q

SCREENING CRC (domus medica): bij pt met erfelijk syndroom (bv Lynch, FAP, HNPCC) of risico-aandoening (bv. IBD, hoogrisico-adenomen)?

A

doorverwijzen, specifiek beleid

273
Q

SCREENING CRC (domus medica): bij pt met familiale belasting (geen gekend erfelijk syndroom)?

A

colo vanaf 40j (of min 10j eerder dan lft diagn bij jongste familielid) bij:
* ≥ 2 eerstegraads verwanten met CRC
* 1 eerstegraadsverwant met CRC < 60j

ifobt vanaf 40j (om de 2j) of colo vanaf 50j bij:
* 1 eerstegraadsverwant met CRC ≥ 60j

274
Q

EKG met U golven en patiënt onder digoxine en diuretica:

A

hypokaliemie

(digoxine kan aanl geven tot ritmeST bij hypoK bv tgv diuretica)
(opm: ernstige intox digoxine geeft hyperK)

275
Q

welke mechanisme van trauma bij scheur achterste kruisband? (PCL)

A

geforceerd naar achteren drukken van het onderbeen tov het bovenbeen OF bij ernstige overstrekking van de knie
* verkeersongelukken (knie tegen dashboard, …)
* contactsporters indien onderbeen nr achteren w getrapt (keeper voetbal, rugby)
* …

276
Q

heesheid als NE van ICS: wat doen?

A

Stap bij heesheid als bijwerking van ICS niet meteen over op een ander ICS.

  • Instrueer de ICS voor het eten te inhaleren en de mond na inhalatie te spoelen.
  • Overweeg een aerosol in plaats van een poederinhalator of wissel van toedieningsvorm.
  • Overweeg pas als bovenstaande maatregelen niet succesvol zijn, te wisselen van soort ICS.
277
Q

antivirale therapie bij zona (herpes zoster)
-> bij systemische beh bij zona in het gelaat of immunogecompromitteerde pt

A

valaciclovir 1g 3dd ged 1w
of
aciclovir 4g/dag in 5 giften (800 mg 5dd) ged 1w

278
Q

cystitis met/zonder koorts bij zws: welke AB?

A
  • < 38w zws: nitrofurantoine
  • > 38w zws: fosfomycine
  • PN: verwijzing (amoxiclav)
279
Q

cervixkankerscreening: beleid bij onvoldoende kwaliteit

A

herhaling uitstrijkje na 3-6m

280
Q

cervixkankerscreening: beleid bij NILM (= normaal of uitsluitend reactieve verandeingen)

A

normaal screeninginterval: 3j
* lft 25j-64j
* na eerste uitstrijkje: interval van 1j

281
Q

cervixkankerscreening: beleid bij ASCUS

A

HPV testing
* pos: verwijzing (colposcopie en biopsie)
* neg: uitstrijkje na 12m

opm: bij infectie
* HPV pos: eerst infectie behandelen, dan colpo
* HPV neg: herh na behandeling van infectie (ten vroegste 3m na vorig uitstrijkje)

282
Q

cervixkankerscreening: beleid bij ASC-H

A

verwijzing (colposcopie en biopsie)

283
Q

cervixkankerscreening: beleid bij HSIL

A

verwijzing (colposcopie en biopsie)

284
Q

cervixkankerscreening: beleid bij LSIL

A

uitstrijkje na 6m
=> HPV testing
* pos: verwijzing (colposcopie en biopsie)
* neg: uitstrijkje na 12m

285
Q

beleid bij macroscopisch verdacht letsel op cervix

A

verwijzing gynaecoloog (biopsie onder colposcopie)

286
Q

cervixscreening bij zws of BV?

A

uitstellen tot 3m na zws of BV

287
Q

POKR: BPH
- Als de prostaat opmerkelijk vergroot (> 30ml op echo) is of bij een PSA > 1,5 μg/l kan ofwel een 5-alfa-reductase-inhibitor (finasteride, dutasteride; cave hormonale AE’s) of een alfa1-blokker gebruikt worden => 5-ARI geeft reductie prostaatvolume
- anders is alfa1-blokker (bv. tamsulosine of alfuzosine) eerste keuze

bij nhg spreken ze eerder over aspecifieke mictieklachten idd (BPH hoort daar bij, maar is zeker niet altijd de oorzaak hiervan): bij het medicamenteus beleid stellen ze dus tamsulosine (alfa blokker) voor of PDE-inhib indien er ook erectieproblemen zijn. (BPH vaststellen: echo nodig = 2e lijn)

A

ok

288
Q

mononucleosis infectiosa serologie

A

EBV-serologie = gouden standaard
* pas zinvol vanaf 2e ziekteweek (eerder: vaak FN)
* IgG en IgM bepalen

leukocytentelling en -differentiatie < 10% atypische lymfocyten: sluit mononucleosis infectiosa met redelijke betrouwbaarheid uit

289
Q

anafylactische reactie: eerste GM?

A

adrenaline (EpiPen®)

290
Q

Hypothyroïdie is in 90% van de gevallen hashimoto

A

klopt

291
Q

Paniekstoornis = onverwacht optreden van aanvallen
Angststoornis = gerelateerd aan situatie.

A

ok

292
Q

hartfalen:
* BNP goede uitsluiter (hoge NPV)
* ecg ook goede uitsluiter (hoge sens voor HF, hoge NPV -> itt ACS), slechte aantoner (grote kans op afwijkend ecg terwijl geen HF)

A

HF is zeer onwss als BNP en ecg nl

293
Q

duur clusterhoofdpijn

A

15 tot max 180 min

294
Q

indicaties AB (amoxiclav PO 875mg 3dd ged 5d) bij AE-COPD ?

A
  • GOLD-stadium D
  • ernstig algemeen ziekzijn en koorts >38°C
  • duidelijke toename van sterk purulent sputum (GRADE 2C)
  • onvoldoende verbetering na 2 tot 4 dagen ondanks maximale bronchodilatatie en orale glucocorticosteroïden
  • CRP >40mg/L; CRP 20-40mg/L + aanwezigheid van purulent sputum
295
Q

AB bij acute gastro-enteritis ? (geen reizigersdiarree)

A

Antibiotica = in de regel niet geïndiceerd bij een patiënt met acute gastro-enteritis

AB (azithromycine PO 500mg/d ged 3d, starten na afname van een stoelgangsstaal) wel geïndiceerd bij:

  • dysenteriesyndroom (diarree met koorts, bloederige stoelgang en/of belangrijke aantasting vd alg toestand)
  • immunogecompromitteerde pt (oncologisch, immunotherapie, …)

Hospitalisatie bij:

  • septisch beeld, ernstige aantasting alg toestand en bloederige diarree
  • (ernstige) dehydratatie waarbij ambulante orale rehydratatie niet gegarandeerd kan worden

opm: Overleg met gastro-enteroloog is geïndiceerd bij patiënten met inflammatoir darmlijden.

stoelgangsonderzoek kan overwogen w bij aanhoudende diarree (>10 dagen) teneinde een eventuele oorzakelijke behandeling in te stellen, alsook vóór de start van een empirische behandeling.

296
Q

toedieningsvorm astma inhalator per leeftijd

A

0-7j:
* dosisaerosol met voorzetkamer

7-12j:
* dosisaerosol met voorzetkamer
* ademgestuurde dosisaerosol
* poederinhalator (mits voldoende inhalatiekracht + oog-handcoördinatie)

lft > 12j:
* poederinhalator
* ademgestuurde dosisaerosol

297
Q

CVA doorgemaakt: beoordeling functioneel herstel ahv Barthel-ADL index -> wnr?

A

Barthel-index na 1 week, 3 maanden en 6 maanden af te nemen

298
Q

Intention to treat

A

Het is van groot belang dat patiënten worden geanalyseerd in de arm waarin ze oorspronkelijk zijn ingedeeld en dat uitvallers worden meegeteld. We noemen dat de ‘intention to treat’-analyse (ITT). Als men de uitvallers niet meetelt, leidt dat in het algemeen tot overschatting van het behandelingseffect. Want dan vergelijkt men
immers alleen degenen die de behandeling ook hebben volgehouden (en bijvoorbeeld niet te veel bijwerkingen hadden). Vaak gebruikt men daarvoor een techniek waarbij
de laatst gemeten waarde als eindpunt wordt geteld (Engels: last observation carried forward).

299
Q

klompvoet R/

A

doorsturen
(serieel gipsen, HK)

300
Q

x of o benen bij kind?

A

0j: geboren met O-benen

0-2j: benen w rechter (2j: ongv rechte benen)

2-3j: kind krijgt X-benen

3-7j: kind houdt nog lang X-benen (kleuter met X-benen = nl) -> daarna w de benen langzaam rechter

7j en ouder: vanaf 7j h de meeste kinderen rechte benen

301
Q

Bij veel patiënten is in het verleden de diagnose astma gesteld op klinische gronden, waarna
behandeling met ICS is ingesteld. De diagnose astma wordt bij volwassenen geobjectiveerd
met behulp van spirometrie. Dit wordt bij voorkeur gedaan zonder ICS, zodat bij patiënten
die al ICS gebruiken in principe de behandeling zes weken gestaakt zou moeten worden,
voordat de diagnose met spirometrie geëvalueerd kan worden.

A

gaat over spirometrie om diagnostische redenen

302
Q

amoxi = eerste keus bij LWI MAAR niet bij aspiratiepneuminie

A

dan amoxiclav nodig

303
Q

amoxi bij OMA: koorts of pijn moeten verminderd zijn na … uur

A

48u

304
Q

sumatriptanen interval tussen 2 tabletten inname?

A

Bij een orale of nasale toediening moet men minstens 2 uur wachten tussen de dosissen

305
Q

nierfunctiedaling bij controle na 2w starten ACE-i of ARB

A

eGFR 30-60: dosis halveren bij > 20% afname (< 20%: dosis behouden)

/
eGFR 15-30: dosis halveren

/
eGFR < 15: stop ACE-i of ARB

/
=> Co na 2w

306
Q

VKF: De werkgroep adviseert daarom patiënten met atriumfibrilleren tijdens een intercurrente ziekte te behandelen met antistolling op basis van de CHA2DS2-VASc-score voor een periode van ongeveer 4-6 weken. Overweeg in overleg met de patiënt om na deze periode de antistolling te stoppen en alert te zijn op eventueel opnieuw optredend atriumfibrilleren

A

ok

307
Q

LE: wnr beslisregels niet gebruiken?

A

De beslisregels kunnen niet worden gebruikt bij:
* zws, kraamperiode
* klachten > 30d
* pt met anticoagulantia

=> verwezen voor aanvullende diagnostiek

308
Q

meer risico op pre-eclampsie

A
  • BMI > 30: x2
  • lft > 40j: x2
  • insuline dependente diabetes: x4

//

  • nullipariteit
  • zwangerschapsinterval > 10j
  • familiale of persoonlijke VG pre-eclampsie
  • voorafbestaande hypertensie
  • voorafbestaande nierziekte
  • meerlingzwangerschap
309
Q

vaginale bloeding tijdens zws -> Kans op goede afloop?

A

50%
- NHG: bij ongeveer de helft van de zwangere vrouwen met vaginaal bloedverlies blijft de
zwangerschap intact

310
Q

zws: vaginaal bloedverlies + buikpijn -> beleid?

A

EUG uitsluiten (doorsturen nr gynaeco)

311
Q

zws en geen vermoeden EUG -> beleid

A

Co na 1w wnr < 6w

Echo wnr > 6w

312
Q

hematospermie: beleid

A

bloed bij sperma

= meestal onschuldig

=> eenmalig, zonder verdachte anamnese/KO
* afwachtend beleid, alamS uitleggen

=> herhaalde hematospermie
* verdere onderzoeken (zeker bij mannen > 50j)

313
Q

ongerust SOLKpt: wat doen?

A

regelmatig opvolgen

314
Q

dyspnee bij pt in terminale fase: R/

A

morfine

315
Q

pt met dengue -> besmettingsgevaar?

A

nee (overdracht door tijgermug)

316
Q

Anticonceptie bij pt met thrombofilie

A

Spiraal

317
Q

maculadegeneratie: Vanaf 50 jaar, mogelijke symptomen zijn: donkere vlek midden in het gezichtsveld, wazig zien of beeldvervorming (metamorfopsie & micro/macroscopie)

Cataract: Waziger zien, ook last van schittering & verblinding

Glaucoom: langzaam progressieve uitval van het perifere gezichtsveld

Ablatio retinae: donkere vlek in het perifere gezichtsveld, die naar centraal uitbreidt (‘het gordijn gaat dicht’)

A

/

318
Q

Androgene alopecia bij oudere vrouw, etiologie?

A

fysiologisch

318
Q

incorporation bias

A

Deze bias ontstaat wanneer de indextest geheel of gedeeltelijk deel uitmaakt van de referentietest

319
Q

Performance bias

A

heterogeniteit binnen eenzelfde groep: bv nog andere behandelingen naast de te onderzoeken behandeling (bv zelf extra pijnstilling nemen)

of wnr groep/geïncludeerde personen meer aandacht krijgen

320
Q

detection bias

A

door heterogeen bepalen vd outcome

321
Q

behandeling bias

A

wanneer een onderzoeksgroep een bepaalde supplementaire aanpak geniet of bijkomende medische zorgen krijgt

322
Q

ODDS RATIO:
De wedverhouding is de verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis
voorvalt (zal voorvallen) en de waarschijnlijkheid dat ze niet voorvalt (zal voorvallen).

A

De wedverhouding is de verhouding tussen de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis
voorvalt (zal voorvallen) en de waarschijnlijkheid dat ze niet voorvalt (zal voorvallen)

- ziekte aanwezig / ziekte niet aanwezig

//

De verhouding tussen a en b (a/b) is de wedverhouding tss:
- kans dat ziekte bij pos test aanwezig (TP) - tov - kans dat ziekte bij pos test niet aanwezig (FP)

De wedverhouding tussen c en d (c/d) is de wedverhouding tss:
- kans dat ziekte aanwezig bij neg test (FN) - tov - kans dat ziekte niet aanwezig bij neg test (TN)

=> verhouding tss deze twee wedverhoudingen (odds) = Odds Ratio (OR)
- (a/b)/(c/d) = a.c / b.c

323
Q

prevalentie vs incidentie

A

De prevalentie van een ziekteverschijnsel of aandoening, is het voorkomen
op een bepaald moment
van het aantal gevallen per duizend of
honderdduizend in een bepaalde populatie.

Incidentie. Het percentage (%) nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte (of
gebeurtenis in het algemeen) in een bepaalde bevolking (= populatie)
gedurende een bepaalde periode

324
Q

area under the curve (AUC) bij een ROC curve? ideale waarde?

A

1 is ideaal
* 0,5 is een waardeloze test, die evenveel terecht-positieven als fout-positieven detecteert

receiver operating characteristics curve
=> sens (y-as) / (1-specificiteit) (x-as)

325
Q

the hazard ratio can be interpreted as the chance of an event occurring in the
treatment arm divided by the chance of the event occurring in the control
arm, or vice versa, of a study.

A

○ In survival analysis, the hazard ratio (HR) is the ratio of the hazard rates
corresponding to the the treated population may die at twice the rate per unit time
as the control population. The hazard ratio would be 2, indicating higher hazard
of death from the treatment

326
Q

1 - spec

A

= Probability that a true negative will test positive (= FP Rate)

= FP / (FP + TN)

327
Q

PPV

A

= kans op ziekte als test + is

=> Stijgt met prevalentie
* Hoe zeldzamer de ziekte, hoe hoger de kans op vals positieven (dus noemer groter: dus kleinere PPV)

328
Q

ziekte van Sever (apophysitis calcanei): R/

A

De pijn verdwijnt spontaan in de adolescentie.

evt ged 6w sportvermindering of tijdelijk stoppen

stretchen voor en na sporten, evt ijs leggen

evt tijdelijk pijnmedicatie

evt schokdempend zooltje

329
Q

Eerste trimester (1-14 weken zwanger)
Tweede trimester (14-27 weken zwanger)
Derde trimester (27-40 weken zwanger)

A

/

330
Q

bloedverlies tijdens zws

A

freq in 1e trim (1/4): 50% eindigt in miskraam

domus medica:
- foetale harttonen aanwezig (nog geen TVE): afwachtende houding (indien pt stabiel, gn tekenen EUG): 50% kans op intacte zws
- na echo intacte vrucht: 95% kans op intacte zws

331
Q

volledige ruptuur mediaal collateraal ligament vaak gepaard met voorste kruisbandruptuur

A

klopt

=> valgusmoment
- graad 1: (druk)pijn mediaal, pijnlijke valgusstress
- graad 2: (druk)pijn mediaal, zeer pijnlijke valgusstress, antalgische flexie, valgusinstabiliteit in 20° flexie, lichte hydrops, mediale hematoom
- graad 3: volledige ruptuur (+/- voorste kruisbandruptuur), weinig pijn!, ook instabiliteit in extensie, hematoom difuus verspreid

332
Q

positieve romberg: letsel?

A

Dorsale streng myelum/ perifere zenuwen
* <-> indien ook geen evenwicht bij open ogen: letsel wss in cerebellum

333
Q

zwangerschapskans

A

3m: 30%
6m: 70%
1j: 80%
2j: 90%

334
Q

acute urineretentie: welk onderzoek na sonderen?

A

Plaats een transurethrale katheter, direct gevolgd door urineonderzoek naar een urineweginfectie

335
Q

Vrouw met pijnlijke teen maar enkel bij wandelen. Bij inspectie dik, rood pijnlijk MTP1 met sterke beperking dorsiflexie. Wat is het?

A

Hallux rigidus

336
Q

Hallux rigidus: symptomen

A

stijve grote teen (artrose MTP1 gewricht)
* meer bij mannen
* pijn en stijfheid grote teen (vnl bij afrollen voet)
* episodes met zwelling en roodheid vh gewricht
* knobbel aan rugzijde (papegaaienbek, extra botaanwas)

RX

symptomatische beh (adequ schoenen) -> HK zo onvoldoende (cheilectomie, artrodese)

337
Q

pt met bijnierschorsinsufficiëntie krijgt substitutietherapie cortisone -> Nu ziek en koorts.
Wat doe je met de substitutietherapie?

A

verhogen (stressdosis: meer cortisone nood in stresssituaties)

338
Q

SADMANS

A

medicatie die tijdelijk gestopt dient te worden bij ziekte met braken, diarree, koorts owv risico op oa dehydratatie
* Sulfonylurea
* ACE-i’s
* Diuretica + directe renine-inhibitoren
* Metformine
* ARB’s
* NSAID’s
* SGLT2-i

339
Q

Overweeg bepaling van het vitamine B12-gehalte bij:

A
  • anemie (macrocytaire)
  • neurologische symptomen (met name paresthesieën en ataxie)
  • deficiënte voeding en ziekten die leiden tot verminderde resorptie van vitamine B12

opm: Vermoeidheid is geen goede “single indicator” om Vit B12 aan te vragen op labo,

340
Q

ziekte van sutton kliniek

A

= afteuze stomatitis: recidiverende pijnlijke aften in mond

341
Q

ziekte van sutton R/

A

eerstelijnsbeh: topische corticoïden

342
Q

Bij melanomen lijkt vooral verbranding door de zon een rol te spelen en bij basaalcelen plaveiselcelcarcinoom chronische of intermitterende blootstelling aan de zon.

A

/

343
Q

presbyacusis (ouderdomsslechthorendheid)
* perceptief gehoorsvelies, meestal bilat
* verlies in hoge tonen en discriminatie (moeilijk gesprek volgen bij veel achtergrondgeluid)
* evt gepaard met tinnitus (1/3), in latere stadia hypersensitief
* degeneratie haarcellen begint op 30j, piek op 70j

brughoektumor (aucusticusneurinoom)
* zz, compressie n vestibulocochlearis
* UNILAT perceptief gehoorsverlies + sterk verminderde spraakdiscriminatie
* uitval evenwichtsorgaan (centrale compensatie dr langzame uitval: weinig evenwichtsklachten, doch instabiliteitsgevoel)
* vaak tinnitus

otosclerose
* progessief geleidingsverlies
* tss 20-40j, vooral vrouwen, deels erfelijk
* botwoekering thv stijgbeugel

cholesteatoom
* progessief geleidingsverlies
* ophoping epitheel in middenoor (opstapeling keratine)
* infecties

traumata

chronische otitis media

OMA

OME

cerumenprop

A

/
* perceptief gehoorvelies vaak gepaad met recruitment

344
Q

diverticulitis: geassocieerd met?

A

De oorzaak van diverticulitis is niet bekend.

Factoren geassocieerd met een verhoogd risico op diverticulitis
* verminderde lichamelijke activiteit
* roken
* NSAID’s
* obesitas (BMI ≥ 30)

Een vezelrijk dieet heeft mogelijk een beschermende werking (opm: bij diverticulitis geen dieetmaatregelen nodig)

345
Q

effectgrootte berekenen

A

verschil tss de gemiddelden vd 2 groepen - gedeeld dr standaarddeviatie vd controlegroep

(µ2-µ1)/ sigma1
* groter vss tss de gemiddelden: groter effectgroottte
* kleiner de standaarddeviatie: groter effectgrootte

effectgrootte
* rond 0 = klein
* > 0,8 of < -0,8 = groot

346
Q

type I fout: vals positief
(juiste nulhypothese verworpen)

type II fout: vals negatief
(foute nulhypothese niet verworpen)

A

type III fout: nulhypothese terecht verworpen maar owv foute reden

347
Q

selection bias

A

dr selectief includeren, geen/niet-sluitende randomisatie

348
Q

attrition bias

A

bias owv drop outs of loss to follow up (uitvallen van personen na randomisatie -> niet complete outcome data)

349
Q

recall bias

A

niet accuraat details herinneren

vb. bij case-control of retrospectieve cohort

350
Q

L5 hielstand
S1 teenstand

A

/

351
Q

rinne positief (best te horen voor het oor, LG > BG) bij

A

normaal gehoor
perceptief gehoorverlies

352
Q

stotteren: Logopedie wordt best gestart MINSTENS 1 jaar voor het kind 6 jaar wordt.

A

Vroeger hanteerde men vaak de stelregel af te wachten, omdat veel kinderen spontaan herstellen van het stotteren. Nu doen we dit “gecontroleerd”, namelijk onder de professionele begeleiding van een logopedist die gespecialiseerd is in stotteren. Soms leiden gerichte adviezen van de logopedist tot herstel van stotteren. Wanneer spontaan herstel uitblijft, is logopedische therapie noodzakelijk.

opm: fysiologisch stotteren rond lft van 3j

353
Q

Ciprofloxacine bijwerking: artralgieën, tendinitis en peesruptuur (vooral bij ouderen of bij gelijktijdig gebruik van corticosteroïden).
⇔ Statines bijwerking: spierklachten (myalgieën, myopathie)

A

/

354
Q

Metformine geeft een risico op melkzuuracidose, vooral bij kwetsbare patiënten (ouderen of patiënten met hartdecompensatie of COPD) in geval van plotse vermindering van de nierfunctie door dehydratie

A

klopt, dus tijdelijk stoppen bij braken/diarree/koorts en gedehydrateerd

355
Q

Androgene alopecia (female pattern hair loss) komt vooral voor bij postmenopauzale vrouwen, maar kan op elke leeftijd. Op 70 jarige leeftijd heeft 30% van de vrouwen androgene alopecia.
Dunner worden van de haren is typisch voor androgene alopecia (overgang terminaal haar naar vellushaartjes, zie je vooral bij mannen).

A

⇔ Anemie en hypothyroidie kan wel oorzaak zijn van telogeen effluvium (eerder diffuus verlies).

356
Q

impaired glucose intolerantie =

A

nuchtere glucose tussen 110-125 mg/dL

357
Q

phimosis: behandeling?

A

fysiologische phimosis zonder klachten: geen behandeling (nl tot lft 10j)
storende mictieklachten of recidiverende balanitis: lokaal CS → indien onvoldoende (ernstige vormen phimosis): circumcisie
balanitis: antibiotische creme (vb fusidine) of povidonejodium 10%

358
Q

bacteriele conjunctivitis

A

reinigen met water
* enkel chlooramfenicol druppels bij: recente oogoperatie, chron infectieuze oogzieke, immuungecomp pt

359
Q

meest frequente oorzaak van de exacerbatie bij COPD

A

LWI

(AE-COPD: 50% infectieus, 50% andere oorzaak)

360
Q

malletvinger = hamervinger (flexie DIP): R/

A

RX: onderscheid tss
* conservatief behandelbare malletvinger (tendinogeen of ossaal met avulsiefragment < 30%)
* mogelijke operatie-indicatie (ossaal met avulsiefragment > 30%)

R/ Behandelschema met in de 1e fase de malletspalk 24u/d dragen ged 6-8w (daarna nog enkele weken nachtelijke spalk meestal)
* DUS Strekspalk, zowel ‘s nachts als overdag

361
Q

pre-post studie methode

A

Hierbij onderzoekt men verschillende behandelingen door patiënten die een behandeling kregen in een bepaalde periode te vergelijken met patiënten die in een daaropvolgende periode een andere behandeling kregen. Wanneer dezelfde patiënten in de eerste (‘before’) en tweede (‘after’) periode worden onderzocht, is het design krachtiger doordat de groepen vergelijkbaar zijn.

362
Q

Deze studie is geblindeerd dus de onderzoekers wisten niet welke patiënten welke behandeling kregen maar de patiënten wisten wel welke behandeling ze kregen. Tot wat leidt dit?

A

geen dubbele/driedubbele blindering leidt tot:
* Performance bias = anticiperen vd patiënten op de therapie die ze krijgen (bv. extra hard hun best doen)
* Detectie bias = anticiperen / vooringenomenheid vd onderzoekers op de resultaten → vertekening vd resultaten

363
Q

kleinere steekproefgrootte -> grotere kans op type II fout

A

klopt

364
Q

spruw R/

A

kind < 6m: nystatine orale suspensie

kind > 6m: miconazol orale gel

moeder: miconazolcreme op tepels

365
Q

X-benen zijn fysiologisch tussen 2-7 jaar.

A

klopt

366
Q

indien fecesonderzoek (ikv diarree): onderzoek naar welke verwekkers?

A

DIARREE -> onderzoek naar bacteriële verwekkers:

Campylobacter en Salmonella:
* altijd

Shigella:
* na verblijf (sub)tropen

Clostridium difficile:
* na ZH-opname of na AB in voorafgaande 3m

Yersinia: niet aanbevolen
* tenzij aanhoudende buikpijn en/of diarree in combi met gewrichtsklachten

Escherichia coli: niet aanbevolen
* tenzij bloederige diarree
* -> Dan w onderzoek ingezet nr: EHEC (of STEC)

367
Q

beleid bij platvoeten bij kinderen

A

Wanneer de huisarts na onderzoek geen ernstige afwijkingen heeft kunnen constateren, volstaat geruststelling.5 Speciaal schoeisel is bij kinderen meestal niet nodig. Wel kan de huisarts schoenen aanraden met een stevig hielstuk om abnormale slijtage van de binnenkant van de schoenen te voorkomen. Kinderen met soepele platvoeten hebben alleen correctie nodig wanneer ze klachten hebben, zoals pijn ter hoogte van de mediale gewelven, vermoeidheid of kramp in hun benen als ze staan.6 Dan zijn steunzolen te overwegen en moet een gipsafdruk van de voet in onbelaste stand worden gemaakt. Overigens zijn steunzolen van kinderen regelmatig aan vervanging toe in verband met de groei. De huisarts verwijst kinderen met gefixeerde, contracte platvoeten naar de orthopeed. Hierbij worden steunzolen en operatieve opties overwogen.

https://www.henw.org/artikelen/platvoeten-bij-kinderen

368
Q

SOA: wnr testen?

A

KCE: bij adolescenten die niet tot een risicogroep behoren: Chlamydia & Gonorroe testen

//
Screeningstermijn na risicocontact per SOA:
* Chlamydia: na 2 weken
* Gonorroe: na 2 weken
* Syfilis: na 3 maanden
* HIV: na 12 weken (evt eerste test op 4 weken & herhalen op 12 weken)

369
Q

Vrouw die 8 weken zwanger is en katten heeft. geen antistoffen voor toxoplasmose. Wat moet ze doen?

A

kattenbak met handschoenen schoonmaken

370
Q

pneumonie: meestal amoxi (ook bij zws!)
/
Aspiratiepneumonie: amoxiclav -
COPD: Amoxiclav

A

/

371
Q

astma: hoe lang ICS stoppen voor spirometrie astma?

A

Bij herdiagnostiek vanwege twijfel aan een in het verleden vastgestelde diagnose: staak ICS ten minste 6 weken voorafgaand aan de spirometrie. Als staken leidt tot toename van klachten: verricht spirometrie op korte termijn (< 2-3 dagen).

372
Q

Hoeveel vrouwen hebben urine-incontinentie

A

1/3

373
Q

RR bij kind

A

De normale ademfrequentie neemt af met de leeftijd en bedraagt

  • 47-54/min bij neonaat (45-55)
  • 31-44/min bij lft 3m (30-45)
  • 31-39/min op 6m (30-40)
  • 26-31/min op 12m (25-30)
374
Q

OMA: welke AB zo indicatie? + AB bij peni-allergie?

A

amoxicilline ged 5d

  • bij niet IgE-gemedieerde penicilline allergie: Cefuroxim
  • bij IgE-gemedieerde penicilline allergie: Azithromycine
375
Q

Oudere vrouw met plotse rugpijn zonder trauma. Wervelslagpijn. D/

A

indeuking

376
Q

meest typisch kenmerk aften

A

rode rand/halo

377
Q

griepvaccin bij kind met astma?

A

NHG:

  • De Gezondheidsraad adviseert een jaarlijkse griepvaccinatie voor kinderen met astma die een onderhoudsbehandeling met ICS krijgen

BCFI:

  • Bij kinderen < 6m is vaccinatie tegen influenza niet aangewezen gezien het geringe immuunantwoord.
  • Eén dosis volstaat. Alleen bij kinderen < 9j die nooit tevoren werden gevaccineerd en bij wie vaccinatie gewenst is worden 2 injecties, met een interval van min 1m, aanbevolen
378
Q

stabiele angina pectoris: aanpak

A

rust-ecg?
* We bevelen een rust-ecg niet aan voor het stellen dan wel uitsluiten van de diagnose AP in de eerste lijn.
* Overweeg wel een rust-ecg te verrichten bij het vermoeden van relevante cardiale comorbiditeit, zoals een hartritmestoornis of hartfalen

Inspannings-ecg.
We bevelen een inspannings-ecg niet aan bij patiënten met klachten passend bij atypische of typische AP, omdat dit de diagnose AP onvoldoende zal uitsluiten dan wel aantonen

=> Verwijs patiënten met een vermoeden van SAP naar de cardioloog ter bevestiging dan wel uitsluiting van de diagnose

  • Geef bij typische AP naast aanvalsbehandeling (nitraat), medicatie voor cardiovasculaire preventie (een trombocytenaggregatieremmer en statine) in afwachting van de beoordeling bij de cardioloog.
  • Of u alvast start met onderhoudsbehandeling (vb. BB, CCB, langwerkend nirtraat) ter vermindering van AP-klachten, is afhankelijk van regionale afspraken
379
Q

compressie L4: welke reflex afgenomen?

A

kniepeesreflex

380
Q

compressie L5: welke reflex afgenomen?

A

geen

(opm: dorsiflexie dig 1)

381
Q

compressie S1: welke reflex afgenomen?

A

achillespeesreflex

382
Q

Kindje met breath-holding spells

A

Niet bewust adem inhouden bij uitademen
* uitlokkende factor: meestal boosheid
* geen verhoogd risico op mentale retardatie of epilepsie

383
Q

groeipijnen: prevalentie het hoogste bij welke lft?

A

tss 3 en 8 jaar
* zoek andere oorzaken voor pijn bij: kind < 3j, manken, objectieve bevindingen

384
Q

herpes zoster oticus: Ramsay-Hunt syndroom -> R/

A

verwijs dezlfde dag naar NKO
* glucocorticoïd (zoals bij Bellse parese, ged 10 dagen) + 1g valaciclovir PO 3dd ged 7d

385
Q

indicaties TSH bepaling

A

vermoeden schildklierfunctiestoornis obv anamnese, KO of VG pt

bij onbegrepen klachten

bij onbegrepen vermagering of gewichtstoename

bij hartfalen, VKF en dementie

bij vermoeden familiaire hypercholesterolemie (om hypothyreoïdie uit te sluiten)

Bij depressie of angststoornis w routinematig bepalen vd schildklierfunctie niet aangeraden

(opm: dus bij bv familiale VG geen screening nodig)
* Familiaal is er wel een risico maar volgens NHG: Er is geen onderzoek waaruit blijkt dat het zinvol is om periodiek te screenen bij patiënten met een verhoogd risico op een schildklierfunctiestoornis.

386
Q

brandwonden: vss graden

A

1e graads:

  • rood
  • pijnlijk
  • intacte capillaire refill
  • Geen blaren

Oppervlakkig 2e graads:

  • roodroze
  • heel pijnlijk
  • intacte capillaire refill
  • blaren

Diepe 2e graads:

  • vlekkerig roze/wit
  • minder pijn
  • vertraagde capillaire refill

3e graads:

  • wit/gele/zwarte huid
  • geen pijn
  • Geen blaren
  • leerachtige huid
387
Q

mechanisme bij obstipatie zwangeren

A

De verhoogde progesteronspiegel vertraagt de darmmotiliteit waardoor meer vocht aan de feces wordt onttrokken?

388
Q

Baby 3 à 4m oud, jongen, geeft vaak terug, vader wat ongerust, normale groei- en gewichtscurve, wat doe je?

A

geruststellen
* opm: als bv. bij de voeding veel overstrekt en weent enzo wel PPI, maar als de enige klacht teruggeven is gwn geruststellen

389
Q

Tijdens de zwangerschap en het geven van borstvoeding heeft ca 60-70% van de vrouwen minder aanvallen.

A

klopt

390
Q

Meisjes: eerst lengtegroei -> dan sec geslachtskenmerken

  • Borstontwikkeling (B2): binnen 2j menarche, gemiddeld borstontw op 11j
  • pubisbeharing start gewoonlijk snel na borstontwikkeling

=> Pubertas praecox
* M2 (borstontw) onder 8j = abnormaal
* Menarche onder 10j = abnormaal (menstruatie nl rond 11-12j)

=> Pubertas tarda
* nog geen B2 op 13j
* geen menarche op 16j

//

Jongen: vaak al sec geslachtskenmerken groei aanw -> en dan start lengtegroei (wnr testicul V ongv 12-15ml)
* testisV > 4ml = eerste teken van puberteit -> pubisbeharing en penisgroei
* eerste zaadlozing rond 13j

=> Pubertas praecox
* G2 (genitalia) MET testisvolume ≥ 4ml voor 9j

=> Pubertas tarda
* op 14j: nog geen testisV van min 4ml EN nog geen G2
* ≥ 14j: T3mlG1 of T3mlG2 = verwijzen

A

puberteitsontwikkeling:
meisjes: 8-13j
jongens: 9-14j

391
Q

obesitas afvallen: zie flashcards stationsproef/CBL

A

ok

392
Q

VKF en ecg is al afgenomen -> verdere TO?

A

labo en 1x echocor

393
Q

NSAID’s worden veel voorgeschreven bij pijn ten gevolge van botmetastasen

A

klopt

394
Q

Bewezen KME allergie, wat geef je:

A

Extensief hydrolysaat

395
Q

alcoholprobleem: welke scorelijst gebruik je?

A

AUDITc

396
Q

Symptomen van feochromocytoom:

A

6 P’s!

  • hypertensie (pressure),
  • hoofdpijn (pain),
  • hartkloppingen (palpitations),
  • zweten (perspiration),
  • bleekheid in het gelaat (palor),
  • aanvallen (paroxysmal).

TO: 24u urinecollectie van catecholamines (metanefrines meest positief)

  • bepalen van lokalisatie enkel na positieve urine (CT of MRI, scintigrafie met MIBG, FDG PET).
397
Q

SPICT = supportive and palliative care indicators tool
* Eerst moet er aan identificatiecriteria worden voldaan: deze zijn gebaseerd op SPICT.
* Wanneer Surprise question (verbaasd als deze pt binnen het jaar zou sterven?) positief is. => Bij een ontkennend antwoord wordt de SQ als positief voor een indicatie voor een palliatieve zorgbehoefte beschouwd.

A

Eenvoudig palliatief statuut:

  • levensverwachting > 3 maanden
  • en geen specifiek zorgnood

Verhoogd palliatief statuut:

  • levensverwachting > 3 maanden
  • en ernstige noden

Volledig palliatief statuut:

  • levensverwachting < 3 maanden
398
Q

ars moriendi

A

innerlijke ruimte
* hoop: geloven - weten (vb denkt u wel eens na over het einde, betekenis van de dood, steun aan geloof?)
* autonomie: ik - ander (vb. ruimte om uzelf te zijn tijdens ziekte, hoe wilt u afscheid nemen vh leven?)
* lijden: doen - laten (vb. wat wilt u dat we nog doen, wat laten, hoe gaat u om met de pijn?)
* afscheid: vasthouden - loslaten (vb. wie/wat geeft u kracht, wat kan je moeilijk loslaten?)
* schuld: herrineren - vergeten (zijn er nog dingen die u nog wilt rechtzetten?)

399
Q

hypoglycemie R/

A

niet bewust (DM pt):

  • geef glucoseoplossing IV (herh indien pt < 3min niet bijkomt)
  • alternatief: glucagon IM of SC
  • als pt niet bijkomt: ambulance (stabiele zijlig) // pt komt wel bij: geef 2 boterhammen met zoet beleg en herhaalde glucosemeting na 15min 1u 2u

bij bewustzijn:
(Stel de diagnose hypoglykemie bij een bloedglucosewaarde < 3,5 mmol/l, met de daarbij passende klachten of symptomen, zoals zweten, hartkloppingen, gapen, rusteloosheid, agitatie of verminderd bewustzijn)

  • 6 suikerklontjes/tabletten of 2 eetlepels suiker opgelost in warm water -> daarna 2 boterhammen met zoet beleg
  • Herhaal de glucosemeting na 15 minuten en 1u
400
Q

Fases van motivatie:

A

(Oriëntatie (open vragen, ondersteuning) : Wat zijn de ongemakken? Beleving?)

  • Precontemplatie (zaadje planten): ‘Al eens gedacht aan stoppen met … ‘
  • Contemplatie (helpen uitklaren): dependentie, voor- en nadelen
  • Preparatie (actie helpen voorbereiden)
  • Actie
  • Volharden

en evt herval

401
Q

gebeten door hond in gezicht: naast tetanusvaccine ook nood aan AB -> welke?

A

amoxiclav

402
Q

SOLK: je geeft haar op regelmatige tijdstippen een afspraak

A

klopt

403
Q

35jarige man met eenmalig hematurie, geen andere klachten: beleid

A

doorsturen nr uro
* hematurie na sporten sluit geen onderliggende urol pathologie uit -> dus wel evalueren -> indien geen urol pathologie kan inspanning de hematurie wel verklaren (geruststelling, adviezen)

404
Q

voordeel van PSA screening

A

Minder gemetastasseerde kankers in oudere leeftijdsklasse

405
Q

kind 8j met astma: voor het eerst een griepvaccin?

A

De griepprik is veilig voor kinderen vanaf 6 maanden.

kind jonger dan 9 jaar: na 4w een 2e griepprik

  • jonger dan 9 jaar en al eerder een griepprik gehad: 1 griepprik

ouder dan 9 jaar: altijd 1 prik.

406
Q

wnr controle van nierfunctie na opstart diureticum?

A

2w

407
Q

pt met geheugenstoornis die pen en klok niet kan benoemen

A

Agnosie
* = het onvermogen om dingen (beelden, geluiden, geuren) te herkennen die via de zintuigen waargenomen w

408
Q

Apraxie is het onvermogen om doelgerichte handelingen (bv. haar kammen, sokken aantrekken) uit te voeren.

A

/

409
Q

Bell’s Palsy R/

A

PO CS

410
Q

p < 0.0001

A

= kleine kans dat het op toeval berust

411
Q

De washout periode is de fase in een studie, met name een therapeutische trial, waarin een behandeling wordt stopgezet zodat de effecten ervan verdwijnen. Dit wordt meestal gedaan voordat men start met een nieuwe te onderzoeken behandeling.

A

/

412
Q

Allocation bias

A

can be defined as bias that arises from a systematic difference in how participants are assigned to treatment groups and comparison groups in a clinical trial.

for example, the researchers had allocated those patients who they thought would show the greatest benefit from treatment to the intervention.

413
Q

De prevalentie van matige tot ernstige mictieklachten is 20-25% onder mannen > 40 jaar en neemt toe met de leeftijd.

A

/

414
Q

epilepsie pt (carbamazepine) -> welke anticonceptie?

A

koperspiraal

415
Q

Bij artrose: ochtendstijfheid max 30 minuten

// RA is symmetrisch

A
416
Q

CNI: TO ifv stadium

A

EGFR:

(1) 90 of meer: nl

(2) 60-89: lichte daling

(3) 30-59: matige daling
* 3B (30-44): Hb bepalen

(4) 15-29: ernstige daling

(5) 15 of minder: terminaal nierfalen

=> 4 en 5:
* calcium, fosfaat, bicarbonaat
* parathormoon, 25-OH vit D
* echo

417
Q

“Indien groep B-streptokokken (GBS) in de urine zijn gevonden, informeert de huisarts de
verloskundig hulpverlener. Adviseer patiënte dit zelf ook actief te melden, omdat behandeling
met intraveneuze antibiotische profylaxe tijdens de partus geïndiceerd kan zijn.”

A

/

418
Q

trichomonas vaginalis bij zwangere vrouw

A

clindamycine PO ipv metronidazole

419
Q

CI CCB

A

acuut infarct

420
Q

nalmefene

A

abstinentie initiatie / verminderen gebruik ikv problematisch alcoholgebruik