algemeen Flashcards

1
Q

Kinderen met koorts

hoe koorts meten < 3m?

A

altijd rectaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kinderen met koorts

aanvullend onderzoek

A

urineonderzoek als er geen focus voor de koorts is gevonden
* doe bij positieve nitriet- en/of leukotest altijd een kweek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kinderen met koorts

welk onderscheid maak je bij evaluatie?

A
  • Zeer hoog risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop
  • Verhoogd risico “
  • Laag risico “
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kinderen met koorts

De mate van ziek-zijn is belangrijker dan de hoogte van de koorts

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kinderen met koorts

Zeer hoog risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop -> bij wie + beleid?

A
  • alarmsymptomen
  • Kind < 1m met koorts
  • Kind < 3m met koorts zonder focus

=> Verwijs direct naar de kinderarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kinderen met koorts

Verhoogd risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop -> bij?

A

=> Kind 1-3m met koorts met bekend focus

=> Kind > 3m met 1 of meer vd volgende sympt:
* dr ouders gerapporteerde bleke kleur, ander ziektebeloop dan eerdere ziekte-episoden
* activiteit: reageert niet normaal, alleen alert na stimulering, minder actief, niet lachen
* respiratoir: neusvleugelen, crepitaties bij auscultatie, verhoogde RR
* circulatie en hydratiestatus: verhoogde hartfrequentie, verminderde vochtinname en/of urineproductie (met name bij zuigelingen).
* Overig: zwelling/functiebeperking gewricht of ledemaat, aanwijzingen vr ziekte van Kawasaki (zz, o.a. aanhoudende hoge koorts > 5d)

=> Kind met belaste VG (zoals pulmonale of cardiale pathologie), onvolledige vaccinatiestatus, immuungecompromitteerd (bv. gebruik immunosuppresiva), recent verblijf ih buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kinderen met koorts

duur van koorts?

A

kan variëren: enkele dagen tot soms 10d
* helft vd kinderen met koorts is na 4d koortsvrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kinderen met koorts

Laag risico op een onderliggende ernstige infectie of gecompliceerd beloop -> bij?

A
  • Duidelijk focus van koorts (bij kinderen > 3m). => beloop meestal gunstig (te beïnvloeden)
  • Geen symptomen die passen bij een ernstige infectie of gecompliceerd beloop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kinderen met koorts

tekenen van verhoogd risico op dehydratie?

A

< 2 jaar en freq waterdunne diarree,
diarree met koorts,
freq waterdunne diarree met aanhoudend braken,
minimale vochtopname,
opvallende dorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kinderen met koorts

wnr herbeoordeling?

A
  • bij verhoogd risico op ernstige infectie of gecompliceerd beloop: na 24-48u (telefonische) herbeoordeling
  • bij verhoogd risico op dehydratie: na ongv 4u

(opm: ouders contact laten opnemen bij achteruitgang of bij alarmsympt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kinderen met koorts

Medicamenteuze behandeling

A

Koorts als zodanig behoeft geen behandeling (koorts = nl afweersymptoom)

bij pijn:
* 1e keus: pcm
* 2e keus: ibuprofen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kinderen met koorts

Er is geen indicatie voor het geven van antibiotica bij kinderen met koorts zonder focus.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kinderen met koorts

wnr verwijzen?

A
  • alarmsymptomen
  • Kinderen < 1m
  • Kinderen van 1-3m (tenzij duidelijk verklarend focus)

/

  • vermoeden ziekte van Kawasaki
  • beh van HA ikv vermoeden/vaststelling infectie lijkt onvoldoende veiligheid te bieden
  • twijfel over haalbaarheid van herbeoordeling bij kinderen met verhoogd risico op: ernstige infectie / gecompliceerd beloop / dehydratie
  • behoefte aan diagnostische zekerheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kinderen met koorts

beleid koortsconvulsie

A

klinische stabiliteit beoordeling (ABCDE)
instabiel: niet bij bewustz / h nog convulsies
stabiel: weer bij bewustz / geen convulsies

=> instabiel + telefonisch contact:
* kind op zij draaien
* ambulance bellen

=> instabiel + pt aanwezig:
* diazepam rectaal (evt 1x herh na 10min)
* of midazolam IM/oromucosaal/nasaal (evt 1x herh na 5min)
* met spoed verwijzen indien na 15min nog convulsies
* evt 10L O2/min via non-rebreathing masker

=> stabiel + typische koortsconvulsie
* na 60min gn verminderd bewustzijn meer -> tenzij er diazepam of midazolam is gegeven (na enkele uren kind herbeoordelen)
* in postictale fase focus van koorts zoeken (meningitis/encefalitis? -> met spoed verwijzen)
* goedaardige karakter, geen profylaxe, evt recept diazepam rectiole met instructies voor in geval van recidief

=> stabiel + atypische koortsconvulsie
* verwijzen

verwijzen bij:
* atypische koortsconvulsie
* tekenen van meningitis (meningeale prikkelingsverschijnselen, petechiën en/of verlaagd bewustzijn)
* tekenen van encefalitis (meningeale prikkelingstekenen; verlaagd bwz, persist focale uitval, epilepsie aanval)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kinderen met koorts

Doe direct urineonderzoek, indien er bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen focus voor de koorts wordt gevonden bij een matig tot ernstig ziek kind.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Typische koortsconvulsie

A
  • Een aanhoudende strekkramp (tonisch gedeelte), gevolgd door een serie gegeneraliseerde schokken (clonisch gedeelte), waarna een postictale periode van verlaagd bewustzijn optreedt met ten slotte volledig herstel binnen 60 minuten.
  • Duurt niet langer dan een kwartier.
  • Treedt op bij kinderen in de leeftijd van 6 maanden tot 6 jaar.
  • Treedt op bij koorts (≥ 38 °C).
  • Treedt op bij kinderen met een voorgeschiedenis zonder neurologische aandoening, zoals hersenbeschadiging, stofwisselingsziekte, mentale achterstand.
  • Geen neurologische uitvalsverschijnselen postictaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Atypische koortsconvulsie

A
  • Focale aspecten of recidief in dezelfde koortsperiode, met name binnen 24 uur.
  • Duurt langer dan een kwartier. Geen volledig herstel na 60 minuten.
  • Treedt op bij kinderen < 6 maanden of ≥ 6 jaar.
  • Neurologische aandoening in de voorgeschiedenis.
  • Neurologische uitvalsverschijnselen postictaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kinderen met koorts

Kinderen met koorts in de leeftijd 1-3 maanden of met een verminderde weerstand of relevante comorbiditeit moeten binnen enkele uren gezien worden.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kinderen met koorts

Koorts berust meestal op een onschuldige virale infectie.

A

klopt

20
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

SCEGS-model

A

somatische dimensie;
cognitieve dimensie;
emotionele dimensie;
gedragsmatige dimensie;
sociale dimensie.

=> inschatting erst obv deze 5 klachtdimensies

21
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

wnr is hier sprake van?

A

als lichamelijke klachten langer dan enkele weken duren + als er bij adequaat medisch onderzoek geen aandoening is gevonden die de klachten voldoende verklaart

[SOLK is een werkhypothese gebaseerd op de aanname dat somatische/psychische pathologie reeds afdoende is uitgesloten]

22
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

onderverdeling SOLK obv ernst

A

Milde SOLK:
* lichte functionele belemmeringen
en
* 1 of enkele SOLK-klachten binnen 1 of 2 klachtenclusters.

Matig-ernstige SOLK:
* matig-ernstige functionele belemmeringen
en
* meerdere SOLK-klachten in ≥ 3 klachtenclusters
en/of
* klachtenduur langer dan verwacht (afh vh normale beloop vd betreffende klacht)

Ernstige SOLK:
* ernstige functionele belemmeringen,
en
* SOLK-klachten in alle klachtenclusters
en/of
* klachtenduur > 3m

//
Opm: klachtenclusters
* GI
* cardiopulmonaal
* bewegingsapparaat
* algemeen aspecifiek (moeheid, hoofdpijn, duizeligheid, concentratie/geheugenklachten)

23
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

Stel de dubbeldiagnose SOLK in combinatie met een depressieve stoornis of angststoornis als:

A
  • de nadruk sterker ligt bij de lichamelijke klachten dan bij een depressie of angststoornis past;
  • de lichamelijke klacht al aanwezig was voordat de depressie of angststoornis begon;
  • beide een zodanige ernst hebben dat ze een aparte behandeling vereisen.
24
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

Niet-medicamenteuze behandeling

A

Stapsgewijs, begin met lichts mogelijke effectieve beh, bij onvoldoende resultaat nr volgende stap, evt al in stap 2 (of 3) beginnen bij matige-ernstige of ernstige SOLK bij eerste presentatie

Stap 1: dr HA (milde SOLK)
* voorlichting en avies
* tijdcontingent plan opstellen (tijdcontingente uitbreiding van belasting en activiteiten)
* controles: vooruitgang monitoren, opnieuw klachtexploratie bij stagnerend herstel of wijziging klachten

Stap 2: samenwerking met andere 1elijnshulpverleners (matig-ernstige SOLK)
* (psychosomatisch) fysio- of oefentherapeut
* POH-ggz of sociaalpsychiatrisch vpk in de 1e lijn
* cognitief-gedragsmatig geschoolde eerstelijnspsycholoog

Stap 3: samenwerking met 2elijn (ernstige SOLK)
* multidisciplinaire teams/behandelcentra.

// (zie NHG voor meer details)

opm: medicamenteuze beh
* bij pijn: evt pijnmedicatie (kortdurend) -> pcm of in 2e instantie NSAID
* voorkeur: pijnmedicatie na het acute stadium weer geleidelijk af te bouwen (voorkomen van chronisch gebruik pijnstillers en medicijnafhankelijkh)

25
Q

Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

Van de groep mensen bij wie er volgens de huisarts sprake is van SOLK, nemen bij 50 tot 75% de klachten af in de loop van 12 tot 15 maanden.

Bij 10 tot 30% nemen de klachten echter toe in de tijd.

A

klopt

26
Q

Pijn

Acute nociceptieve pijn

A
  • treedt direct op bij niet-neurogene weefselbeschadiging
  • duidelijke relatie tss de pijn en de oorzaak.
27
Q

Pijn

Dreigende chronische pijn

A
  • acute pijn + RF’en voor chronisch beloop
  • pijn die langer aanhoudt dan verwacht
  • pijn waarvan een langdurig beloop w verwacht

=> Combineer het beleid bij acute nociceptieve pijn met dat bij chronische pijn.
* balans daartss is afh vd situatie en het beloop tijdens vervolgconsulten

28
Q

Pijn

Neuropathische pijn

A
  • gevolg van beschadiging of ziekte vh perifere of centrale zenuwstelsel
  • vanwege het chronische beloop voldoet neuropathische pijn meestal ook aan de definitie van chronische pijn.
29
Q

Pijn

Chronische pijn

A

aanhoudende pijn
* waarbij lichamelijke, psychische en sociale factoren in vss en wisselende mate bijdragen aan pijnbeleving, -gedrag, beperkingen en een verminderde kwaliteit van leven

30
Q

Pijn

Beleid bij acute nociceptieve pijn

A

Adviezen
* lichtst mogelijke, voldoende effectieve medicamenteuze beh, met de minste bijwerkingen
* pijnmedicatie op vaste tijden
* pijnmedicatie in voldoende dosering
* streven nr tijdelijk gebruik

evt verwijzing fysiotherapie / bedrijfsarts / medisch specialist

Stappenplan voor volw ~ WHO-ladder

=> stap 1: PCM (tablet, zetpil)
=> stap 2a: NSAID demaal (gel)
=> stap 2b: NSAID PO/rectaal/IM (tablet, zetpil, injectievloeistof)
=> stap 3: zwakwerkend opioid (tablet, tablet mga, druppels, zetpil)
=> stap 4: sterkwerkend opioid (tablet mga, pleister)
=> stap 5: sterkwerkend opioid SC/IV
=> te overwegen: NSAID’s of opioïden combineren met pcm (zodat lagere dosering NSAID’s of opioïden volstaat)

Stappenplan voor kinderen (< 18j)

=> stap 1: PCM
=> stap 2: NSAID

31
Q

Pijn

Als klachten langer aanhouden dan verwacht: breid de diagnostiek uit met klachtexploratie volgens SCEGS. Wees alert op dreigende chroniciteit.

A

klopt

32
Q

Pijn

Beleid bij chronische pijn

A
  • Erken de pijn + behandel volgens biopsychosociale model: richt het beleid op het verminderen vd invloed van lichamelijke, psychische en sociale factoren
  • Lang aanhoudende pijn is in de regel geen signaal voor weefselschade en dus niet gevaarlijk.
  • Een ontregeling vh centrale zenuwstelsel speelt wss een grote rol bij het aanhouden vd pijnklachten. (Zowel lichamelijke, psychische als sociale factoren h een negatieve invloed op deze ontregeling vh ZS)
  • afleiding en steun zoeken, goede balans tss ontspanning en inspanning

evt verwijzing nr psycholoog / fysio- of oefentherapeut / maatschappelijk werk / ….

Medicamenteuze behandeling

  • terughoudend mee zijn bij beh chron pijn: te verwachten effect is beperkt (pijnmedicatie h geen invloed op sensitisatie), vnl bij langdurig gebruik van NSAID’s en opioïden neemt risico op ernstige bijwerkingen toe
  • als onderdeel van een beleid gebaseerd op biopsychosociale model.
  • zo kort mog gebruik van pijnmedicatie vr een specifiek behandeldoel (stop GM na afgesproken termijn, zo nodig afspraken intermittend gebruik)
  • voorkeur: middel uit een zo laag mogelijke stap -> pcm (kortdurend)
  • Schrijf GEEN opioïden voor bij chronische pijn zonder duidelijk persisterende nociceptieve component.
33
Q

Pijn

Beleid bij neuropathische pijn

A

vaak een langdurig en/of chronisch beloop

=> bij trigeminusneuralgie: proefbehandeling met carbamazepine (dosis verhogen op geleide vd pijn, verlaag bij goede respons tot niveau van vold pijnstilling)

=> bij overige oorzaken TCA overwegen: zoals amitriptyline / bij ouderen nortriptyline

Overweeg consultatie anesthesioloog-pijnspecialist vr evtle invasieve beh (infiltraties met lokaal anestheticum + CS, specifieke zenuwblokkades, epidurale en spinale medicatietoediening)

Pt met hiv-neuropathie: verwijzen nr hiv-poli

34
Q

Pijn

Beleid bij pijn in de palliatieve en terminale fase

A

stappenplan van acute nociceptieve pijn
MAAR stap 3 overslaan
* bij matige tot ernstige pijn: voorkeur = sterkwerkende opioiden

35
Q

Pijn

Beleid bij afbouwen na langdurig gebruik opioïden

A

opioïden > 1m (arbitrair): overwegen om af te bouwen en te stoppen

  • haalbaar doel bespreken: afbouwen tot bepaalde dosering of stoppen
  • afbouwschema: verlaag dosis -10à25%/w (langzamer bij langduriger gebruik of bij voorkeur pt)
  • Informeer over te verwachten ontwenningsverschijnselen (+ mogelijkheden om hiermee om te gaan) -> opm: dosering niet verhogen, evt volgende afbouwstap uitstellen
  • Bespreek de behandelmogelijkheden bij evt optredende pijn.
  • sociaal vangnet

=> regelmatige controles
=> evt verslavingsarts (1e afbouwpoging bij HA mislukt, verslavingsprobl, psychische co-m, …)

36
Q

Pijn

opties sterkwerkend opioid + dosis

A

Morfine (tablet mga)
* Start met 2dd 10-30mg
* (> 70j of < 50kg: 2dd 10mg)

Oxycodon (tablet mga)
* Start met 2dd 10mg
* (evt. 2dd 5mg voor minder kans op NE)

Fentanyl (pleister)
* Start met 12µg/u
* na 3d pleister vervangen

Buprenorfine (pleister)
* Bij matige pijn: start met 5 µg/u
-> vervang pleister na 7d
-> (pas dosering zo nodig na 3d aan)
* Bij ernstige pijn: start met 35 µg/u
-> vervang pleister na 3-4d

37
Q

Pijn

mogelijks opties voor NSAID dermaal

A

Diclofenac (gel) 2-4dd 1-3%
Ibuprofen (gel) 2-4dd 5%

=> Bij gelokaliseerde spier- en gewrichtspijn

38
Q

Pijn

pcm dosis

A

Oraal (tablet), rectaal (zetpil):
3-4dd 500-1000mg
* ged max 1m

39
Q

Pijn

NSAID: welke dosis PO/rect/IM?

A

Naproxen (tablet = PO, zetpil = rectaal):
* 2dd 250-500mg

Ibuprofen (PO: dragee, tablet):
* 3-4dd 400-600mg

Diclofenac
* tablet of zetpil: 2-3dd 25-50mg (of 2dd 75mg kan ook bij PO) => Bij hevige pijn: 2dd 100mg, ged max 1-2d
* injectievloeistof: IM 75mg 1malig diep intragluteaal

40
Q

Pijn

Zwakwerkend opioïd: dosering?

A

Tramadol

=> tablet, tablet mga, druppels
* 1-2dd 50mg
* zo nodig elke 3-5d verhogen tot max 1-4dd 100mg (bij ouderen max 1-3dd 100mg)
* Bij kwetsbare ouderen: 1-2dd 4 druppels (=10-20 mg/dag), (langzaam) verhogen naar 1-4dd 4-10 druppels (max 100 mg/dag)

=> zetpil
* 1-2dd 100mg
* zo nodig verhogen tot 1-4dd 100mg

Opm:
* bij goed effect evt omzetten nr tablet mga
* Schrijf zo kort mogelijk voor om het risico op afhankelijkheid en onthoudingsverschijnselen te beperken.

41
Q

Pijn

cardiovasculaire en gastro-intestinale risico van NSAIDs

A

Naproxen
* laagste CV risico
* hoogste GI risico

Diclofenac
* hoogste CV risico
* laagste GI risico

42
Q

Pijn

bij welke ziektebeelden geen NSAID geven bij kinderen?

A

waterpokken
gordelroos

43
Q

Pijn

pcm: dosis voor kinderen

A

(drank, tablet, zetpil)

60 mg/kg/dag in 3-4 giften
(max. 4 g/dag)

=> alleen indien leeftijd > 1m

44
Q

Pijn

nsaid ibuprofen: dosis voor kinderen (volgens NHG)

A

(drank, tablet, zetpil)

20 mg/kg/dag in 3-4 giften
(max. 30 mg/kg/dag, max. 1200 mg/dag),
bij voorkeur max. 3d

=> alleen indien leeftijd > 3m

45
Q

Pijn

mogelijke redenen om opioid in pleistervorm te kiezen

A

bij slikklachten, aanhoudende misselijkheid, braken of darmobstructie

46
Q

Pijn

Schrijf opioïden zo kort mogelijk voor, vanwege de ernstige bijwerkingen en het risico op gewenning en afhankelijkheid.

A

klopt