hart-vaatstelsel Flashcards
Cardiovasculair risicomanagement
Hoe bepaal je de risicocategorie?
RICHTLIJN HERZIEN!!!!!!!!!!!!!! DUS DEZE FLASHCARDS ZIJN VEROUDERD
SCORE-tabel
- opm: gewijzigd -> nu SCORE 2
- zowel het risico op sterfte door een hart- en vaatziekte als het risico op morbiditeit door een hart- en vaatziekte wordt weergegeven
- risico op sterfte is leidend bij het bepalen van de risicocategorie
- (range van) risico op morbiditeit kan gebruikt worden bij het bespreken van het risico op hart- en vaatziekten met de patiënt
Cardiovasculair risicomanagement
LDL-C-streefwaarde bij patiënten < 70j met een doorgemaakte hart- en vaatziekte = ?
1,8 mmol/l
(berekening: komt ongv overeen met 70 mg/dl)
Cardiovasculair risicomanagement
Verlaging LDL-C bij kwetsbare personen > 70j zonder hart- en vaatziekten?
niet aanbevolen
Cardiovasculair risicomanagement
Wat bepaal je voor de risicoschatting ikv aanvullend onderzoek?
- lipidenprofiel: LDL-cholesterol, HDL-cholesterol, totaal cholesterol, triglyceriden (moet niet altijd meer nuchter: zie tabel nhg; niet-nuchter lipidenspectrum -> nuchter herh indien triglyceriden > 5 mmol/l)
- glucose (nuchter)
- creatinine/eGFR
- albumine-creatinineratio
Cardiovasculair risicomanagement
Ikv aanvullend onderzoek: wat bepaal je bij de start van een cholesterolverlager?
LDL cholesterol
Cardiovasculair risicomanagement
Ikv aanvullend onderzoek: wat bepaal je bij de start van een diureticum?
creatinine, eGFR,
natrium en kalium
=> Herhaal deze bepalingen na 2 weken bij afwijkende bevindingen (eGFR < 60 ml/min, K < 3,8 mmol/l of K > 4,5 mmol/l) en bij gecombineerde behandeling met diureticum en ACE-remmer of ARB.
Cardiovasculair risicomanagement
Ikv aanvullend onderzoek: wat bepaal je bij de start van een ACE-remmer of angiotensine II-receptorantagonist (ARB)?
creatinine, eGFR,
natrium en kalium
=> Herhaal deze bepalingen na 2 weken bij afwijkende bevindingen (eGFR < 60 ml/min, K < 3,8 mmol/l of K > 4,5 mmol/l) en bij gecombineerde behandeling met diureticum en ACE-remmer of ARB.
Cardiovasculair risicomanagement
Hoe risicoschatting maken bij pt’en van 40 tem 70 jaar?
Schat het tienjaarssterfterisico op hart- en vaatziekten met de SCORE-tabel
Cardiovasculair risicomanagement
Wat doen met risicoscore bij patiënten met reumatoïde artritis?
Vermenigvuldig bij patiënten met RA de risicoscore met 1,5
Cardiovasculair risicomanagement
Wat doen met risicoscore bij patiënten met milde chronische nierschade?
eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2 en ACR 3-30 mg/mmol
of eGFR 45-59 ml/min/1,73 m2 en ACR < 3 mg/mmol
=> h een verhoogd risico: vermenigvuldig de risicoscore bij deze pt’en met 1,5
Cardiovasculair risicomanagement
Wat doen bij een score in de buurt van de behandelgrens?
Overweeg indeling in een hogere risicocategorie bij:
* positieve familieanamnese voor premature hart- of vaatziekte
* psychosociale risicofactoren
* of een bekende hoge coronaire arteriële calciumscore
Cardiovasculair risicomanagement
Risicoschatting bij vermoeden van secundaire hypertensie?
Pas na het wegnemen van de vermoedelijke oorzaak
Cardiovasculair risicomanagement
Wnr ook denken aan familiaire dyslipidemie?
bij sterk verhoogde lipidenwaarden:
LDL-cholesterol > 5 mmol/l
of totaal cholesterol > 8 mmol/l
Cardiovasculair risicomanagement
Hoe kan risico op hart- en vaatziekten verlaagd worden?
- door leefstijlaanpassing
- en op indicatie door gebruik van cholesterol- en/of bloeddrukverlagende medicatie
Cardiovasculair risicomanagement
Niet-medicamenteuze behandeling
- niet roken
- voldoende bewegen: min 150 min/week matig intensieve inspanning (wandelen, fietsen), niet > 8u/dag zitten, min 2x/w spier- en botversterkende activiteiten (traplopen, springen, tuinieren), ouderen: balansoefeningen
- BMI 20-25 kg/m2
- gezond eten: Schijf van Vijf (Voedingscentrum)
- stress voorkomen
Cardiovasculair risicomanagement
Medicamenteuze behandeling
Cholesterolverlaging
Bloeddrukverlaging
Cardiovasculair risicomanagement
Keuze cholesterolverlager obv?
onbehandelde LDL-cholesterolwaarde
de streefwaarde die past bij het risico van de patiënt:
* gewenste LDL-cholesteroldaling < 40%: atorvastatine, rosuvastatine of simvastatine
* LDL-cholesteroldaling > 40%: alleen met atorvastatine of rosuvastatine haalbaar
Cardiovasculair risicomanagement
Keuze cholesterolverlager bij gebruik van middelen die het CYP3A4-enzym remmen of induceren (onder andere diltiazem, verapamil, itraconazol, hiv-remmers)?
voorkeur: Pravastatine
- opm: Pravastatine w alleen aangeraden indien gebruik van atorvastatine, rosuvastatine en simvastatine niet in aanmerking komt vanwege bijwerkingen of het risico op rabdomyolyse in interactie met middelen die het CYP3A4-enzym remmen of induceren
Cardiovasculair risicomanagement
cholesterolverlaging: wat doen bij niet bereiken van de streefwaarde met gekozen statine?
hogere dosis statine -> verhoog de dosering in stapjes tot de maximale dosering
* atorvastatine 1 dd 80 mg (start aan 10-20mg)
* rosuvastatine 1 dd 40 mg (start aan 5-10mg)
of stap over naar een sterker werkende statine
* Vervang simvastatine 40 mg bij onvoldoende effect door atorvastatine 10-20 mg of rosuvastatine 5-10 mg
=> indien streefwaarde dan nog niet w bereikt: overweeg toevoeging van ezetimib 10 mg 1dd
* voor- en nadelen afwegen
* > 70j: overweeg toevoeging ezetimib alleen bij niet-kwetsbare ouderen met hart- en vaatziekten
* Overweeg verwijzing bij onvoldoende bereiken van de streefwaarde.
Cardiovasculair risicomanagement
Bloeddrukverlaging: beleid bij SBD ≥ 180 mmHg?
Behandel iedereen met een systolische bloeddruk ≥ 180 mmHg met antihypertensiva, ongeacht het risico op hart- en vaatziekten.
Cardiovasculair risicomanagement
Bloeddrukverlaging: hoe streefwaarde BD bepalen?
Streef naar een bloeddruk die past bij de risicocategorie van de patiënt
opm: in het algemeen is de streefwaarde < 140 mmHg bij pt ≤ 70 jaar en < 150 mmHg bij pt van ongv > 70 jaar
Cardiovasculair risicomanagement
Bloeddrukverlagende medicatie
Diuretica, ACE-remmers, ARB’s, calciumantagonisten en bètablokkers hebben een even groot bloeddrukverlagend effect.
opm: CV morbiditeit, zoals hartfalen, myocardinfarct of atriumfibrilleren, kan bepalend zijn voor de keuze
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij verhoogde albuminurie (> 3 mg/mmol albumine/creatinine)?
ACE-R/ARB
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij eerder MI/coronairlijden?
Bètablokkers
ACE-R/ARB
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij angina pectoris?
Bètablokkers
calciumantagonisten
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij hartfalen?
ACE-R/ARB
bètablokkers
diuretica
aldosteronantagonisten
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij VKF?
Bètablokkers
non-dihydropyridine-CCB
ACE-R/ARB
aldosteronantagonisten
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij perifeer arterieel vaatlijden?
ACE-R
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij DM?
ACE-R/ARB
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij zwangerschap?
Methyldopa
labetalol
calciumantagonisten
Cardiovasculair risicomanagement
antihypertensieve therapie: voorkeursGM bij personen van West- of Zuid-Afrikaanse afkomst?
Diuretica
calciumantagonisten
Cardiovasculair risicomanagement
welke combinatie van BD verlagende medicatie w niet aanbevolen?
BB met diureticum (risico op diabetes)
ACE-remmer met ARB (risico op nierfalen)
Cardiovasculair risicomanagement
BD medicatie: hoe doseren/verhogen?
- Start met 1 middel in een lage dosering
- Voeg bij onvoldoende effect een 2e en eventueel 3e middel toe
- Verhoog vervolgens bij onvoldoende effect de doseringen stapsgewijs tot de maximale dosering, of tot de dosering die de patiënt verdraagt.
Cardiovasculair risicomanagement
BD medicatie: wnr meteen starten met een combinatie van 2 middelen?
- sterk verhoogde bloeddruk (> 20 mmHg boven de streefwaarde)
- of een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten
Cardiovasculair risicomanagement
Wat doen bij onvoldoende bereiken van de streefwaarde (spreekkamer-RR ≥ 140 mmHg ) ondanks gebruik van drie antihypertensiva en voldoende therapietrouw (therapieresistente hypertensie)?
- overweeg toevoeging aldosteronantagonist
- of verwijzing naar internist of cardioloog.
Cardiovasculair risicomanagement
Wnr risicoschatting op hart- en vaatziekten herhalen?
elke vijf jaar
of vaker indien het geschatte risico dicht bij een behandelgrens ligt
Cardiovasculair risicomanagement
Hoe vaak BD controleren?
- 1 tot 2 keer per jaar bij een goed ingestelde bloeddruk
- en vaker indien dit niet het geval is
Cardiovasculair risicomanagement
Labo bij gebruik van diureticum, ACE-remmer of ARB?
jaarlijks creatinine/eGFR, natrium en kalium
opm: Herhaal de controle op indicatie vaker (bv. elke 3m)
* bv. bij eGFR < 30
* bv. instabiel hartfalen
* bv. kwetsbare ouderen
* bv. ih verleden nierfunctie- of elektrolytenafwijkingen bij gebruik van deze medicatie
Cardiovasculair risicomanagement
Labo bij mensen met eGFR < 30 ml/min/1,73m2, instabiel hartfalen en kwetsbare ouderen met deze medicatie (diureticum, ACE-remmer of ARB)?
driemaandelijks creatinine/eGFR, natrium en kalium
Cardiovasculair risicomanagement
Labo bij start of wijziging van cholesterolverlager?
na drie maanden controle LDL-cholesterol (dus iedere 3m tot bereiken van streefwaarde)
-> Na bereiken streef- waarde zijn (jaarlijkse) controles niet nodig (controleer LDL-cholesterol alleen op indicatie: vb. LDL-verhogende aandoeningen zoals hypothyreoïdie en familiaire hypercholesterolemie)
Cardiovasculair risicomanagement
Wat driejaarlijks bepalen in het labo bij iedereen onder behanderling voor cardiovasculair risicomanagement?
glucose en albumine-creatinineratio
- opm: bij pt met DM en/of chronische nierschade -> ACR minimaal jaarlijks
Cardiovasculair risicomanagement
Verwijzing ikv CVRM
- Bij overgewicht: naar diëtiste en/of fysio- of oefentherapeut.
- Bij onvoldoende bereiken van de streefwaarde LDL-cholesterol bij een patiënt met hoge recidiefkans op hart- en vaatziekten (zoals bij uitgebreid progressief vaatlijden of familiaire hypercholesterolemie): naar internist of cardioloog.
- Bij aanhoudend lage eGFR bij start van een ACE-remmer, ARB of aldosteronantagonist: naar internist-nefroloog.
- Bij therapieresistente hypertensie: overweeg verwijzing naar internist of cardioloog.
- Bij patiënten met hart- en vaatziekten die moeite hebben om te gaan met hun ziekte of die weerstand ervaren om hun leefstijl te veranderen: overweeg verwijzing naar poh-ggz/psycholoog.
Cardiovasculair risicomanagement
indeling van risicocategorieën
risico op sterfte door hart- en vaatziekten in tien jaar
* zeer hoog risico (≥ 10%)
* hoog risico (≥ 5% en < 10%)
* laag tot matig verhoogd risico (< 5%)
Cardiovasculair risicomanagement
Een deel van de patiënten valt op basis van hun risicoprofiel al direct in een van de risicocategorieën, zonder dat hun risico kwantitatief (met de SCORE-tabel) geschat hoeft te worden. Dit geldt onder
meer voor patiënten met ….
- reeds bestaande hart- en vaatziekten
- diabetes mellitus (DM)
- ernstige chronische nierschade
- personen met een ernstig verhoogde enkele risicofactor (totaal cholesterol (TC) > 8 mmol/l of bloeddruk ≥ 180 mmHg).
opm: De SCORE-tabel wordt alleen gebruikt voor personen die niet automatisch in een van de risicocategorieën kunnen worden ingedeeld.
Cardiovasculair risicomanagement
absolute risico van 70+’ers is
vrijwel altijd > 10%
Cardiovasculair risicomanagement
belaste familieanamnese voor hart- en vaatziekten =
een fatale of niet-fatale hart- en vaatziekte bij een eerstegraads mannelijk familielid van ≤ 55 jaar
of een eerstegraads vrouwelijk familielid van ≤ 65 jaar
Cardiovasculair risicomanagement
Voor het diagnosticeren van een verhoogde bloeddruk bij een behandelindicatie wordt altijd een
ambulante meting geadviseerd. -> Aanbeveling?
- eerste keus: 24-uursbloeddrukmeting
- tweede keus: de geprotocolleerde thuismeting
- Indien die niet haalbaar zijn, kunt u een 30-minutenbloeddrukmeting op de praktijk overwegen
Cardiovasculair risicomanagement
Opstellen van een cardiovasculair risicoprofiel (consult)
anamnese:
- leeftijd
- geslacht
- roken (in pakjaren)
- alcoholgebruik (in eenheden/dag)
- voeding
- lichamelijke activiteit
- psychosociale risicofactoren (vb. lage sociaal-economische status, werk- en familiestress, sociale isolatie, psychiatrische aandoening) -> pt kan in andere risicocategorie terechtkomen
- familieanamnese met hart- en vaatziekten -> pt kan in andere risicocategorie terechtkomen
- bekende hart- en vaatziekten, diabetes mellitus of chronische nierschade
- aanwijzingen voor secundaire hypertensie: zout, drop, NSAID’s, orale anticonceptiva, drugs (amfetamine, cocaïne), slaapapneusyndroom
lichamelijk onderzoek:
- systolische bloeddruk
- body mass index (eventueel aangevuld met middelomtrek)
- pols
laboratoriumonderzoek:
- lipidenspectrum (TC, HDL-C, TC/HDL-ratio, LDL-C, triglyceriden)
- nuchter glucosegehalte;
- serumcreatininegehalte met geschatte glomerulaire filtratiesnelheid (eGFR) en albumine-creatineratio in de urine.
Cardiovasculair risicomanagement
Zeer hoog risico => Risicocategorieën bij wie geen kwantitatieve risicoschatting noodzakelijk is?
- eerder vastgestelde hart- of vaatziekte (ACS, angina pectoris, coronaire revascularisatie, TIA of CVA, symptomatische aorta-iliofemorale atherosclerose, aorta-aneurysma, claudicatio intermittens of perifere revascularisatie) (beeldvorming: aangetoonde atherosclerotische stenose of aangetoonde ischemie)
- DM met orgaanschade (vb. proteïnurie, diabet retinopathie) of met belangrijke RF (vb. roken, totaal cholesterol > 8 mmol/l, SBD ≥ 180 mmHg)
- ernstige chronische nierschade: eGFR < 30 of eGFR 30-44 met ACR 3-30 of eGFR 45-59 met ACR > 30 (eGFR in ml/min/1,73 m2, ACR in mg/mmol)
- berekende SCORE ≥ 10%
Cardiovasculair risicomanagement
Hoog risico => Risicocategorieën bij wie geen kwantitatieve risicoschatting noodzakelijk is?
- ernstig verhoogde enkele RF (totaal cholesterol > 8 mmol/l of SBD ≥180 mmHg)
- de meeste andere personen met DM (uitzondering: jongeren met DM1 en zonder klassieke RF: laag of matig risico mogelijk)
- matige chronische nierschade: eGFR 30-44 met ACR < 3 of eGFR 45-59 met ACR 3-30 of eGFR ≥ 60 met ACR > 30 (eGFR in ml/min/1,73 m2, ACR in mg/mmol)
- een berekende SCORE ≥ 5% en < 10%
Cardiovasculair risicomanagement
Laag tot matig verhoogd risico => Risicocategorieën bij wie geen kwantitatieve risicoschatting noodzakelijk is?
berekende SCORE < 5% voor tien jaar
opm: veel personen van middelbare leeftijd vallen in deze categorie.
Cardiovasculair risicomanagement
beleid laag tot matig verhoogd risico
leefstijladvies aanbevolen
medicamenteuze therapie zelden aangewezen
Cardiovasculair risicomanagement
beleid hoog risico
leefstijladvies aangewezen
overweeg medicamenteuze therapie
=> LDL chol streefwaarde (mmol/l)
* ≤ 70 jaar: < 2,6
* > 70 jaar + niet kwetsbaar: < 2,6 (overweeg GM bij voldoende levensverw)
* > 70 jaar + kwetsbaar: geen GM
=> SBD streefwaarde (spreekkamermeting):
* ≤ 70 jaar: < 140 (evt < 130)
* > 70 jaar + niet kwetsbaar: < 150 (evt < 140)
* > 70 jaar + kwetsbaar: < 150 en
≥ 70 diastolisch
Cardiovasculair risicomanagement
beleid zeer hoog risico
leefstijladvies aangewezen
medicamenteuze therapie meestal aangewezen
=> LDL chol streefwaarde (mmol/l)
* ≤ 70 jaar: < 2,6
* > 70 jaar + niet kwetsbaar: < 2,6 (overweeg GM bij voldoende levensverw)
* > 70 jaar + kwetsbaar: geen GM
=> SBD streefwaarde (spreekkamermeting):
* ≤ 70 jaar: < 140 (evt < 130)
* > 70 jaar + niet kwetsbaar: < 150 (evt < 140)
* > 70 jaar + kwetsbaar: < 150 en
≥ 70 diastolisch
= idem beleid hoog risico
MAAR BIJ EERDER VASTGESTELDE HART- OF VAATZIEKTEN:
=> LDL chol streefwaarde
* ≤ 70 jaar: < 1,8
* > 70 jaar + niet kwetsbaar: < 2,6
* > 70 jaar + kwetsbaar: < 2,6 indien GM w gegeven bij voldoende levensverw
=> SBD streefwaarde (spreekkamermeting): analoog
Cardiovasculair risicomanagement
Vrouwen ≥ 45 jaar met pre-eclampsie of zwangerschapshypertensie in de voorgeschiedenis: overweeg
screening op hoge bloeddruk en DM om de … jaar.
5
Cardiovasculair risicomanagement
Een systematische schatting van het risico op hart- en vaatziekten bij mannen < 40 jaar en vrouwen < 50
jaar zonder bekende risicofactoren is niet zinvol.
klopt
Cardiovasculair risicomanagement
bij welke BD met spoed verwijzen?
- SBD en DBD > 200/120 mmHg of een recentelijk gedocumenteerde
sterke BD-stijging, beide in combinatie met klachten van hoofdpijn/visusstoornissen/misselijkheid/braken - verhoogde BD in combinatie met acute neurologische symptomen of cardiopulmonale klachten
Cardiovasculair risicomanagement
Welke afweging maken bij pt’en < 40j met veel RF’n op hart- en vaatziekten?
afweging tussen
* enerzijds een vermindering van het risico door medicamenteuze behandeling (weliswaar is hier (nog) geen wetenschappelijke onderbouwing voor, maar uw inschatting dat deze patiënt in de nabije toekomst wel een hoog risico zal krijgen kan hier leidend zijn)
* en anderzijds de mogelijke nadelen van zeer langdurig gebruik van preventieve medicatie bij een laag absoluut tienjaarsrisico.
Cardiovasculair risicomanagement
Medicamenteuze behandeling bij pt’en zonder hart- en vaatziekten > 70j?
Bij personen zonder hart- en vaatziekten wordt het bewijs dat medicamenteuze behandeling effectief is minder overtuigend naarmate zij ouder en/of kwetsbaarder worden.
Dit geldt vooral voor behandeling met statines.
Cardiovasculair risicomanagement
Medicamenteuze behandeling bij pt’en mét hart- en vaatziekten > 70j?
Voor ouderen mét hart- en vaatziekten is er wel voldoende bewijs voor effectiviteit van medicamenteuze behandeling
- tenzij kwetsbaarheid en bijwerkingen dit niet toelaten, of de levensverwachting onvoldoende is.
Cardiovasculair risicomanagement
Voorbeelden van bestaande morbiditeit waarbij men eerder zal kiezen voor medicamenteuze behandeling.
artritis psoriatica
COPD
jicht
Cardiovasculair risicomanagement
Supplementen ikv niet-medicamenteuze adviezen?
- voedingsstofsupplementen niet nodig bij gezonde voeding (behalve specifieke groep waarvoor suppletieadvies geldt)
- Raad het gebruik van supplementen met rodegistrijst (waarin lovastatine zit) en visoliesupplementen met het doel het LDL-cholesterol te verlagen niet aan
Cardiovasculair risicomanagement
gebruik fluvastatine?
wordt gezien de relatief hoge kosten en zwakkere lipidenverlaging alleen aangeraden indien de andere statines niet worden verdragen
Cardiovasculair risicomanagement
aanpak bij bewerkingen statine?
staak de statine + evalueer de klachten na 4 weken
Bij een verband vd klachten met het gebruik vd statine (direct verdwijnen vd klachten na stoppen statine):
* herstart in de hoogste dosering die de patiënt nog wel verdraagt (doseer eventueel om de dag)
* of stap over op een andere statine.
Cardiovasculair risicomanagement
Therapieschema cholesterolbehandeling
statine
=> bij < 40% gewenste LDL-daling:
* atorvastatine 1 dd 10 mg (laagste kosten)
* rosuvastatine 1 dd 5 mg
* simvastatine 1 dd 40 mg
=> bij ≥ 40% gewenste LDL-daling:
* atorvastatine 1 dd 20 mg (laagste kosten)
* rosuvastatine 1 dd 10 mg
=> Geef bij chronisch gebruik van CYP3A4-remmende of -inducerende middelen pravastatine 1 dd 40 mg
Cardiovasculair risicomanagement
cholesterolbehandeling: stopcriteria bij leeftijd > 70 jaar
niet-kwetsbare ouderen met hart- en vaatziekten: stop alleen bij onoverkomelijke bijwerkingen
kwetsbare ouderen met hart- en vaatziekten: overweeg te stoppen bij het optreden van een mogelijke bijwerking of bij een gering geschatte resterende levensverwachting
kwetsbare ouderen zonder hart- en vaatziekten: stop met lipidenverlagende medicatie
Cardiovasculair risicomanagement
statine: Beleid bij spierklachten
Bepaal of er sprake is van
- reversibele oorzaak: infectie, grote inspanning
- interactie met ander GM: CYP3A4-remmende of -inducerende middelen, digoxine of fibraten
Staak bij hinderlijke klachten de statine + herstart of switch van statine na 4 weken
- Weeg de voordelen van voortzetting statinebehandeling (met bv een lagere dosering ve krachtige statine of een lagere doseerfrequentie zoals om de dag) af tegen de last vd spierklachten.
Bepaal alleen bij het vermoeden op myotoxiciteit (spierpijn, krachtsverlies, donkerbruine urine (myoglobulinurie)) het creatinekinase
- Bij een CK-stijging 5x hoger dan de bovenwaarde normaalwaarde (zonder andere bekende oorzaak) moet de statine worden gestaakt.
- Als de symptomen verdwijnen en het CK normaliseert, kan w overwogen de statine te herstarten in de laagste dosering of te switchen naar een andere statine in de laagste dosering, met zorgvuldige controle.
Cardiovasculair risicomanagement
statinegerelateerde spierklachten: welke?
5 tot 10% van de patiënten die statines gebruiken klaagt over myalgie,
maar rabdomyolyse is zeer zeldzaam
Cardiovasculair risicomanagement
hoe evaluatie BD na start GM?
Start met 1 middel + evalueer na 2w: BD, het gebruik vh GM en evtle bijwerkingen (stap 1)
=> Indien de streefwaarde niet bereikt w: evalueer therapietrouw, leefstijl en secundaire oorzaken.
* Voeg indien nodig een 2e of 3e middel toe (stap 2). -> na start 2e middel: evalueer na 2w de BD en evtle bijwerkingen. // Heroverweeg bij onvoldoende effect secundaire oorzaken van verhoogde BD en evalueer therapietrouw en leefstijl -> geen nieuwe gezichtspunten en streefwaarde niet bereikt dan 3e middel toevoegen
* Verhoog vervolgens de doseringen bij onvoldoende effect (stap 3).
opm: combinatiepreparaat te overwegen om therapietrouw te verhogen
Cardiovasculair risicomanagement
voorkeur combinatiepreparaat obv kosten?
Op basis van kosten gaat daarbij de voorkeur uit naar combinatiepreparaten van ACE-remmer enalapril of lisinopril / ARB telmisartan, losartan of valsartan en thiazidediureticum hydrochloorthiazide.
Combinatiepreparaten met overige antihypertensiva en met 3 antihypertensiva zijn relatief duur.
opm van mezelf: vertegenwoordiger op stage zei dat je beter kiest voor indapamide dan hydrochloorthiazide qua werking
Cardiovasculair risicomanagement
Therapieschema bloeddrukbehandeling
Stap 1a t/m 1e zijn ongv even effectief vr BD-verlaging, maar in sommige situaties is er een voorkeur
=> Stap 1a: ACE-remmer
* enalapril 1 dd 10 mg (ouderen 5 mg), lisinopril 1 dd 10 mg (ouderen 5 mg), perindopril 1 dd 4 mg (ouderen 2 mg) of ramipril 1 dd 2,5 mg (ouderen 1,25 mg) (voorkeursmiddelen obv kosten)
* Bij verminderde nierfunctie (eGFR 10-50 ml/min/1,73 m2): pas dosis aan
=> Stap 1b: angiotensinereceptorblokker (ARB) (veroorzaakt minder vaak kriebelhoest dan ACE-remmer)
* telmisartan 1 dd 40 mg (ouderen 20 mg), candesartan 1 dd 8 mg (ouderen 4 mg), losartan 1 dd 50 mg (ouderen 25 mg) of valsartan 1 dd 80 mg (ouderen 40 mg)
* Bij eGFR > 10 ml/min/1,73 m2: is dosisaanpassing niet nodig
=> Stap 1c: calciumantagonist
* amlodipine 1 dd 5 mg of lercanidipine 1 dd 10 mg (voorkeursmiddelen obv kosten)
* Alleen bij pt met tevens atriumfibrilleren gaat voorkeur uit nr diltiazem mga 1 dd 200 mg of verapamil mga 1 dd 120 mg.
* Geef bij voorkeur geen calciumantagonisten aan pt met hartfalen
=> Stap 1d: thiazidediureticum
* hydrochloorthiazide 1 dd 12,5 mg of chloortalidon 1 dd 12,5 mg.
* Geef bij voorkeur geen thiazidediuretica aan patiënten die jicht h of een basaalcel- of plaveiselcelcarcinoom h gehad.
* Cave: fotosensibiliserende werking van thiazidediuretica (verstandig zonnen)
=> Stap 1e: bètablokker
* metoprololsuccinaat mga 1 dd 50 mg, atenolol 1 dd 25 mg of bisoprolol 1 dd 5 mg (’s morgens) (voorkeursmiddelen obv kosten)
* Geef bij voorkeur geen BB bij verhoogd risico op diabetes -> zoals bij obesitas en bij verhoogde glucosewaarden
Stap 2: combineer 2 en vervolgens indien nodig 3 van bovenstaande middelen
* geen BB met diureticum, geen ACE-I met ARB
* Bij toevoeging ACE-remmer/ARB en gelijktijdig gebruik van diuretica: halveer de startdosering of onderbreek indien mogelijk het diureticum vanaf 2-3 dagen voor de start met de ACE-remmer/ARB
en herstart na de instelfase; bij hartfalen is het stoppen van een lisdiureticum meestal ongewenst vanwege de kans op acute decompensatie.
Stap 3: verhoog de doseringen (in stapjes, elke 2 tot 4 weken) tot de maximaal verdragen dosering
* Bij onvoldoende bereiken vd streefwaarde (spreekkamer RR ≥ 140 mmHg ) ondanks gebruik van 3 antihypertensiva in adequate dosering en voldoende therapietrouw -> volgende stap
Stap 4: voeg spironolacton (= aldosteronantagonist, 1 dd 25-50 mg) toe of verwijs (internist/cardioloog)
Cardiovasculair risicomanagement
fotosensibilisatie bij thiazidediuretica?
Voor hydrochloorthiazide is aangetoond dat de fotosensibilisatie bij langdurig gebruik het risico op een recidief basaalcel- en plaveiselcelcarcinoom verhoogt.
Andere thiaziden hebben mogelijk ook dit effect.
Cardiovasculair risicomanagement
maximale dosering BD medicatie
ACE-remmer:
* enalapril 1 dd 40 mg
* lisinopril 1 dd 80 mg
* perindopril 1 dd 8 mg
* ramipril 1 dd 10 mg
ARB:
* telmisartan 1 dd 80 mg
* candesartan 1 dd 32 mg
* losartan 1 dd 100 mg
* valsartan 1 dd 320 mg
calciumantagonist:
* amlodipine 1 dd 10 mg
* lercanidipine 1 dd 20 mg
* Bij atriumfibrilleren diltiazem 1 dd 400 mg of verapamil mga 2 dd 240 mg
thiazidediureticum:
* hydrochloorthiazide 1 dd 25 mg of chloortalidon 1 dd 25 mg
bètablokker:
* metoprololsuccinaat 1 dd 200 mg mga
* atenolol 1 dd 100 mg
* bisoprolol 1 dd 20 mg
Cardiovasculair risicomanagement
nierfunctiedaling bij controle na 2w na starten ACE-remmer of ARB -> beleid?
eGFR 30 tot 59:
- enige daling vd eGFR na start met ACE-remmer/ARB is nl
- daling eGFR met 20% vd uitgangswaarde (met 30 ml/min als ondergrens) is acceptabel
- bij > 20% afname: halveer de dosis en controleer de eGFR na twee weken
eGFR 15 tot 30:
- halveer de dosis en controleer de eGFR na twee weken
eGFR < 15:
- stop ACE-remmer of ARB en controleer de eGFR na twee weken
=> Consulteer of verwijs naar een internist-nefroloog bij aanhoudende lage waarden van de eGFR (< 30)
Cardiovasculair risicomanagement
nierfunctiedaling bij controle na 2w na starten spironolacton -> beleid?
eGFR 15 tot 44:
* halveer de dosis en controleer de eGFR na twee weken
eGFR < 15:
* stop spironolacton en controleer de eGFR na twee weken
=> Consulteer of verwijs naar een internist-nefroloog bij aanhoudende lage waarden van de eGFR (< 30)
Cardiovasculair risicomanagement
Bij gebruik ACE-remmer, ARB en/of diuretica -> Beleid in geval van (dreigende) dehydratie?
Overweeg controle van eGFR, natrium en kalium in geval van: hoge koorts, fors braken of forse diarree
Het beleid is afh vh klinisch beeld en evtle laboratoriumuitslagen:
* Pt zonder hartfalen: Overweeg tijdelijk de dosering van ACE-remmer/ARB/spironolacton te halveren en (overige) diuretica te staken
* Pt met hartfalen: Overweeg tijdelijk de dosering van de ACE-remmer/ARB/diuretica te halveren
Cardiovasculair risicomanagement
BD-verlagende therapie: beleid bij hyperkaliëmie bij controle na 2 weken?
Kalium ≤ 5,5 mmol/l:
* geen verdere actie vereist.
Kalium > 5,5 mmol/l:
* halveer de dosis ACE-remmer/ARB en/of spironolacton
* en controleer het kalium na 2w
Kalium > 6,0 mmol/l:
* stop de ACE-remmer/ARB en/of spironolacton
* en controleer het kalium na 2w
* Overleg zo nodig met de internist.
Cardiovasculair risicomanagement
BD-verlagende therapie: beleid bij hypokaliëmie bij controle na 2 weken?
- Verhoog dosering van evtle ACE-remmer of ARB,
- voeg spironolacton toe
- en/of geef kalium- en magnesiumsupplementen
opm: hypokaliëmie gaat hand in hand met hypomagnesiëmie, maar
treedt eerder op
Cardiovasculair risicomanagement
BD-verlagende therapie: beleid bij normo- of hypovolemische hyponatriëmie bij controle na 2 weken?
Stop thiazidediuretica
en overleg zo nodig met internist of cardioloog over beleid over overige diuretica, zoutinname en eventuele vochtbeperking.
Cardiovasculair risicomanagement
Gebruik SCORE tabel: voor leeftijden die tussen de risicovakjes in vallen, kan je het risico schatten door interpolatie (gemiddelde nemen van waarden erboven en er onder)
Absolute risico van personen < 40j is vrijwel altijd < 1%.
Absolute risico van 70-plussers is vrijwel altijd > 10%
klopt
Diepveneuze trombose en longembolie
Wnr beslisregels niet gebruiken?
- zwangeren
- kraamperiode
- klachten > 30 dagen
- anticoagulantiagebruik (VKA, DOAC, of heparine)
=> dit zijn verwijsindicaties (direct echo of verwijzing specialist bij LE)
//
- bij spoedeisende bevindingen
=> ABCDE-benadering
Diepveneuze trombose en longembolie
stroomdiagram: vermoeden DVT
ook vermoeden LE?
* ja: zie stroomdiagram LE
* nee: eerstelijnsbeslisregel DVT
eerstelijnsbeslisregel DVT:
=> score 4 of hoger: echo (dezelfde dag)
=> score 3 of lager: D-dimeer (dezelfde dag, cito)
* ≥ 500 ng/ml (0,5 mg/L): echo
* < 500 ng/ml (0,5 mg/L): geen DVT
echo:
* DVT (zie beleid)
* geen DVT: 2-puntscompressie-echo na 1 week herhalen bij klachten (indien negatieve 3-punts echo herhalen na 1w niet nodig)
Diepveneuze trombose en longembolie
eerstelijnsbeslisregel DVT:
- Mannelijk geslacht => 1
- Gebruik systemische oestrogenen (COC, pil, vag ring, pleister) of prikpil (NIET: andere methodes met alleen progestageen, hormoonspiraal) => 1
- Aanwezigheid maligniteit => 1
- Operatie ondergaan in de laatste maand => 1
- Afwezigheid van trauma dat zwelling in kuit verklaart => 1
- Uitgezette venen van het been => 1
- Verschil maximale kuitomvang ≥ 3 cm (zie ook: klachten die wijzen op DVT) => 2
Diepveneuze trombose en longembolie
Indien je D-dimeren bepaalt, wat bepaal je dan ook nog best bij?
Bepaal ook creatinine en eGFR (tenzij < 3 maanden geleden bepaald)
= met het oog op eventuele vervolgdiagnostiek en behandeling.
Diepveneuze trombose en longembolie
stroomdiagram: vermoeden LE
Mogelijk spoedeisende situatie?
* ja: ABCDE-systematiek
* nee: YEARS-criteria LE
YEARS-criteria LE
=> 0 YEARS-items: D-dimeerbepaling
* ≥ 1000 ng/ml (1,0 mg/L): CT scan
* < 1000 ng/ml (1,0 mg/L): geen LE
=> 1-3 YEARS-items: D-dimeerbepaling
* ≥ 500 ng/ml (0,5 mg/L): CT scan
* < 500 ng/ml (0,5 mg/L): geen LE
(opm: beeldvorming bij LE = via de longarts/internist)
Diepveneuze trombose en longembolie
YEARS-criteria LE
- Klinische tekenen trombosebeen => 1
- Hemoptöe => 1
- Longembolie meest waarschijnlijke diagnose => 1
Diepveneuze trombose en longembolie
beleid DVT
DVT OL: behandeling kan meestal gestart worden in de 1e lijn (HA) -> mits geen redenen voor behandeling in 2e lijn
=> Bepaal creatinine en eGFR, tenzij < 3m geleden bepaald
=> start DOAC (soms voorafgegaan dr LMWH) of een VKA (start met oplaaddosis VKA + geef gelijktijdig LMWH 1dd therapeutische dosering ~gewicht, continueer LMWH ≥ 5 dagen en staak deze als de INR ged 2d > 2,0 is -> INR-streefwaarde = 2,5 (therapeutische breedte 2,0-3,0))
=> Behandelduur:
- geïsoleerde kuitvenetrombose: 3m
- eerste DVT en uitgelokt (zie RF’n): 3m
- eerste DVT en actieve maligniteit: specialist
- eerste DVT en idiopatisch: min 3m + verwijs nr de internist voor bespreking langere behandelduur
- recidief-DVT: verwijs na start beh nr internist
opm: Bij pt die trombocytenaggregatieremmer gebruikt: bespreek dit met behandelaar (cardioloog, neuroloog). Vaak w deze tijdelijk gestaakt (en daarna dus weer gestart).
opm: Geef advies. Bv factoren met invloed op orale antistolling, bij voorkeur geen NSAIDs
opm: Bij een relatieve contra-indicatie moet het voordeel van de antistollingsbehandeling worden afgewogen tegen het verhoogde bloedingsrisico.
opm: controle na 1 week, na 2-3 weken en na 3 maanden
opm: wanneer verwijzing/consulteren internist -> zie NHG
Diepveneuze trombose en longembolie
relatieve contra-indicaties voor orale anticoagulantia
hoge leeftijd, kwetsbaarheid, verhoogd valrisico,
verminderde nierfunctie, leverinsufficiëntie (afh vh gekozen middel),
alcoholmisbruik,
ongecontroleerde hypertensie,
recent doorgemaakte ernstige bloeding, verhoogd risico op klinisch relevante bloedingen (bv ulcus pepticum, bekende oesofagusvarices en hematologisch verhoogde bloedingsneiging)
Diepveneuze trombose en longembolie
beleid LE
behandeling wordt gestart in de tweede lijn
Diepveneuze trombose en longembolie
Compressief zwachtelen en steunkousen bij DVT?
kunnen helpen bij zwelling,
maar worden niet langer standaard aanbevolen ter preventie van het posttrombotisch syndroom (PTS)
-> dus wees terughoudend hiermee