psychische problemen Flashcards

1
Q

dementie

criteria voor diagnose dementie

A

Cognitieve of gedragsmatige symptomen die:

  1. interfereren met het dagelijks functioneren
  2. duidelijk toegenomen zijn tov eerder niveau van functioneren
  3. niet verklaard w door delier of depressie
  4. gediagnosticeerd zijn obv anamnese en heteroanamnese + geobjectiveerd met MMSE en Kloktekentest of RUDAS (laaggeletterden, niet-westerse migranten)
  5. cognitieve beperking laten zien in ≥ 2 vd volgende domeinen:
    * nieuwe informatie onthouden
    * redeneren en uitvoeren complexe taken, inschattingsvermogen
    * visuospatiële functies (het zien en verwerken van ruimtelijke informatie)
    * taalfuncties
    * gedrag en persoonlijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

dementie

begin van de klachten > 65 jaar en traag progressief beloop -> Welke oorzaak van dementie?

A

Ziekte van Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dementie

abrupt begin, schoksgewijze verslechtering, soms focale neurologische verschijnselen die niet alleen zijn toe te schrijven aan herseninfarct of -bloeding -> Welke oorzaak van dementie?

A

Vasculaire dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dementie

neurocognitieve stoornis bij ziekte van Parkinson -> Welke oorzaak van dementie?

A

Parkinsondementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dementie

fluctuatie in cognitie en aandacht, visuele hallucinaties en parkinsonisme -> Welke oorzaak van dementie?

A

‘Lewy body’-dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dementie

relatief jonge leeftijd, vaak met gedragsproblemen en relatief weinig geheugenproblemen -> Welke oorzaak van dementie?

A

Frontotemporale dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

dementie

Cholinesteraseremmers en memantine?

A

Cholinesteraseremmers (rivastigmine, galantamine, donepezil) of memantine worden afgeraden
* deze middelen zijn niet of weinig effectief en hebben wel bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

dementie

Verwijsindicaties voor aanvullende diagnostiek en/of behandeling

A
  • Behoefte aan zekerheid diagnose dementie
  • Diagnostiek bij mensen die geen Nederlands spreken, bij wie RUDAS niet mogelijk is of onvoldoende informatie biedt
  • Dementie op jonge leeftijd (arbitrair < 65-70 jaar)
  • Aanwijzingen vr dementie anders dan Alzheimer of vasculaire dementie
  • Vermoeden van een behandelbare oorzaak voor de cognitieve achteruitgang (vb. forse toename ST / achteruitgang functioneren binnen 2m, recent hoofdletsel, VG maligniteit, onverklaarde mictiedrang of urine-incontinentie in combi met loopstoornis, nieuwe focale neurologische uitval)
  • Bijkomende somatische of psychische factoren
  • Crisisinterventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dementie

Medicamenteuze behandeling in crisissituaties: Agressie of ernstige agitatie zonder psychotisch gedrag

A

lorazepam 1 - 2,5 mg oraal

=> Als PO niet mogelijk:
* midazolam 5-10 mg i.m.
* of 10 mg via neusspray

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dementie

Medicamenteuze behandeling in crisissituaties: Agressie of ernstige agitatie bij psychotisch gedrag

A

haloperidol 2dd 0,5 - 1,5 mg oraal
(max. 3mg)

=> Als PO niet mogelijk:
* haloperidol 2,5 mg i.m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dementie

CI haloperidol

A

‘Lewy body’-dementie

ziekte van Parkinson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Problematisch alcoholgebruik

Problematisch alcoholgebruik =

A

drinkpatroon dat leidt tot lichamelijke klachten en/of psychische of sociale problemen

en dat een adequate aanpak van bestaande problemen verhindert.

De geconsumeerde hoeveelheid alcohol is niet leidend voor de diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Problematisch alcoholgebruik

Stoornis in het gebruik van alcohol =

A

problematisch alcoholgebruik waarbij w voldaan aan de DSM-5 criteria voor een stoornis in het gebruik van alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Problematisch alcoholgebruik

‘Binge’-drinken =

A

drinken van grote hoeveelheden alcohol in een kort tijdsbestek, afgewisseld met perioden zonder alcoholgebruik.

mannen: ≥ 5 eenheden
vrouwen ≥ 4 eenheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Problematisch alcoholgebruik

Alcoholintoxicatie =

A

gevolg van overmatig alcoholgebruik in een kort tijdsbestek met dosisafhankelijke symptomen en (een risico op) ernstige complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Problematisch alcoholgebruik

ikv medicamenteuze beh van onthoudingsverschijnselen -> wat geven indien orale toediening niet mogelijk of directe werking vereist is (bv. delier)?

A

5mg midazolam IM -> zodra mogelijk PO of verwijzing nr verslavingsinstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Problematisch alcoholgebruik

Alcoholintoxicatie symptomen

A

desoriëntatie,
oordeel- en kritiekstoornissen,
seksuele en/of agressieve ontremming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Problematisch alcoholgebruik

Alcoholonthoudingssyndroom: classificatie

A

classificatie obv de ernst van verschijnselen:
* licht: slapeloosheid en prikkelbaarheid;
* matig ernstig: ook misselijkheid, braken, overactiviteit, tachycardie, koorts, zweten, lichtschuwheid, hoofdpijn, angst of tremoren;
* ernstig: ook hallucinaties/delier of insulten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Problematisch alcoholgebruik

Alcoholintoxicatie mogelijke complicaties

A

bewustzijnsdaling,
shock,
ademhalingsdepressie,
hypothermie
en hypoglykemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Problematisch alcoholgebruik

Alcoholonthoudingssyndroom: veroorzaakt door …

A

door plotseling staken of minderen van langdurig overmatig alcoholgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Problematisch alcoholgebruik

verantwoord alcoholgebruik

A

gemiddeld maximaal 2 eenheden alcohol per dag voor mannen en 1 voor vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Problematisch alcoholgebruik

beleid

A

voorlichting
ondersteunende gesprekken
E-mental health (zie Thuisarts.nl/alcohol )
medicatie

=> Thiaminesuppletie (B1) bij (vermoeden) insufficiënt dieet:

  • thiamine 4dd 25mg PO (indien PO niet mogelijk: 1dd 100mg thiamine IM)
  • na staken alcoholgebruik en bij sufficiënt dieet: in 1m afbouwen (elke week - 25mg/d)

=> R/ (matig) ernstige onthoudingsverschijnselen:

  • 1e keus: 3dd 1-2,5mg lorazepam (lft > 65j: 3dd 1mg)
  • Co effect na 1 dag
  • Co (incl. BD, HR, temp) 1x/d bij matig erstige onthoudingsverschijnselen en bij lichte verschijnselen 1x/2d -> tot medicatie gestopt is
  • Bij voldoende onderdrukking vd onthoudingsverschijnselen (doorgaans na 2d): verlaag dosering lorazepam (elke 2d - 1 tablet)

=> Medicamenteuze terugvalpreventie (acamprosaat, naltrexon of disulfiram):

  • verwijzing nr verslavingsinstelling (indien nt haalbaar: overleg met verslavingsarts over zelf starten beh & begeleiding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Problematisch alcoholgebruik

ikv onthoudingsverschijnselen: R/ bij een insult?

A

10mg diazepam rectiole

en verwijs naar een verslavingsinstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Problematisch alcoholgebruik

Indicaties voor klinische detoxificatie bij onthoudingsverschijnselen:

A
  • ernstige (niet medicamenteus te onderdrukken) onthoudingsverschijnselen
  • delier, VG onttrekkingsinsult, verwachting ernstige onthoudingsverschijnselen
  • meerdere verslavingen
  • ernstige psychiatrische co-m (vb. psychose, VG tentamen suïcide)
  • hoge leeftijd, slechte lichamelijke conditie
  • onvoldoende mogelijkheid tot maken van afspraken, zelfzorg of toezicht
  • epilepsie
  • zwangerschap.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Problematisch alcoholgebruik

Indicaties voor behandeling door een verslavingsinstelling bij een stoornis in het gebruik van alcohol:

A
  • begeleiding/behandeling waarbij meer ondersteuning nodig is dan HA kan bieden
  • ernstige ST ih gebruik van alcohol of als de ST begon < 25j
  • ernstige psychiatrische comorbiditeit;
  • zelfverwaarlozing, verwaarlozing van naasten of huiselijk geweld;
  • suïcidegevaar;
  • een onverwerkt negatief life-event als oorzaak vh problematisch alcoholgebruik;
  • jongeren met ernstig problematisch alcoholgebruik;
  • verhoogd risico op Wernicke-encephalopathie (zelfverwaarlozing, cognitieve ST, polyneuropathie) of een vermoeden hierop (oogbewegingsstoornis, loopstoornis, verwardheid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Problematisch alcoholgebruik

acute alcoholintoxicatie: beleid

A

Verwijs direct naar kinderarts/internist bij:
* leeftijd < 15 jaar
* bewustzijnsdaling, shock, ademhalingsdepressie, hypothermie of hypoglykemie;
* aanwijzingen harddrugsgebruik

In andere gevallen, bij adequaat sociaal netwerk: volg expectatief beleid met wekadvies
* contact met HA opnemen bij tekenen aspiratiepneumonie
* jongeren met herhalingsrisico: motiveren vr verwijzing nr in jongeren gespecialiseerde instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Problematisch alcoholgebruik

Patiënten met problematisch alcoholgebruik zijn in het algemeen in de huisartsenpraktijk te behandelen.

Kortdurende interventies door de huisarts en de praktijkondersteuner zijn effectief in het verminderen van alcoholgebruik.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

ADHD bij kinderen

Aanvullend onderzoek naar ADHD?

A

Verricht aanvullend onderzoek naar ADHD (ontwikkelingsanamnese, afname vragenlijsten, gesprek met kind, observaties) bij:
* gedrag passend bij ADHD met duidelijke beperkingen in functioneren of verwijs daarvoor

Bij lichte beperkingen heeft het stellen van de diagnose ADHD geen consequenties voor het beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

ADHD bij kinderen

Probleemgedrag met lichte beperkingen in het functioneren: beleid

A

Voorlichting, opvoedingsadviezen door huisarts

=> bij onvoldoende effect:
* Opvoedingsondersteuning door Centrum Jeugd en Gezin, POH-GGZ Jeugd of orthopedagoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

ADHD bij kinderen

ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder): definitie

A

aanwezigheid van minstens 6 vd 9 DSM-5-kenmerken van onoplettendheid en/of minstens 6 vd 9 kenmerken van hyperactiviteit en impulsiviteit ged minstens 6m en de volgende (obligate) criteria:
* kenmerken in mate die nt overeenstemt met ontwikkelingsniveau
* verscheidene kenmerken < lft 12j
* verscheidene kenmerken op ≥ 2 terreinen (thuis, school, club)
* vermindering functioneren (sociale, schoolse of beroepsmatige)
* niet ikv andere psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

ADHD bij kinderen

Kenmerken van hyperactiviteit en impulsiviteit

A
  1. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn stoel.
  2. Staat vaak op in situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten.
  3. Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten gevoelens van rusteloosheid).
  4. Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten.
  5. Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’.
  6. Praat vaak excessief veel.
  7. Gooit het antwoord er al vaak uit voordat een vraag afgemaakt is.
  8. Heeft vaak moeite op zijn beurt te wachten.
  9. Stoort vaak anderen of dringt zich op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

ADHD bij kinderen

Kenmerken van onoplettendheid

A
  1. Vaak niet voldoende aandacht geven aan details en achteloze fouten maken.
  2. Vaak moeite om aandacht bij het spel of de taak te houden.
  3. Lijkt vaak niet te luisteren bij direct aanspreken.
  4. Volgt aanwijzingen vaak niet op en slaagt er niet in taken af te maken.
  5. Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten.
  6. Vermijdt vaak of heeft afkeer zich bezig te houden met taken die een langdurige geestelijke inspanning vereisen.
  7. Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of activiteiten.
  8. Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels.
  9. Is vaak vergeetachtig tijdens dagelijkse bezigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

ADHD bij kinderen

beleid bij:
* ADHD met psychiatrische co-m
* ADHD met ernstige beperkingen in het functioneren
* ADHD bij kind < 6j

A

Verwijzing naar gespecialiseerde GGZ

=> bij onvoldoende effect: beh en begeleiding door gespecialiseerde GGZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

ADHD bij kinderen

Verwijs naar de generalistische basis-GGZ bij:

A
  • gedrag passend bij ADHD zonder ernstige of complexe problematiek + aanvullend onderzoek niet in de huisartsenvoorziening mogelijk
  • vermoeden van leerstoornis of twijfel aan verstandelijke vermogens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

ADHD bij kinderen

ADHD zonder psychiatrische comorbiditeit: beleid (bij kind ≥ 6 jaar)

A
  • Voorlichting
  • ouder/leerkrachtbegeleiding
  • evt. gedragstherapie voor het kind door gespecialiseerde psycholoog, orthopedagoog of POH-GGZ Jeugd

=> bij onvoldoende effect:
* methylfenidaat (dr HA of kinder- en jeugdpsychiater)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

ADHD bij kinderen

hoe methylfenidaat opstarten

A

Start (bij kinderen ≥ 6j) met kortwerkend methylfenidaat: 0,3 mg/kg/dag, in 2 of 3 giften.

  • Verhoog dosering wekelijks (op geleide van effect en bijwerkingen) met 2,5 tot 5 mg per dosis -> tot max 2 mg/kg/dag of 60 mg/d
  • bij sterke reboundverschijnselen aan het einde van de dag of bij problemen met therapietrouw: vervang kortwerkend methylfenidaat door langwerkend preparaat
  • Tijdens instellen GM: Co 1x/w of 1x/2w -> bij stabiele ingestelde therapie: Co 1x/6m

Overweeg medicatie alleen op schooldagen te gebruiken als schoolproblemen op de voorgrond staan.

Overweeg 1x/jaar stoppoging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

ADHD bij kinderen

KO bij controle kind met methylfenidaat

A

lengte
gewicht

bloeddruk
polsfrequentie

//
(bovengrens BD en HR bij kinderen: tabel NHG)
* HR max 120 bpm bij lft 6-11j, vanaf 12j 100 bpm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

ADHD bij kinderen

opvoedingsadviezen: zie NHG (volledige tekst)

A

ok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

ADHD bij kinderen

Verwijs naar de gespecialiseerde GGZ bij:

A
  • lft < 6 jaar;
  • ernstige beperkingen in functioneren;
  • vermoeden (comorbide) psychiatrische aandoening;
    /
  • ernstige opvoedingsproblematiek of weinig draagkracht vh gezin
  • vermoeden van (kleine) criminaliteit;
    /
  • onvoldoende effect van voorlichting, gedragsmatige interventies en methylfenidaat of als methylfenidaat niet goed w verdragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

ADHD bij kinderen

Verwijs naar een kinderarts met ADHD als aandachtsgebied bij een (vermoeden van) een somatisch onderliggende aandoening.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

ADHD bij kinderen

Veel kinderen met druk, impulsief of onoplettend gedrag met lichte beperkingen in het functioneren voldoen niet aan de criteria voor ADHD, maar zij kunnen wel baat hebben bij dezelfde voorlichting, opvoedingsadviezen en opvoedingsondersteuning.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

ADHD bij kinderen

Diagnostiek en begeleiding van kinderen met ADHD kan in de huisartsenvoorziening worden aangeboden vanaf de leeftijd van 6 jaar. Voorwaarden hiervoor zijn:
* voldoende kennis en expertise
* samenwerking met andere hulpverleners
* periodieke evaluatie vd zorg en samenwerking

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Bedplassen

definitie / criteria

A

URINELOZING in bed tijdens de nachtelijke slaap bij pt ≥ 5 jaar, in de afgelopen 3m ≥ 2x/w ofwel significante lijdensdruk of beperkingen ih functioneren door bedplassen.

Er is GEEN sprake van:
* incontinentie overdag
* mictiepathologie
* somatische aandoening
* bijwerkingen van medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Bedplassen

KO?

A

alleen geïndiceerd bij aanwijzingen voor mictiepathologie of een functiestoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Bedplassen

Aanvullend onderzoek?

A

= geïndiceerd bij aanwijzingen voor onderliggende pathologie

Overweeg mictiedagboek of vragenlijst ‘mictie’ bij:
* diagnostische onzekerheid
* of bij beoordeling vd effectiviteit van een interventie

Urineonderzoek bij aanwijzingen vr urineweginfectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Bedplassen

uitleg en praktische adviezen bij kinderen

A

Uitleg:
oorzaak: kind h nog niet geleerd zich snachts bewust te worden vd aandrang te plassen (zindelijk worden = een leerproces), gunstige prognose (meeste kinderen w uiteindelijk droog snachts, ook zonder beh)

Adviezen:
’s avonds drinken mag
matrasbescherming
positieve aandacht
vast bedpatroon

(details: zie NHG)

=> als dit onvoldoende is: gedragsmatige aanpak
* positieve aandacht (prijzen wnr droog, niet straffen als in bed geplast, taak geven bij bed verschonen)
* vast bedpatroon (verhaaltje voor slapen gaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Bedplassen

hoe diagnose stellen

A

obv leeftijd (≥ 5j) en anamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Bedplassen

DD

A
  • UTI
  • mictiepathologie (OAB, verminderde blaascapaciteit, obstructie, corpus alienum, ureterocele, meatusstenose of ectopische urethra)
  • neurologische aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Bedplassen

argumenten voor mictiepathologie?

A

plasfrequentie ≥ 8 keer/dag
persen bij plassen
onderbroken straal
zeer verre straal
druppelsgewijs plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Bedplassen

adviezen voor adolescenten en volwassenen

A
  • in het verleden niet-succesvol uitgevoerde interventies opnieuw overwegen (zinvol, al is kans op succes beperkt)
  • Adviezen vr kinderen z deels ook bruikbaar vr adolescenten en volw
  • interventie zoals plaswekker of droogbedtraining aanbieden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Bedplassen

Niet-medicamenteuze behandeling: wnr overwegen?

A

bij onvoldoende effect van voorlichting en advies

en/of (veel) hinder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Bedplassen

hoe vaak controle bij niet-medicam aanpak?

A

maandelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Bedplassen

Medicamenteuze behandeling

A

niet aanbevolen

Evt kortdurend gebruik desmopressine 0,2mg PO voor het slapen wnr
=> het effect op de korte termijn grote meerwaarde h,
=> gedragsmatige beh (nog) geen gewenst effect h
=> en alternatieven ontbreken
* bv. bij een logeerpartij of kamp [proefbehandeling 1 of enkele nachten voorafgaand]
* vochtinname beperken: 1u vóór tot 8u na desmopressine-inname
* bij onvoldoende effect: evt dosisverhoging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Bedplassen

Niet-medicamenteuze behandeling

A

Weinig intensieve methoden (min 2m, Co 1x/m):

  • opnemen (uit bed tillen en op toilet zetten) met (wakkerder) of zonder wachtwoord
  • wakker maken (na min 2u slaap)
  • beloning geven (bij droge nacht)

Intensieve methoden :

  • plaswekker (alarm bij nat w, max effect bij 4m, Co 1x/m)
  • combinatie van methoden

opm: Consulteer of verwijs zo nodig voor weinig intensieve en intensieve niet-medicamenteuze methoden naar jeugdgezondheidszorg/GGD of (bekken)fysiotherapeut (met ervaring met bedplassen)

Complexe methoden:

  • (dr bekwame HA, specialist of een (kinder)(bekken)fysiotherapeut)
  • droogbedtraining (plaswekker + gedragstherap maatr) (4m, Co 1x/m)
  • blaastraining (Spieroefeningen bekkenbodemspieren, oefenen plas langer ophouden) (enige verbetering kan na 2w, duur 3m of langer vr blaascontrole)

Bij psychopathologie: verwijzen vr psychotherapeutische aanpak

Bij pathologisch mictiepatroon: verwijzen nr kinderarts of (kinder)uroloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Bedplassen

Het natuurlijk beloop van bedplassen bij kinderen is meestal gunstig.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Bedplassen

hoe vaak controle bij kortdurend gebruik despopressine?

A

evalueer na enkele dagen tot een week het effect (zo nodig), de bijwerkingen en de tevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Overspanning en burn-out

Overspanning (surmenage) -> citeria?

A

Aanwezigheid vd volgende 4 criteria:

=> spanningsklachten: min 3 vd volgende klachten:
* moeheid,
* gestoorde/onrustige slaap,
* prikkelbaarheid,
* niet tegen drukte/lawaai kunnen,
* labiliteit,
* piekeren,
* gejaagd gevoel,
* concentratieproblemen/ vergeetachtigheid

=> controleverlies: gevoelens van controleverlies en/of machteloosheid;

=> disfunctioneren: significante beperkingen in het beroepsmatig en/of sociaal functioneren;

=> bovengenoemde 3 verschijnselen z niet uitsluitend het gevolg van een psychiatrische ST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Overspanning en burn-out

Burn-out =

A

Overspanning waarbij de klachten min 6m aanwezig z + moeheid en uitputting op de voorgrond staan.

59
Q

Overspanning en burn-out

voorlichting

A

Overspanning = gevolg van overbelasting dr stressgevende omstandigheden
-> waardoor iemand niet meer in staat is stress te hanteren
=> met als gevolg: controleverlies + disfunctioneren
* Lichamelijke klachten ku het gevolg z vd overspanning
* komt regelmatig voor
* is doorgaans van voorbijgaande aard.
* volledige herstelproces duurt vaak enkele maanden (bij burn-out langer)

Behandeling is gericht op het hervinden vh evenwicht tss draaglast en draagkracht.

60
Q

Overspanning en burn-out

Niet-medicamenteuze behandeling

A

het herstelproces bestaat uit 3 fasen => pt per fase concrete taken geven

Crisisfase (gem 3w)
Hersteltaken: acceptatie, rust/ontspanning en dagstructurering

  • regelm afwisselend activerende en ontspannende activiteiten
  • behoud/aanbrengen van structuur in dagelijkse activiteiten
  • werkende pt die reeds verzuimt: verzuimperiode beperken
  • werkende pt die niet verzuimt: (gedeeltelijk) blijven participeren
  • evt aanvullend: praatadviezen, schrijf- en piekeropdrachten, ontspanningsoefeningen.

Probleem- en oplossingsfase (gem 3-6w)
Hersteltaken: in kaart brengen van problemen en oplossingsrichtingen

  • bespreek welke problemen rol spelen, hoe beïnvloedbaar ze z en wat er moet gebeuren/veranderen
  • bespreek mogelijke oplossingen: wenselijkheid, haalbaarheid, toepasbaarheid.
  • bespreek de aanpak in vergelijkbare situaties waarbij de coping wel goed ging.
  • Help bij het benoemen en bewust w van persoonlijke kracht en energiebronnen.
  • Stimuleer werkende pt de problematiek te bespreken met werkgever en bedrijfsarts.
  • bij arbeidsconflict: motiveren om dit op de werkplek op te lossen
  • evt aanvullend: opstellen problemen-/oplossingenlijst, fysieke activiteit, mindfulness.

Toepassingsfase (gem 6w)
Hersteltaken: toepassen van oplossingen en weer oppakken van rollen en taken

  • Stimuleer inzichten en vaardigheden in praktijksituaties toe te passen + het functioneren in de diverse rollen te hernemen (thuis, werk, sociaal).
  • Start toepassing van eenvoudige oplossingen; het slagen hiervan leidt tot positieve ervaringen.
  • Voorkom langdurig werkverzuim.
61
Q

Overspanning en burn-out

Medicamenteuze behandeling

A

Niet geïndiceerd.
* Tijdens crisisfase: evt max 2w symptoombehandeling

62
Q

Overspanning en burn-out

hoe vaak controle?

A

Eerste controle in de crisisfase: na 1-2w
=> daarna: om de 3-4w tot herstel

opm: Stel steeds vast in welke fase de patiënt zich bevindt en beoordeel aan de hand daarvan het herstelproces.

63
Q

Overspanning en burn-out

wat doen bij geen voortgang?

A
  • Aanwezige stressfactoren niet aan bod gekomen? Spelen er nieuwe dingen?
  • Somatische oorzaken of psychische stoornissen voldoende uitgesloten?
  • Overleg (na toestemming pt) met bedrijfsarts over werkgerelateerde factoren
  • Start (afh vd mate van disfunctioneren en lijdensdruk) aanvullende interventie in de HA-praktijk of verwijs
64
Q

Overspanning en burn-out

wnr verwijzen naar ggz of verslavingszorg?

A
  • stagnatie herstelproces zonder heldere verklaring
  • stagnatie > 3-6w
  • ernstig disfunctioneren en lijdensdruk
  • (vermoeden) psychiatrische (co)morbiditeit
65
Q

Overspanning en burn-out

wnr verwijzen naar bedrijfsarts?

A

arbeidsconflict of werkgerelateerde factoren -> die het herstel en/of werkhervatting belemmeren

66
Q

Overspanning en burn-out

Verwijzing nr algemeen of bedrijfsmaatschappelijk werk of Centrum Jeugd en Gezin (sociaal wijkteam) bij: vragen op gebied van welzijn (financieel, huisvesting) en jeugdzorg.

A

klopt

67
Q

Overspanning en burn-out

Overspanning en burn-out zijn het gevolg van overbelasting door een of meer stressoren waarbij de stresshantering (coping) onvoldoende toereikend is.

A

klopt

68
Q

Angst

Angstklachten =

A

klachten waarbij ‘normale’ angst een rol speelt.
* De klachten zijn gerelateerd aan problemen die als bedreigend w ervaren op belangrijke levensgebieden.

69
Q

Angst

Abnormale angst =

A

na geen of een (minimale) prikkel ontstaat een ongewoon heftige en/of langdurige oninvoelbare angst, die niet past bij de situatie.

70
Q

Angst

Posttraumatische-stressstoornis =

A

herbelevingen van een traumatische gebeurtenis.

71
Q

Angst

Hypochondrie

A

aanhoudende angstige preoccupatie met de mogelijkheid een ernstige ziekte te hebben of te krijgen, ondanks adequate medische beoordeling en geruststelling

72
Q

Angst

Angststoornis =

A

stoornis met abnormale angst en aanhoudend subjectief lijden of belemmering vh sociaal functioneren.

De DSM onderscheidt:
* paniekstoornis,
* specifieke fobie,
* sociale fobie,
* obsessieve-compulsieve stoornis,
* gegeneraliseerde-angststoornis.

73
Q

Angst

4DKL kan gebruikt worden voor onderscheid …

A

angst,
depressie,
somatisatie
en spanningsklachten.

74
Q

Angst

Posttraumatische-stressstoornis: beleid

A

voorlichting + verwijzen

75
Q

Angst

Specifieke fobie / Hypochondrie: beleid

A

stap 1: voorlichting

stap 2: CGT (zelfhulp)

stap 3: CGT (ggz)

76
Q

Angst

Gegeneraliseerde-angststoornis / Sociale fobie / Paniekstoornis: beleid

A

stap 1: voorlichting

stap 2: CGT (zelfhulp)

stap 3: CGT (ggz) of anti-depressivum

77
Q

Angst

Obsessieve-compulsieve stoornis: beleid

A

voorlichting + verwijzen

78
Q

Angst

voorlichting / nt-medic aanpak bij:
Angststoornis, posttraumatische-stressstoornis of hypochondrie

A

verdwijnt vaak niet vanzelf

Stap 1: uitleg over vicieuze angstcirkel + factoren die angst uitlokken & in stand houden

Stap 2: Bij relatief gering lijden en weinig tot geen sociaal disfunctioneren -> zelfhulp met begeleiding op afstand

Stap 3: Indien pt geen zelfhulp wil, er geen verbetering is na 6-8w of bij ernstig lijden en/of aanzienlijk sociaal disfunctioneren: CGT of antidepressivum (behalve bij specifieke fobie en hypochondrie).
* Combinatietherapie van psychotherapie en antidepressiva h meerwaarde als deze behandelingen alléén onvoldoende effect hebben.

79
Q

Angst

Angstklachten: beleid

A

voorlichting
* komen regelmatig voor, van voorbijgaande aard, gerelateerd aan levensprobl
* Bij angstklachten is medicatie niet nodig/geïndiceerd.

evt PST (problem-solving treatment)
* indien angst gepaard met depressieve klachten of psychosociale probl

80
Q

Angst

indien indicatie antidepressivum -> keuze GM?

A

SSRI’s h een iets gunstiger bijwerkingenprofiel dan TCA’s -> en daarom een lichte voorkeur

SSRI:
* Bij jongvolwassenen (18-25) bij aanvang (mogelijk) verhoogd risico op suïcidaalgedrag

=> Citalopram

  • 10mg/d, langzaam ophogen naar 20
  • max 40 (ouderen 20)
  • Voorkeur bij ouderen

=> Paroxetine

  • 10mg/d, langzaam ophogen naar 20
  • max 60 (ouderen 40) (bij sociale fobie en gegeneral angstST max 50)

=> Sertraline

  • 50mg/d (jongvolwassenen en ouderen start met 25)
  • max 200 (ouderen 150)
  • Voorkeur bij ouderen
  • Startdosering halveren bij verwachte bijwerkingen

TCA
* NIET bij sociale fobie
* CI: recent hartinfarct

=> Clomipramine of Imipramine

  • 25 a.n., langzaam ophogen tot 100 in 2 - 3 giften (ouderen: start met 10 a.n. en ophogen tot 30)
  • Clomipramine: max 250 in 2 - 3 giften (ouderen 30 – 50)
  • Imipramine: max 300 in 2 - 3 giften (ouderen 30 – 50)
  • Startdosering halveren bij verwachte bijwerkingen
81
Q

Angst

wat overwegen bij de start van een antidepressivum om initiële angsttoename te ondervangen?

A

gedurende maximaal 2 tot 4 weken
* oxazepam 30mg in 3 giften (max 150 mg/dag)
* of diazepam 5-10 mg (max 40 mg/dag)

82
Q

Angst

medicatie bij bij examen- of podiumvrees?

A

propranolol (10 tot 40 mg), 0,5 tot 2 uur van tevoren

83
Q

Angst

antidepressivum: hoe lang?

A

Continueer een antidepressivum bij voldoende effect ten minste 6m na remissie

=> Adviseer daarna geleidelijk af te bouwen
* NIET acuut stoppen vanwege risico op onttrekkingsverschijnselen
* uitleg over mogelijke onttrekkingsverschijnselen tijdens afbouwen

84
Q

Angst

hoe vaak controle bij angstklachten?

A

Na 1 tot 2 weken
* ter beoordeling of de klachten verbeteren
* eerder bij verergering.

Bij verbetering of herstel:
* geen verdere controles nodig.

85
Q

Angst

hoe vaak controle bij angststoornis?

A

1- of 2-wekelijkse controles
* Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) na start van SSRI wekelijks controleren ged min 1m (vanwege verhoogd risico op suïcidaal gedrag)

=> Bij voldoende effect vd beh: controlefrequentie geleidelijk verminderen naar 1×/3m

86
Q

Angst

Indicaties voor consultatie van of verwijzing naar de ggz:

A
  • problemen met de diagnostiek
  • onvoldoende effect beh na 8-12w
  • suïcidaliteit
  • ernstig lijden of sociaal disfunctioneren dat slecht beïnvloedbaar is
  • bepalen van plaats van antidepressiva bij zws of lactatie
  • obsessieve-compulsieve stoornis (CGT met responspreventie)
  • posttraumatische-stressstoornis (traumagerichte CGT of EMDR)
87
Q

Angst

Denk aan angstklachten of een angststoornis: bij frequent spreekuurbezoek / bij lichamelijke klachten die onvoldoende verklaard w door een somatische oorzaak

A

klopt

88
Q

Angst

Besteed bij herstelde patiënten aandacht aan terugvalpreventie.

A

klopt

89
Q

Angst

Het onderscheid tussen angstklachten en de verschillende angststoornissen is van belang voor:
* prognose
* keuze van behandeling

A

klopt

90
Q

Delier

Een delier kenmerkt zich door:

A
  • aandachts- en bewustzijnsST
  • acuut begin (in uren tot dagen) + over de dag fluctuerende ernst vd symptomen
  • verandering in cognitie of waarnemingsST (hallucinaties); soms ook (paranoïde) wanen.
91
Q

Delier

oorzaak

A

door 1 of meer lichamelijke ziekten, geneesmiddelenintoxicaties of onttrekking van medicatie / alcohol.

92
Q

Delier

Aanvullend onderzoek

A

Onderzoek direct ‘aan het bed’:

  • glucosespiegel,
  • nitriettest,
  • zuurstofsaturatie (bij dyspneu).

=> bij onvoldoende verklaring vr het delier: dit uitbreiden met:

  • BSE of CRP, Hb, Ht, leukocyten, TSH
  • creatinine (eGFR-schatting), natrium, kalium, calcium (bij bedlegerige pt’en en botmetastasen)
  • ALAT, γ-GT (versterking vermoeden overmatig alcoholgebruik)
  • dipslide of urinesediment;
  • op indicatie: gericht aanvullend onderzoek.

=> uitgebreidheid vh onderzoek hangt ook af vh premorbide functioneren + levensverwachting vd pt

93
Q

Delier

DD

A

depressie
psychose
probleemgedrag bij dementie

94
Q

Delier

diagnostiek

A

bij signalen die kunnen wijzen op delier bv. plotselinge verwarheid –> deliersymptomen nagaan

Stel de diagnose delier bij aanwezigheid van ALLE drie kenmerken

  • een aandachts- en bewustzijnsstoornis;
  • acuut begin (in uren tot dagen) en over de dag fluctuerende ernst van de symptomen;
  • verandering in cognitie of waarnemingsstoornis (hallucinaties); soms ook (paranoïde) wanen

opm: bij pt met dementie kan plotseling toenemende verwardheid ook zonder duidelijke fluctuaties en aandachtsST duiden op delier

=> aanwijzingen dat de stoornis w veroorzaakt dr een of meer lichamelijke ziekten, geneesmiddelenintoxicaties of onttrekking van medicatie of alcohol, ondersteunen de diagnose.

INDIEN NIET ALLE SYMPTOMEN AANWEZIG ZIJN:
=> overweeg
* andere diagnose (zie DD)
* of zich ontwikkelend of verblekend delier => herbeoordeling na 24 u

95
Q

Delier

beleid

A

(1) zoek oorzaken / RF

  • (hetero)anamnese, KO, aanvullend onderzoek
  • behandel (potentieel) oorzakelijke factoren -> vb. saneer medicatie (vnl anticholinergica) -> zo nodig overleg met specialist/apotheker
  • evt consultatie/verwijzing/opname bij onvold onderzoeks- of behandelingsmogelijkh

(2) regel adequate zorg en veiligheid

  • continue opvang, evt mantel- of thuiszorg
  • uitleg en adviezen (medicatie, voldoende drinken, mobilisatie, geruststellende boodschappen, communiceren met korte zinnen)
  • (controle) afspraken
  • evt consultatie/verwijzing/opname bij onvoldoende garantie adeq zorg/veiligh

(3) behandel symptomatisch

=> nt-medicam

  • herkenningspunten (klok)
  • bezoek dr bekenden
  • bril/hoortoestel
  • mobilisatie
  • rustgevende, goed verlichte ruimte
  • bewaak nachtrust, nl dag-nachtritme

=> medic (alleen bij hevige agitatie - motorische onrust / hallucinaties / angst / gevaar voor zichz of anderen)

  • 1e k: haloperidol 0,5-1,5mg 2dd
  • in crisissituatie: elk uur herevaluatie + zo nodig dosis herh (max 10mg/d - in terminale fase max 20mg/d)
  • alleen bij blijvende onrust: kortdurend lorazepam (0,5-2mg/2u) toevoegen + als eerste afbouwen
  • haloperidol afbouwen na max 1w (tenzij in terminale fase): halveer dosis elke 2d
  • evt consultatie/verwijzing/opname bij onvold effect of noodzaak > 1w GM
96
Q

Delier

wnr is haloperidol (haldol) niet 1e keuze?

A

bij ziekte van Parkinson of Lewy body dementie
* haloperidol gecontra-indiceerd!
* overleg medicatie met specialist

bij alcoholonttrekkingsdelier
* 1e keus: lorazepam 1-2mg/2 uur PO of parenteraal
* op korte termijn aangevuld met vitamine B1-suppletie.

97
Q

Delier

Oorzaken behandelen:
* Beperk medicatie tot het noodzakelijke minimum + vermijd combinaties uit dezelfde medicijngroep.
* Behandeling somatische oorzaken

A

klopt

98
Q

Delier

Specifieke aandachtspunten bij een delier in de palliatieve fase

A

Bij delier na verhoging morfinedosering:
* dosering verlagen
* of opioïdrotatie (fentanyl < > morfine)

Bij middelen-/alcoholonttrekkingsdelier:
* herstart onttrokken middel zoals benzodiazepine, nicotinepleister.

Zo nodig dosering haloperidol ophogen tot max 20mg/d (zonder beperking gebruiksduur)
* evt in combi met lorazepam 1-2mg, zo nodig elke 6u (bij slikproblemen SL of parenteraal)

Consulteer zo nodig een consulent palliatieve zorg + overweeg verzorging in een hospice

99
Q

Delier

hoe vaak controle?

A

Controleer eerste dagen dagelijks op:
* beloop symptomen delier;
* beloop van onderliggende ziekte;
* complicaties (ondervoeding, dehydratie, vallen, urineretentie, decubitus, contracturen).

=> Pas de behandeling aan of verricht alsnog nadere diagnostiek indien het delier niet opklaart.

opm: balasting mantelzorgers / noodz aanvullende zorg ook niet vergeten evalueren

100
Q

Delier

  • Een delier is een ernstig, spoedeisend beeld dat wordt uitgelokt door 1 of meer somatische stoornissen; onderzoek naar en behandeling van de oorzaken staan centraal in de aanpak.
  • Een delier kan voor patiënt en naasten/verzorgers een beangstigende ervaring zijn en leiden tot een (crisis)situatie waarin de omgeving op korte termijn om een oplossing vraagt, in het bijzonder bij ernstig zieke of zeer onrustige patiënten.
  • Denk aan delier bij een bewustzijnsverandering met een aandachtsstoornis, incoherent denken of desoriëntatie, als dit beeld in korte tijd (uren tot dagen) is ontstaan en de ernst van de symptomen over het etmaal fluctueert.
  • Patiënten met een cognitieve stoornis/dementie hebben een (sterk) verhoogde kans op een delier. Ook zonder aandachtsstoornis en duidelijke fluctuaties kan plotseling toenemende verwardheid bij hen duiden op een delier.
  • Een goede heteroanamnese van verzorger(s) is essentieel voor herkenning van een delier, omdat de anamnese vanwege de wisselende toestand van de patiënt niet betrouwbaar is.
  • De behandeling en preventie richten zich op beïnvloedbare factoren die een delier kunnen uitlokken, zoals medicatie, (sterke) ondervoeding, dehydratie, slaapdeprivatie, immobiliteit, visus- en gehoorbeperking.
  • Indien medicamenteuze bestrijding van angst, achterdocht, hallucinaties of hevige motorische onrust is geïndiceerd, is haloperidol het middel van eerste keus, behalve bij patiënten met de ziekte van Parkinson of ‘Lewy body’-dementie.
  • Belangrijke voorwaarden voor (thuis)behandeling van een patiënt met een delier zijn: (a) een veilige omgeving, met continue aanwezigheid van verzorgers (b) één van de betrokken hulpverleners (bij voorkeur wijkverpleegkundige of huisarts) is coördinator en aanspreekpunt
  • Als voorbereiding op ontslag uit het ziekenhuis van een patiënt met nog aanwezige symptomen van een delier is transmuraal overleg tussen behandelend specialist en huisarts vereist, evenals afstemming met patiënt, mantelzorger en eventueel de thuiszorgorganisatie.
A

klopt

101
Q

Depressie

Depressieve klachten =

A

Sombere stemming waar de patiënt hinder van ondervindt maar waarbij niet wordt voldaan aan de DSM-criteria voor een depressie

102
Q

Depressie

depressie (DSM-5) =

A

Aanwezigh 5 sympt, waarvan ≥ 1 kernsymptoom, ged > 2 aaneengesloten weken

=> Kernsymptomen:

  • sombere stemming ged grootste deel vd dag
  • duidelijke vermindering van interesse of plezier in (vrijwel) alle activiteiten

=> Overige symptomen:

  • duidelijke gewichtsvermindering of -toename
  • slapeloosheid of overmatig slapen
  • psychomotorische agitatie of remming
  • moeheid of energieverlies
  • gevoelens van waardeloosheid of buitensporige/onterechte schuldgevoelens
  • verminderd vermogen tot nadenken, concentratieverlies of besluiteloosheid
  • terugkerende gedachten aan dood, suïcidegedachten, suïcideplannen of suïcidepoging

//
Opmerkingen:

  • de symptomen voldoen niet aan de criteria vr een gemengde episode (dus geen tot weinig manische kenmerken)
  • klinisch significant lijden of belemmering in sociale/beroepsmatige/andere belangrijke omstandigheden
  • niet het gevolg van middelengebruik (bv drugs of medicatie) of een somatische aandoening (bv hypothyreoïdie).
  • niet w verklaard dr rouw (bv verlies van geliefde)

DUS weeg de volgende factoren mee:

  • lijdensdruk en sociaal disfunctioneren
  • aanwezigh psychische co-m
  • psychotische kenmerken, manische fasen in VG
  • suïcidaliteit
103
Q

Depressie

De ernst van de depressie wordt bepaald aan de hand van …

A

het aantal symptomen
* Hoe meer bovenstaande factoren en symptomen aanwezig zijn, hoe ernstiger de depressie.

104
Q

Depressie

Persistente depressieve stoornis =

A

Depressieve klachten die ≥ 2 jaar gedurende het grootste deel vd dag aanwezig zijn en naast de sombere stemming nog 2 andere DSM-symptomen aanwezig zijn

105
Q

Depressie

Onderzoek bij patiënten > 65 jaar …

A

het cognitieve functioneren

106
Q

Depressie

anamnese: eerste oriëntatie en klachtexploratie

A

eerste oriëntatie
* aanwezigh kernsymptomen bevragen
* bij 1 bevestigend antwoord vragen “is dit iets waar u hulp voor zou willen hebben? -> zo ja: klachten exploreren

klachtexploratie
* SCEGS model
* vragenlijsten -> evt 4DKL

107
Q

Depressie

subvormen -> voorbeelden?

A

winterdepressie,
postpartumdepressie,
persisterende depressieve ST

108
Q

Depressie

Beoordeel ook of er sprake is van
* bipolaire stoornis,
* depressie met psychotische kenmerken
* of recidief depressie.

A

klopt

109
Q

Depressie

Depressieve klachten R/

A

Initieel beleid
* Voorlichting
* Dagstructurering en activiteitenplanning

Vervolgbeleid
* Kortdurende psychologische beh

110
Q

Depressie

Depressie zonder ernstig sociaal disfunct, grote lijdensdruk of ernstige co-m // Persisterende depressieve ST: R/

A

Initieel beleid
* Voorlichting
* Dagstructurering en activiteitenplanning
* Kortdurende psychologische behandeling

Vervolgbeleid
* Psychotherapie of antidepressivum

111
Q

Depressie

Depressie met ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit

A

Initieel beleid
* Voorlichting
* Dagstructurering en activiteitenplanning
* Overweeg antidepressivum of psychotherapie
* Overweeg verwijzing

Vervolgbeleid
* Verwijzing
* Combinatie psychotherapie en antidepressivum
* Ander antidepressivum

112
Q

Depressie

Postpartumdepressie R/

A

Initieel beleid
* Voorlichting
* Dagstructurering en activiteitenplanning
* Kortdurende psychologische behandeling
* Overweeg verwijzing
* Bij psychose of zorgen over kind / relatie met kind: spoedverwijzing

Vervolgbeleid
* Psychotherapie of verwijzing

113
Q

Depressie

Winterdepressie R/

A

Initieel beleid
* Voorlichting
* Dagstructurering en activiteitenplanning
* Kortdurende psychologische behandeling

Vervolgbeleid
* Psychotherapie of antidepressivum, of verwijzen voor lichttherapie

114
Q

Depressie

beloop

A

Depressieve klachten komen vaak voor + zijn meestal van voorbijgaande aard.

Bij depressie is ongv 50% na 6m hersteld

115
Q

Depressie

adviezen / nt-medic beh

A

=> actieve houding en levenswijze h gunstige invloed op herstel
* dagstructurering (vaste tijden opstaan/slapen/maaltijden, plan vr andere activiteiten incl werk)
* dagelijks nr buiten gaan
* fysieke activiteit
* gezond eten
* sociale contacten onderhouden

evt kortdurende psychologische behandeling

116
Q

Depressie

Medicamenteuze behandeling

A
  • eerste keus: SSRI
  • dosering ophogen iom met pt (obv effect en NE) tot de best verdragen of maximale dosering
  • Evalueer na 4-6w
  • bij goede respons: beh ≥ 6m na remissie voortzetten (bij recidief depressie: ≥ 1j)
117
Q

Depressie

antidepressivum: indicaties?

A

Start een antidepressivum bij
* pt’en met depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische co-m met onvoldoende effect van het initiële beleid én met voorkeur vr antidepressiva boven psychotherapie
* pt met depressie met ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk, of ernstige psychische co-m => overwegen als initieel beleid, ter overbrugging vd wachttijd na verwijzing

118
Q

Depressie

antidepressivum: mogelijke bijwerkingen

A

misselijkheid, droge mond,
seksuele klachten,
slaapproblemen, moeheid,
nervositeit, angst, tremor

119
Q

Depressie

waar aandacht voor hebben bij start antidepressivum bij jongvolwassenen (18-25 jaar)?

A

Schat het suïciderisico in vanwege licht verhoogd risico op suïcidaliteit

120
Q

Depressie

Antidepressivum -> aandachtpunten bij ouderen (> 70 jaar)?

A

bij gebruik van een diureticum:
* bepaal het natriumgehalte na 5-9d
* Herhaal bij aanpassing vd dosering

Bepaal het natriumgehalte ook zonder gebruik van diuretica bij:
* een intercurrente ziekte met risico op elektrolytstoornissen (diarree/braken)

121
Q

Depressie

Afbouwen van SSRI’s

A
  • uitleg over mogelijke onttrekkingsverschijnselen (meer risico hierop bij hogere dosering / onttrekkingsversch bij gemiste dosis / eerdere stoppogingen mislukt)
  • afspraken: tempo, doseringsstappen, controles

===> voorbeelschema: zie NHG

122
Q

Depressie

hoe vaak controle?

A

Depressie: Co 1x/1-2w
* frequentie ~ ernst + wijze waarop pt met situatie omgaat
* jongvolwassenen (18-25j) bij start antidepressiva: wekelijks Co in eerste maand (verhoogd risico suïcidaal gedrag)
* Verminder controlefrequentie geleidelijk bij gunstig beloop

123
Q

Depressie

Consultatie en verwijzing (ggz): zie NHG

A

ok

124
Q

Depressie

evaluatie van suïcidaliteit: onderscheid maken tss …

A

Geen suïcidaliteit
* gedachten over dood
* geen gedachten over suïcide
* is normaal (geen teken van suïcidaliteit)

Lichte suïcidaliteit
* af en toe vluchtige gedachten over suïcide
* pt h controle over de suïcidale gedachten
* er is geen plan
* liever willen leven dan sterven

Ambivalente suïcidaliteit
* sterk impulsief gekleurde gedachten over suïcide
* er zijn suïcideplannen: maar deze z niet uitgebreid uitgewerkt
* zowel suïcide willen plegen als wel willen leven

Ernstige suïcidaliteit
* structureel aanwezige gedachten over suïcide en wanhoopgevoelens
* bang vr eigen impulsiviteit
* vss methoden overwogen, er is een uitgebreid plan
* liever willen sterven dan leven

Zeer ernstige suïcidaliteit
* pt kan niet langer wachten met suïcide plegen of h al een suïcidepoging gedaan
* blikvernauwing, onrust, grote wanhoop en radeloosheid
* geen oog meer vr consequenties voor achterblijvers
* geen energie meer om door te leven

125
Q

Depressie

suïcidaliteit: stroomschema beleid

A

direct levensgevaar
* 112 en/of crisisdienst

zeer ernstige / ernstige / ambivalente suïcidaliteit
* verwijs nr crisisdienst voor directe beoordeling

lichte suïcidaliteit
* behandeling door HA
* overweeg consultatie / verwijzing nr gespecialiseerde ggz bij onvoldoende expertise of vertrouwen in de behandeling

twijdel over ernst suïcidaliteit
* verwijs nr crisisdienst voor directe beoordeling

(voor meer details: zie NHG)

126
Q

depressie

  • De eerste keus bij medicatie voor volwassenen bestaat uit 4 SSRI’s; voor ouderen (>70 jaar) 2 SSRI’s.
    => Bij (jong)volwassenen is een vd volgende SSRI’s het middel van 1e keus: citalopram, escitalopram, fluoxetine of sertraline;
    => Bij ouderen is citalopram of sertraline 1e keus.
  • Tricyclische antidepressiva worden niet langer aanbevolen als antidepressivum van eerste keus.
  • De doseringen voor jongvolwassenen en volwassenen zijn gelijkgetrokken vanwege het risico op onderdosering en het ontbreken van wetenschappelijke onderbouwing voor lage startdoseringen voor jongvolwassenen
  • De diagnostiek bij het vermoeden van een depressie vraagt een brede klachtexploratie, waarvoor vaak meerdere consulten nodig zijn.
  • Voor een effectieve aanpak is het van belang dat de patiënt gemotiveerd is voor behandeling en (mede)verantwoordelijkheid neemt voor het herstel.
  • De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting; bij persisterende klachten. Bij een depressie worden ook dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling aangeboden.
  • Bij onvoldoende effect van bovenstaande behandelingen is bij een depressie psychotherapie of een antidepressivum geïndiceerd; de indicatie hiervoor is ongewijzigd.
  • Bij een depressie met ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit is direct starten met psychotherapie of een antidepressivum geïndiceerd.
  • Controle van het beloop is bij alle patiënten met depressieve klachten of een depressie van belang. Bij jongvolwassenen is deze intensiever, initieel elke week.
  • Bespreek met herstelde patiënten het afbouwen van de gestarte antidepressiva en besteed aandacht aan begeleiding bij afbouwen en stoppen.
  • Besteed bij herstelde patiënten aandacht aan terugvalpreventie.
A

klopt

127
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Slapeloosheid =

A

min 3x/week slecht in- en/of doorslapen + slechter functioneren overdag

128
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Vermeende slapeloosheid =

A

klachten over slecht slapen, zonder klachten over het functioneren overdag.

129
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

voorbeelden van overige slaapstoornissen:

A

obstructieveslaapapneusyndroom,

restless-legssyndroom,

nachtelijke kuitkrampen,

het vertraagdeslaapfasesyndroom

en narcolepsie.

130
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Chronisch gebruik slaapmiddelen =

A

gebruik van slaapmiddelen ged > 60d in de afgelopen 3m

131
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

KO bij rusteloze benen en nachtelijke kuitkrampen

A

onderzoek naar aanwezigheid van
* varicosis,
* perifere neuropathie
* en perifeer arterieel vaatlijden

132
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Aanvullend onderzoek

A

evt slaapdagboek

133
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

kortdurende vs langdurende slapeloosheid

A

kortdurende slapeloosheid: < 3w bestaand
* oorzaak meestal bekend

langerdurende slapeloosheid: > 3w bestaand
* vaak meerdere oorzaken
* negatieve conditionering speelt altijd mee

134
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

spreiding in slaapbehoefte

A

6 tot 10 uur
* inslaaptijd varieert sterk
* normaal om aantal keren per nacht kortdurend wakker te z
* ouderen slapen korter & lichter
* in de loop vd nacht w de slaap lichter + w men makkelijker wakker

135
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

beleid bij slapeloosheid

A
  • regelmatige tijden van naar bed gaan en opstaan
  • overdag: voldoende lichaamsbeweging / geen dutjes
  • vermijd ‘s avonds of kort voor het slapen: uitvoeren van complexe activiteiten / overmatig gebruik beeldschermen / intensief sporten / koffie / alcohol / zware maaltijd

bij langerdurende slapeloosheid:
* stimuluscontrole: ga nr bed wnr slaperig; sta op als het > 15min duurt voor u in slaap valt + ga nr andere ruimte, doe iets rustigs + weer nr bed als slaperig
* slaaprestrictie: beperk de tijd in bed tot de huidige gemiddelde slaapduur, vergroot de tijd in bed steeds met 15min als de pt op 5d ≥ 90% vd tijd in bed slaapt;
* ontspanningsoefeningen
* cognitieve therapie: probeer disfunctionele gedachten en negatieve cognities om te buigen

Medicatie zo geïndiceerd
* opm: Voorkom chronisch gebruik dr spaarzaam voorschrijven!

136
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

medicamenteuze behandeling: indicatie

A

Slaapmiddelen zijn alleen geïndiceerd bij
* hoge lijdensdruk
* en/of ernstig disfunctioneren overdag

137
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

medicamenteuze behandeling: welk slaapmiddel?

A

Schrijf kortdurend (eenmalig) een kortwerkend slaapmiddel voor:
* 10-20mg temazepam (ouderen: 10mg)
* of 10mg zolpidem (ouderen: 5mg)
* geef max 5 tot 10 tabletten
* altijd in combinatie met voorlichting/adviezen

Schrijf geen andere middelen voor, zoals melatonine of valeriaan.

138
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

chronisch slaapmiddelengebruik: strategie stoppen?

A

pt met ≤ 1 standaarddagdosering/dag:
=> stuur een stopbrief met praktische aanwijzingen om te stoppen (zie bijlage bij de NHG standaard)

pt met > 1 standaarddagdosering/dag en pt met ≤ 1 standaarddagdosering/dag bij wie de stopbrief niet effectief was:
=> begeleiding dmv gereguleerdedosisreductiemethode
* zet het kortwerkende slaapmiddel evt om in diazepam (= langwerkende bezno; zie NHG voor equivalente doseringen)
* verminder telkens na bv 1w de dosis met 25%
* bij ontwenningsverschijnselen: volgende dosisafbouwstap evt 1w uitstellen

139
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

  • Overweeg alleen in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij acute ernstige slapeloosheid, om een slaapmiddel voor te schrijven met als doel symptomen zoals disfunctioneren overdag te verlichten.
  • Wees terughoudend met het voorschrijven van slaapmedicatie: geef de patiënt eenmalig maximaal 5-10 tabletten en vermijd dagelijks gebruik om gewenning en afhankelijkheid te voorkomen.
  • Bij ernstige slaperigheid overdag behoren het obstructieveslaapapneusyndroom, narcolepsie of vertraagdeslaapfasesyndroom tot de diagnostische overwegingen.
A

klopt

140
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

  • Doel van het voorschrijven van een slaapmiddel is symptomen, zoals disfunctioneren overdag, op korte termijn te verlichten.
  • Slaapmiddelen verkorten de inslaapduur gemiddeld met 15-20 min en verlengen de slaapduur met 30-50 min ten opzichte van placebo
  • Na 2 weken neemt dit effect geleidelijk af, maar ongewenste bijwerkingen blijven bestaan
A

klopt

141
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Narcolepsie of ernstig vertraagdeslaapfasesyndroom: beleid

A

Verwijs patiënten bij een vermoeden van narcolepsie of ernstig vertraagdeslaapfasesyndroom naar een neuroloog, bij voorkeur in een slaap-waakcentrum

142
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Obstructieveslaapapneusyndroom: beleid

A
  • CVRM
  • vermoeden OSAS: verwijzen (vr diagnostiek en beh) naar long- of kno-arts of neuroloog (afh van regionale afspraken)
143
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Restless-legssyndroom: beleid

A
  • (meestal) geen uiting van ernstige onderliggende aandoening
  • bij zwangere vrouwen gt RLS vaak vanzelf over na bevalling
  • stoppen met roken, koffie, alcohol
  • overdag voldoende bewegen, niet intensief sporten voor slapengaan
  • heroverweeg gebruik van medicatie die RLS kan verergeren (vb. SSRI, antipsychotica)
  • Clonazepam en hydrokinine z niet effectief en w ontraden
  • Uitsluitend bij pt met onacceptabele lijdensdruk ondanks niet-medic beh k een dopamineagonist w overwogen (CI: zws) => beh met dopamineagonist (ropinirol 1dd 0,25mg of pramipexol 1dd 0,125mg, 1-2u voor nr bed g) in HA-praktijk is facultatief => zo nodig verwijzing nr neuroloog (bij voorkeur in slaap-waakcentrum)
144
Q

Slaapproblemen en slaapmiddelen

Nachtelijke beenkrampen: beleid

A
  • acute kramp -> kuit strekken
  • beenkrampen tijdens zws verdwijnen ih alg vanzelf na bevalling
  • uitlokkende factoren (weinig drinken, alcoholgebruik, intensief sporten) vermijden
  • adviezen (benen hoog leggen, preventieve streekoefeningen, goede schoenen, massage spier, …)
  • Heroverweeg gebruik van CCB met dihydropyridinestructuur (amlodipine, nifedipine)
  • Medicamenteuze beh is weinig effectief en w niet aangeraden
  • Overweeg mogelijke proefbehandeling met hydrokinine (200mg bij avondeten + 100mg voor nacht) (CI: zws -> alt: magnesium) wnr pt ernstige aanhoudende klachten h + bovenstaande maatregelen onvold effect (+ geef uitleg over mogelijke NE) => geen langdurig gebruik (Co na 2-4w -> dan beh staken, ook bij gewenst effect)