bewegingsapparaat Flashcards

1
Q

Niet-traumatische knieklachten

Wanneer beeldvormend onderzoek en/of laboratoriumonderzoek aanvragen?

A

bij het vermoeden van:
* osteochondritis dissecans,
* osteomyelitis
* of een maligniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Niet-traumatische knieklachten

Wanneer geen beeldvorming?

A

Voor het vaststellen of uitsluiten van knieartrose of andere veelvoorkomende knieaandoeningen is beeldvormend onderzoek niet geïndiceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet-traumatische knieklachten

leeftijd > 45 jaar, aan activiteiten gerelateerde kniepijn en geen of kortdurende (< 30 minuten) ochtendstijfheid => D/ ?

A

knieartrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Niet-traumatische knieklachten

pijn thv de patellapees, vooral na belasting zoals springen. Drukpijn op de onder- of bovenrand van de patella of tuberositas tibiae

A

jumper’s knee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Niet-traumatische knieklachten

fluctuerende, prepatellair gelokaliseerde zwelling, al dan niet rood of pijnlijk => D/ ?

A

bursitis prepatellaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Niet-traumatische knieklachten

pijn op, achter of rond de patella (zonder aanwijzingen voor andere aandoeningen) => D/ ?

A

patellofemorale pijnsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Niet-traumatische knieklachten

pijn tijdens of na sporten, (druk)pijnlijke zwelling ter hoogte van tuberositas tibiae, veelal unilateraal => D/ ?

A

ziekte van Osgood-Schlatter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Niet-traumatische knieklachten

pijn thv de laterale femurcondyl tijdens of na het sporten

A

iliotibiale bandsyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Niet-traumatische knieklachten

knieartrose: wnr verwijzen?

A

Bij slotverschijnselen:
* verwijzing nr orthopeed (vr artroscopische interventie)

Als ernstige klachten en belemmeringen in functioneren persisteren ondanks max conservatieve beh:
* verwijs nr orthopeed (vr bespreken mogelijkh knievervangende operatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Niet-traumatische knieklachten

knieartrose beleid

A
  • ten minste 30min/dag matig intensief bewegen -> als nt k-lukt: evt oefenprogramma fysiotherapeut
  • gewichtsreductie bij BMI ≥ 25 kg/m2
  • evt wandelstok (aan gezonde zijde) of rollator

=> evalueren na 3m

//
GM:

  • pijnstilling
  • bespreek intra-articulaire corticosteroïdeninjecties als optie (effect meestal < 3w, max 4x/j met interval min 6w)

=> evalueren na 1-2w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Traumatische knieklachten

Gevoel door knie te zakken + Knappend gevoel in knie tijdens het trauma -> denk aan …

A

Kruisbandletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Niet-traumatische knieklachten

beleid (m.u.v.: artrose)

A
  • verminder pijnuitlokkende (sport)activiteiten ged 1-2m (beter: zwemmen of fietsen)
    => bij pijn en roodheid dr bursitis prepatellaris knie 1-2w zo min mogelijk belasten
  • activiteiten weer geleidelijk opvoeren als klachten verminderd

//

  • Overweeg bij patellofemorale pijnsyndroom oefentherapie.
  • Overweeg bij functioneel storende, niet-bacterieel ontstoken bursa prepatellaris aspiratie vd inhoud.

//

pijnmedicatie

//

Overweeg verwijzing (sport)fysiotherapeut voor adviezen en begeleiding.
Verwijs bij werkgerelateerde klachten naar bedrijfsarts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niet-traumatische knieklachten

ziekte van Osgood-Schlatter: hoe lang pijn? zwelling?

A

pijnklachten gaan meestal over na de groeispurt,

maar zwelling kan langdurig blijven bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Niet-traumatische knieklachten

Bakerse cyste: meestal gerelateerd aan …

A

knieartrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Niet-traumatische knieklachten

Voedingssupplementen (glucosamine, chondroïtine) worden niet aanbevolen voor de behandeling van knieartrose.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Traumatische knieklachten

aanvullend onderzoek?

A

Bij vermoeden fractuur: röntgenonderzoek (X-knie, laterale opname)

opm: MRI leidt niet tot verandering in beleid en heeft geen invloed op beloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Traumatische knieklachten

beleid

A

Afwachtend beleid indien geen acute verwijsindicatie

  • Bij veel pijn eerste dagen: rust, pijnstilling (pcm, nsaid), evt krukken, koelen met ijs geeft mogelijk pijnvermindering
  • wees terughoudend met brace (kan stabiliteit bieden, adviseer: niet > 4w)
  • groot deel vd klachten vermindert fors < 3m
  • Overweeg oefentherapie bij: geen/onvoldoende verbetering klachten na 3-6w bij beperkingen in dagelijkse leven

Verwijzen zo geïndiceerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Traumatische knieklachten

DD bij afwezigheid fractuur

A

Contusie of distorsie
* Geen/geringe zwelling knie
* Geen/geringe beperking passieve beweeglijkheid
* Volledige belastbaarheid vh been

Collateraleband-/kruisband-/meniscusletsel
* Zwelling knie binnen enkele uren na trauma
* (Rotatie)trauma tijdens belasting vh been

Patellaluxatie
* Patella nr lat verplaatst (geweest)

Quadriceps- of patellapeesruptuur
* Onvermogen been te heffen tgn zwaartekracht
* Onvermogen onderbeen uit te strekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Traumatische knieklachten

Wnr verwijzen?

A

Dezelfde dag verwijzen:
* vermoeden fractuur
* forse instabiliteit
* knie op slot
* (gereponeerde) patellaluxatie met ernstige klachten
* patellapees- of quadricepspeesruptuur

Overweeg verwijzing ortho < circa 2w bij:
* slotverschijnselen
* een eerste traumatische of recidiverende (gereponeerde) patellaluxatie(s)
* aanhoudende pijn ondanks adequate pijnstilling
* aanhoudende (door patiënt ervaren) instabiliteitsklachten
* geen verbetering in functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aspecifieke lagerugpijn

wnr met spoed verwijzen?

A

vermoeden van:

=> ruptuur aneurysma aorta abdominalis

=> cauda-equinasyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Aspecifieke lagerugpijn

argumenten voor ruptuur aneurysma aorta abdominalis

A
  • > 40 jaar
  • acuut hevige pijn onafh van bewegen of houding
  • VG aneurysma aorta abdominalis
  • aanwijzingen voor bedreigde circulatie
  • afwezige of zwakke pulsaties aa. femorales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Aspecifieke lagerugpijn

argumenten voor cauda-equinasyndroom

A
  • (uni- of bilaterale) motorische of sensibele uitval (rijbroekanesthesie)
  • hevige radiculaire pijn
  • urineretentie
  • incontinentie voor urine en/of feces
  • recente ingreep aan de rug
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aspecifieke lagerugpijn

aanvullend onderzoek?

A

Bij aspecifieke LRP w beeldvormende diagnostiek of laboratoriumonderzoek niet aanbevolen.
* vermoeden wervelfractuur: RX thoracale en/of lumbale wervelkolom
* vermoeden (bot)metastase van prostaatcarcinoom: rectaal toucher -> verwijzing uro zo afwijkend, anders PSA bepaling: verwijzing uro als ≥ 3, prostaatkanker onwss zo < 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Aspecifieke lagerugpijn

wnr diagnose aspecifieke LRP stellen?

A

bij pijn in het gebied tss de onderste ribben en de bilplooien indien een specifieke oorzaak onwaarschijnlijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Aspecifieke lagerugpijn

beleid

A

STAPPENPLAN (gericht op bevorderen van bewegen en het oppakken of continueren van activiteiten (inclusief werk); nr volgende stap bij onvold verbetering):
1. Voorlichting en advies:
Aspec LRP gt meestal vanzelf binnen aantal weken over.
In beweging blijven. Dagelijkse activiteiten tot zover klachten toelaten. Bewegen veroorzaakt geen schade.
Beeldvormende diagnostiek niet zinvol (geen relatie tss afwijkingen en ervaren klachten, geen invloed op beleid).
Bij chronische klachten ligt nadruk vd beh op omgaan met klachten en ADL, niet op verdwijnen vd pijn.
2. Opbouw van activiteiten (klachtenduur ca. 3-4w)
3. Oefentherapie (klachtenduur ca. 6w): fysio- of oefentherapeut
4. Gedragsmatige beh (klachtenduur ca. 12w): psychosomatisch fysio- of oefentherapeut voor cognitief-gedragstherapeutische behandeling (verhoging vh activiteitenniveau, verandering disfunctionele gedachten, aanleren copingvaardigheden)
5. Multidisciplinaire revalidatie: bij chronische klachten, indien pt nog niet is teruggekeerd ih arbeidsproces, hoge ziektelast h en psychosociale factoren de klachten vermoedelijk in stand houden -> gespecialiseerd behandel-/revalidatiecentrum

Schrijf alleen analgetica voor ter ondersteuning van het activerende beleid!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Wnr controle raadpleging?

A
  • sterke toename van pijn of disfunctioneren
  • aanhoudende ernstige pijn (na 1 week)
  • na start van nieuwe behandeling en niet verbeteren vh disfunctioneren (na 3 weken)

opm: blijf alert op aanwijzingen vr specifieke oorzaak vd klachten, bij onvoldoende verbetering ook herstelbelemmerde factoren nagaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Aspecifieke lagerugpijn

wat ook nagaan in anamnese bij klachtenduur ≥ 3w of bij frequent recidiveren?

A

herstelbelemmerende factoren
=> zoals
* in toenemende mate ervaren van functionele beperkingen
* angst voor pijn/letsel bij bewegen, vermijdingsgedrag
* fixatie op een mogelijk ernstige lichamelijke afwijking als verklaring van de klachten
* veelvuldige behandelingen zonder effect of met veel neveneffecten
* werkverzuim, werkloosheid, lage werktevredenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Aspecifieke lagerugpijn

naar wie verwijzen bij vermoeden van specifieke oorzaak LRP?

A

internist-oncoloog of orthopedisch chirurg (binnen één week):
* pt met maligniteit in VG + een niet-bekende en onbegrepen rugpijn
* vermoeden metastase zonder bekende maligniteit

reumatoloog:
* vermoeden van axiale spondyloartritis

orthopedisch chirurg:
* vermoeden van een andere specifieke oorzaak (°)

(°) bij vermoeden lumbosacraal radiculair syndroom -> cfr infra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Aspecifieke lagerugpijn

naar wie verwijzen bij werkgerelateerde klachten of (dreigend) arbeidsverzuim ?

A

bedrijfsarts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Aspecifieke lagerugpijn

SPECIFIEKE oorzaken van LRP

A
  • Maligniteit (wervelmeta’s of leptomeningeale meta’s)
  • Wervelfractuur (traumatisch of spontaan)
  • Axiale spondyloartritis
  • Spondylolisthesis
  • Spondylodiscitis/epiduraal abces
  • Spinaal epiduraal hematoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Maligniteit (wervelmetastasen of leptomeningeale metastasen): RF/kenmerken

A
  • Maligniteit in VG (vooral mamma-, prostaat- en longcarcinoom)
  • lft > 50 jaar
  • Continue pijn, onafh van houding of bewegen
  • Op de voorgrond staande rugpijn
  • Nachtelijke verergering pijn
  • Neurologische uitvalsverschijnselen, vaak bilateraal
  • Algehele malaise, nachtzweten
  • onverklaard gewichtsverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Wervelfractuur (traumatisch of spontaan): RF/kenmerken

A
  • lft > 65 jaar
  • Vrouwelijk geslacht
  • Klachten na hoogenergetisch trauma
  • Langdurig gebruik corticosteroïden
  • Postuurverandering (versterkte thoracale kyfose)
  • Lengtevermindering
  • Plotseling ontstaan klachten
  • Laag lichaamsgewicht
  • Heupfracturen bij ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Axiale spondyloartritis: RF/kenmerken

A
  • Ontstaan LRP < 45j
  • Klachtenduur > 3m (bijna dagelijks)
  • Geleidelijk ontstaan klachten
  • Nachtelijke pijn (verbetering na opstaan)
  • Minder pijn en stijfheid bij bewegen
  • Geen verbetering in rust; ochtendstijfheid
  • Sterke verbetering pijn na gebruik NSAID’s
  • Verstreken lumbale lordose (klachtenduur > 10 jaar), toegenomen thoracale kyfose in combinatie met verminderde beweeglijkheid wervelkolom
  • VG/positieve familieanamnese: uveïtis anterior, psoriasis vulgaris, onverklaarde perifere artritis of enthesitis, dactylitis, inflammatoire darmaandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Spondylolisthesis: RF/kenmerken

A
  • Begin LRP< 20j
  • Palpabel trapje in verloop van processi spinosi laag lumbaal
  • Neurologische uitvalsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Spondylodiscitis/epiduraal abces: RF/kenmerken

A
  • Onvoldoende reactie op (hoog gedoseerde) pijnmedicatie
  • Op de voorgrond staande rugpijn
  • Snel progressieve neurologische uitval
  • Koorts, koude rillingen, nachtzweten
  • Onverklaard gewichtsverlies
  • IV drugsgebruik
  • Comorbiditeit: immuuncompromitterende aandoeningen
  • Recente rugoperatie, epidurale injectie, lumbaalpunctie of zenuwwortelblokkade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Aspecifieke lagerugpijn

Spinaal epiduraal hematoom: RF/kenmerken

A
  • Stollingsstoornis of gebruik orale anticoagulantia
  • Snel progressieve neurologische uitvalsverschijnselen
  • Recente rugoperatie, epidurale injectie, lumbaalpunctie of zenuwwortelblokkade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) =

A

uitstralende pijn in één bil of been,

al dan niet met andere prikkelingsverschijnselen (paresthesieën) en neurologische uitvalsverschijnselen (hypesthesie/hypalgesie, parese, verlaagde reflexen),

die suggestief is voor prikkeling van één (soms twee) specifieke lumbosacrale zenuwwortel(s),

meestal als gevolg van een discushernia.

=> opm: diagnose LRS = obv anamnese en lichamelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Cauda-equinasyndroom =

A

(uni- of bilaterale) motorische of sensibele uitval (rijbroekanesthesie),

al dan niet in combinatie met hevige radiculaire pijn, urineretentie, incontinentie voor urine en/of feces

als gevolg van compressie van meerdere sacrale zenuwwortels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Ernstige parese =

A

beweging die geen weerstand overwint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

klachten te bevragen in anamnese die kunnen wijzen op een ernstig beloop van een LRS

A
  • krachtsverlies
  • mictiestoornissen (incontinentie of retentie)
  • sensibiliteitsstoornis in het rijbroekgebied

(cauda-equinasyndroom of een ernstige / snel progressieve parese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

wat nagaan bij hevige pijn, een maligniteit in VG en/of een recente ingreep aan de wervelkolom?

A

of er aanwijzingen z voor een ernstige of zeldzame oorzaak (bv. maligniteit, spondylodiscitis, radiculitis):

  • algehele malaise, onverklaard gewichtsverlies, koorts
  • voorafgaande tekenbeet, erythema migrans, hersenzenuwuitval, artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

gekruiste proef van Lasègue

A

De gekruiste proef van Lasègue wordt uitgevoerd door bij een patiënt in rugligging het contralaterale been op te tillen.

  • De proef is positief als het heffen van het contralaterale been gepaard gaat met een pijnreactie in het aangedane been volgens hetzelfde patroon als bij de gewone proef van Lasègue
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Aanvraag van beeldvormende diagnostiek door de huisarts bij vermoeden van een LRS?

A

wordt ontraden

//

Indicatie beeldvormende diagnostiek (CT of MRI) bij:
* aanwijzingen voor ernstige oorzaak van LRS
* cauda-equinasyndroom
* mogelijk in aanmerking voor HK

=> Verwijs de pt voor de aanvraag van beeldvormende diagnostiek naar de neuroloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

aandoeningen die gepaard kunnen gaan met een LRS

A

=> Stel vast of er een vermoeden is van een ernstige of zeldzame oorzaak van het LRS

  • Maligniteit (wervelmetastasen of leptomeningealemetastasen)
  • Wervelfractuur
  • Spondylodiscitis/epiduraal abces
  • Epiduraal hematoom
  • Radiculitis (bv. door B. Burgdorferi of H. Zoster)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Radiculitis (bv. door B. Burgdorferi of H. Zoster): RF/kenmerken

A
  • Algehele malaise
  • Uitval verschillende zenuwwortels (polyradiculopathie)
  • Comorbiditeit: immuuncompromitterende aandoeningen
  • Recente tekenbeet, erythema migrans, hersenzenuwuitval, artritis, koorts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Stroomschema beleid LRS

A

LRS
a) Spoedverwijsindicaties:
* aanwijzingen cauda-equina syndr? -> directe verwijzing neurologie
* erstige parese? VG maligniteit? -> verwijzing neurologie (voorkeur dezelfde dag, zeker < 3d)
* vermoeden zz of ernstige oorzaak? -> verwijzing neurologie (evt overleg over termijn beoordeling)

b) Geen aanwijzingen voor spoedindicatie:
=> conservatieve beh:
* voorlichting
* activerende benadering + op indicatie oefentherapie
* pijnmedicatie
* alertheid op afwijkend beloop / spoedverwijsindicaties

=> Controletermijn
* hevige pijn: na 1-2d
* overige pt’en: na 2-4d, vervolgens 1x/2w

c) hevige pijn ondanks voldoende hoog gedoseerde pijnmedicatie? -> verwijzing neurologie binnen enkele dagen

d) totale klachtenduur > 6-8w + onvoldoende afname pijn en/of uitvalsverschijnselen? -> bespreek voorzetten conservatieve beh vs reguliere verwijzing neuro (indicatie HK?)

e) telkens ‘nee’ op vorige vragen: voortzetten conservatieve beh

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

voorlichting

A
  • prikkeling van zenuwwortel in de rug, meestal door uitpuilende tussenwervelschijf
  • 75% herstelt spontaan in eerste 3m
  • in beweging blijven, door gaan met ADL voor zover klachten dit toelaten
  • als klachten na 6-8w onvoldoende verbeterd: bespreken verderzetten conservatieve beh vs verwijzing operatieve beh (HK zelf > 12w) => afwegingen pro en contra: zie tabel NHG
  • pt direct contact laten opnemen bij: zadelanesthesie, ongewild verlies urine/ontlasting, niet ku plassen, toenemend verlies spierkracht in de benen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

fysiotherapeut?

A

verwijzing te overwegen na enkele weken, indien een intensievere activerende begeleiding nodig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

medicamenteuze beh

A

adequate pijnstilling
* tijdcontingent: medicatie op vaste tijden voorschrijven
* voldoende hoog gedoseerd: hoog de medicatie zo nodig op (op geleide vd pijn)

Overweeg bij hevige pijn en/of CI voor NSAID’s: direct te starten met (zwakwerkende) opiaten, in combinatie met pcm en NSAID’s (tenzij gecontra-indiceerd).
* Hoog de medicatie bij hevige pijn snel op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Verwijs alleen naar de neuroloog voor aanvullende diagnostiek bij aanwijzingen voor een ernstige oorzaak van LRS, bij vermoeden van een cauda-equinasyndroom, een ernstige parese of wanneer een operatie wordt overwogen.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Operatieve behandeling bij onvoldoende verbetering van de klachten na circa 12 weken leidt tot een sneller herstel dan een in opzet voortgezette conservatieve behandeling. Na 1 jaar is er geen verschil in effectiviteit tussen de 2 behandelopties.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Onderscheid radiculair syndroom en niet-radiculaire pijn: obv lokalisatie pijn

A

Radiculair syndroom
* Pijn in been volgens patroon dermatoom
* pijn in been op voorgrond
* lokalisatie vd pijn is goed aan te geven

Niet-radiculaire uitstralende pijn
* Pijn in rug op voorgrond
* soms gepaard gaande met meer diffuse uitstraling in 1 of beide benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Onderscheid radiculair syndroom en niet-radiculaire pijn: obv karakter pijn

A

Radiculair syndroom
* scherp, brandend

Niet-radiculaire uitstralende pijn
* dof, zeurend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Onderscheid radiculair syndroom en niet-radiculaire pijn: obv provocatie

A

Radiculair syndroom
* Drukverhogende momenten (hoesten, niezen en persen)
* zitten en staan
* anteflexie
* wortelprikkelingstesten

Niet-radiculaire uitstralende pijn
* Lokale druk, houdingsverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Onderscheid radiculair syndroom en niet-radiculaire pijn: obv bijkomende factoren

A

Radiculair syndroom
* sensibiliteitsstoornis volgens dermatomaal patroon
* krachtverlies volgens myotoom
* reflexafwijkingen

Niet-radiculaire uitstralende pijn: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Neurogene claudicatio intermittens

A

Uitstralende pijn /vermoeid gevoel,

in 1 of beide (meestal) benen en/of het rijbroekgebied,

evt met dove gevoelens/tintelingen/krachtverlies

  • die optreden bij: staan of lopen
  • die verdwijnen bij: zitten of vooroverbuigen (binnen 15 min)

opmerkingen:
* De radiculaire provocatietesten z over het algemeen negatief en ook bij het overige lichamelijk onderzoek w meestal geen afwijkingen gevonden
* Overweeg bij afwezige perifere arteriële pulsaties en afname van de klachten bij staan, de diagnose perifeer arterieel vaatlijden
* neurogene claudicatio intermittens (syndroom van Verbiest) tgv lumbale wervelkanaalstenose
* DD arteriële claudicatio intermittens: zie NHG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Wervelkanaalstenose =

A

Vernauwingen vh wervelkanaal,

meestal (bij 80%) tgv degeneratieve veranderingen vd benige en weke delen vd wervelkolom
* bv. discushernia of hypertrofie vd facetgewrichten en/of het ligamentum flavum

(in ongv 20% sprake van congenitale stenose of ontwikkelingsST)

=> (Geforceerde) extensie vd wervelkolom (bv tijdens lopen) leidt tot verdere vernauwing vh wervelkanaal -> kan tot compressie van 1 of meer zenuwwortels leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

welke zenuwworstels zijn meestal aangedaan?

A

meestal zenuwworstels van L5 en S1
* pijn tot ih onderbeen en de voet

Indien uitstralende pijn beperkt blijft tot gluteaalstreek / bovenbeen / lies -> kan er sprake z van compressie vd zenuwwortels L2, L3 of L4.

opm: bij een LRS komt frequent ook lagerugpijn voor, de beenklachten staan echter op de voorgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

DD Lumbosacraal radiculair syndroom & Neurogene claudicatio intermittens

A

Leeftijd
* LRS: 30-64 jaar
* NCI: > 60 jaar

Beloop
* LRS: (Sub)acuut begin, 75% herstel < 12 weken
* NCI: Geleidelijk ontstaan; chronisch beloop

Karakter pijn
* LRS: Scherpe, brandende pijn
* NCI: Brandende, doffe pijn, zwaar/moe gevoel

Lokalisatie klachten
* LRS: Meestal eenzijdig
* NCI: Meestal beide benen

Uitlokkende factoren
* LRS: Drukverhogende momenten, staan, lopen
* NCI: Staan en lopen, vooral met gestrekte rug

Verlichtende factoren
* LRS: Liggen
* NCI: Fietsen, zitten, vooroverbuigen

Lichamelijk onderzoek
* LRS: Motorische/sensibele uitval, radiculaire provocatietesten vaak positief
* NCI: Meestal geen afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Prikkeling van een lumbale of sacrale zenuwwortel kan leiden tot uitstralende pijn in het gebied van de bil of het been dat geïnnerveerd wordt door deze zenuwwortel. Soms gaat de pijn ook gepaard met uitvalsverschijnselen: een sensibiliteitsstoornis, parese en/of verlaging van de reflexen.

Ook bij aspecifieke lagerugpijn straalt de pijn soms uit in het been, maar dit staat minder op de voorgrond dan de rugpijn en heeft niet het karakter van radiculaire pijn. In de praktijk is het onderscheid tussen LRS en radiculaire pijnklachten soms lastig te maken

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

Vooral bij een centrale discushernia is betrokkenheid van een lagere zenuwwortel mogelijk.

A

klopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

niveau discushernia L3-L4 -> compressie zenuwwortel L4: klinische kenmerken?

A

=> minder voorkomend

pijn
* laterale zijde bovenbeen
* naar voorzijde onderbeen

sensibiliteitsST
* voorzijde bovenbeen
* mediale zijde onderbeen

parese
* extensie knie (been strekken)
* eigen opm: zorgt L3 normaal niet voor knie-extensie en L4 voor dorsiflexie van de voet? (kracht)

reflex
* kniepeesreflex verlaagd
* eigen opm: patellareflex = L3?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

niveau discushernia L4-L5 -> compressie zenuwwortel L5: klinische kenmerken?

A

pijn
* over de bil
* naar het achterste deel vd zijkant vd dij
* en naar buitenkant (lat) vh onderbeen
* dan naar de bovenkant vd voet
* tot aan de grote teen

sensibiliteitsST
* buitenkant scheenbeen
* bovenkant voet
* grote teen

parese
* dorsiflexie dig 1 en voet (oa m tib ant)
* => test hielstand

reflex
* geen reflexverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Lumbosacraal radiculair syndroom

niveau discushernia L5-S1 -> compressie zenuwwortel S1: klinische kenmerken?

A

pijn
* over de bil
* over achterzijde bovenbeen
* naar achterzijde onderbeen
* laterale zijde/onderzijde voet

sensibiliteitsST
* kuit
* buitenzijde voet

parese
* plantairflexie
* => test teenstand

reflex
* achillespeesreflex verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

zie cursus fysische gnk voor meer details over rugpijn (bv discoduraal conflict met evt pseudoradiculaire uitstraling, …)

A

ok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Artritis

Aanvullend onderzoek bij vermoeden bacteriële artritis

A

géén aanvullend onderzoek

(spoedverwijzing geïndiceerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Artritis

Aanvullend onderzoek bij vermoeden jichtartritis

A

bepaal urinezuurgehalte
* om waarschijnlijkheid diagnose in te schatten
* bij aanhoudende twijfel: onderzoek gewrichtsvloeistof (zie verwijzing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Artritis

Aanvullend onderzoek bij vermoeden reactieve artritis

A

laboratoriumonderzoek indien nodig voor behandeling primaire infectie (zoals chlamydia of gonorroe)

consulteer/verwijs vr aanvullend onderzoek bij vermoeden artritis door lymeziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Artritis

Aanvullend onderzoek bij vermoeden van reumatoïde artritis

A

geen indicatie voor aanvullend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Artritis

klinisch beeld artritis

A

pijn, zwelling, bewegingsbeperking van een gewricht;

vaak warmte en/of roodheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Artritis

artritis van één gewricht mét koorts -> denk aan:

A

Bacteriële artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Artritis

hevig pijnlijke, acuut ontstane monoartritis (vaak MTP1-gewricht) of soms oligoartritis, zónder koorts -> denk aan:

A

Jichtartritis

73
Q

Artritis

Diagnostische beslisregel om waarschijnlijkheid jichtdiagnose in te schatten

A
  • Binnen 1 dag ontstaan => 0,5
  • Roodheid gewricht => 1
  • VG: HT, MI, HF, CVA/TIA, PAV => 1,5
  • Mannelijk geslacht => 2
  • Eerder doorgemaakte (ook volgens pt) vergelijkbare monoartritis => 2
  • MTP1-gewricht aangedaan => 2,5
  • Urinezuurgehalte > 0,35 mmol/l => 3,5

Score ≥ 8:
* waarschijnlijkheid jichtdiagnose > 85%.

Score ≤ 4:
* waarschijnlijkheid jichtdiagnose < 5%.

Score tussen 4 en 8:
* waarschijnlijkheid jichtdiagnose niet goed te bepalen.

74
Q

Artritis

mono- of (asymmetrische) oligoartritis zonder koorts; meestal onderste extremiteiten; 1 tot 3w na infectie keel, maag-darmkanaal of urogenitaal stelsel -> denk aan:

A

Reactieve artritis

75
Q

Artritis

oligo- of polyartritis (vaak zonder roodheid) die minstens 3w aanhoudt; vooral hand-, pols- en voetgewrichten (uitgezonderd DIP’s); geen koorts; tangentiële drukpijn in MCP’s of MTP’s; ochtendstijfheid van minstens half uur -> denk aan:

A

Reumatoïde artritis

76
Q

Artritis

Ongedifferentieerde artritis =

A

niet te classificeren artritis

77
Q

Artritis

Beleid artritis algemeen

A

NSAID (obv pt-kenmerken)
* naproxen 2dd 500mg
* diclofenac 3dd 50mg
* ibuprofen 3dd 600 mg

Co bij onvoldoende verbetering binnen 7d
* direct contact laten opnemen bij koorts en alg malaise

78
Q

Artritis

Beleid jichtartritis

A

Stel een CV risicoprofiel op (incl eGFR)

Aanvalsbehandeling:

  • Prednisolon 1dd 30mg ged 5d of een NSAID
  • Bij onvoldoende effect van prednisolon: verleng beh tot 10d
  • Bij geen effect van prednisolon of NSAID na 3-5d: colchicine 2-3dd 0,5mg tot pijn verdwenen; max 5d; stop altijd bij maag-darmklachten.
  • Bij onvoldoende effect van of CI voor prednisolon, NSAID of colchicine: overweeg (verwijzing voor) intra-articulair CS

Urinezuurverlagende therapie:
= te overwegen bij onaanvaardbare aanvalsfreq vr pt (bv > 3x/j) of bij jichttophi [mits diagn beslisregelscore ≥ 8 of als urinezuurkristallen in gewrichtsvloeistof z aangetoond]

  • Bepaal urinezuurgehalte + co elke 4w of voldoende daling om aanvaardbare aanvalsfreq te bereiken of tophi te laten verdwijnen (richtinggevend 0,35 mmol/l)
  • Start met allopurinol 1dd 100mg, verhoog dosis met 100mg/4w; meestal is 1dd 300mg voldoende. Hogere doses z mogelijk (afh vd nierfunctie)
  • Aanvalsbehandeling tijdens instelling op allopurinol (bij blijvend te hoge aanvalsfreq): NSAID (bv. 1-2dd 250-500mg naproxen) of colchicine (1dd 0,5mg) tot urinezuurgehalte ≤ 0,35 mmol/l.
  • Staak de behandeling bij huidreacties. Herstart is soms mogelijk
  • Verwijs bij onvoldoende effect of onaanvaardbare (huid)bijwerkingen nr reumatoloog vr evtle beh met benzbromaron of febuxostat.
79
Q

Artritis

Reactieve of ongedifferentieerde artritis: beleid

A
  • symptomatische beh
  • beh zo nodig prim infectie (bv chlamydia, gonorroe)
  • verwijs bij vermoeden lymeziekte
80
Q

Artritis

Reumatoïde artritis: beleid

A

Verwijs naar de reumatoloog voor diagnose en behandeling (DMARD’s, FZ bij MTX)

Stel CV risicoprofiel op

81
Q

Artritis

vermoeden van een bacteriële artritis: beleid

A

Verwijs met spoed (dezelfde dag)

82
Q

Artritis

Verwijs naar of consulteer de reumatoloog bij …

A
  • (ongedifferentieerde) artritis > 3w (beoordeling reumatoloog uiterlijk 6w na aanvang artritissymptomen: vroegtijdige beh)
  • als voor zekere jichtdiagnose onderzoek gewrichtsvloeistof nodig is
  • onbevredigend effect beh jichtartritis
  • sterk vermoeden reumatoïde artritis
  • RA met bijwerkingen of exacerbaties tijdens instelling op medicatie
  • RA met heftige pijn en blijvende ontstekingsverschijnselen
  • RA met (extra-)articulaire complicaties, zoals deformaties
  • vermoeden perifere artritis bij spondyloartritis (in geval van perifere artritis in combi met rugpijn met een inflammatoir karakter)
83
Q

Schouderklachten

KO

A

(telkens vergelijken met andere zijde)

inspectie pijnlijk gebied

bewegingsonderzoek: actieve + passieve abductie, passieve exorotatie

palpatie acromioclaviculair gewricht

actief bewegingsonderzoek vn nek

opm: We bevelen geen specifieke testen aan (bijvoorbeeld Hawkins-Kennedy-test, Neer-test en Jobe-test). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid van deze testen is laag en/of de uitkomst heeft geen consequenties voor het beleid.

84
Q

Schouderklachten

Aanvullend onderzoek?

A

Overweeg echografie

  • bij subacromiaal pijnsyndroom (SAPS) indien de klachten na 3m nog persisteren ondanks conservatieve beh (analgetica, oefentherapie, corticosteroïdinjectie) => voor het vaststellen van ruptuur of calcificaties.
  • Overweeg eerder een echo bij een trauma

Overweeg een röntgenfoto

  • bij > 3m persisterende glenohumerale schouderklachten en twijfel over de diagnose.
85
Q

Schouderklachten

verschijnselen die niet passen bij het normale beeld en beloop van schouderklachten: waar alert op zijn?

A

Wees alert op zeldzame, soms ernstige oorzaken van schouderklachten
* Infectie of ontsteking (septische artritis, PMR, cholecystitis)
* metastasen
* cervicaal radiculair syndroom
* neuralgische amyotrofie
* Hart- en/of longaandoening (pneumonie, angina pectoris, ACS, AO dissectie)
* RA

=> kernmerken: zie tabel NHG

86
Q

Schouderklachten

diagnose obv …

A

anamnese en KO

87
Q

Schouderklachten

indeling schouderkalchten (3 groepen)

A

Subacromiaal pijnsyndroom (SAPS): pijn en/of bewegingsbeperking in het abductietraject

Glenohumerale gewrichtsklachten: pijn en bewegingsbeperking bij zowel abductie als exorotatie

Overige schouderklachten:
* nekklachten met bijkomende schouderklachten
* aandoeningen vh acromio- of sternoclaviculaire gewricht
* instabiliteit vh glenohumerale gewricht

88
Q

Schouderklachten

subacromiaal pijnsyndroom en glenohumerale klachten: voorlichting (oorzaak, beloop, effect behandelvormen)

A

oorzaak: mogelijk overbelasting, veroudering of ontsteking

  • exacte plaats/oorzaak is meestal niet met zekerheid aan te wijzen, dit heeft voor de behandeling geen consequenties.

//
beloop: moeilijk te voorspellen

  • varieert van enkele weken tot maanden of zelfs > 1j

//
Van geen van de behandelvormen staat vast dat ze het natuurlijke beloop op lange termijn in belangrijke mate beïnvloeden.

89
Q

Schouderklachten

beleid subacromiaal pijnsyndroom en glenohumerale klachten: adviezen ivm beweging

A
  • zo veel mogelijk doorgaan met dagelijkse bezigheden
  • belasting/bewegingen die de pijn duidelijk verergeren vermijden
  • alleen indien kleine bewegingen zeer pijnlijk zijn: de schouder tijdelijk rust geven => daarna activiteiten geleidelijk uitbreiden (niet wachten tot pijn geheel verdwenen)
90
Q

Schouderklachten

beleid subacromiaal pijnsyndroom en glenohumerale klachten: medicamenteuze behandeling

A

zo nodig analgetica
* paracetamol, NSAID (zie NHG richtlijn ‘pijn’)

mogelijkheid corticosteroïdinjectie
* indien hevige schouderpijn onvoldoende vermindert ondanks analgeticagebruik
* bij SAPS: in subacromiale ruimte
* bij glenohumerale gewrichtsklachten: intra-articulair glenohumeraal
* 1ml triamcinolonacetonide 40mg/ml, evt in combi met 1-10ml lidocaïne 10mg/ml

91
Q

Schouderklachten

beleid subacromiaal pijnsyndroom en glenohumerale klachten: wnr controle?

A
  • als hevige pijn niet afneemt
  • bij koorts na CS injectie
  • als klachten onvoldoende zijn verminderd na analgetica, oefentherapie, of CS injectie => nagaan of er herstelbelemmerende factoren z (langd klachten bij 1e consult, bijkomende nekklachten, psychosoc fact, werkgerelat fact)

alert z
* bij aanwijzingen voor andere oorzaak
* bij onverklaarbaar langdurig/progressief verloop

92
Q

Schouderklachten

beleid subacromiaal pijnsyndroom en glenohumerale klachten: verwijzing mogelijk bij

A

(dreigend) disfunctioneren:
* naar fysio- of oefentherapeut voor oefentherapie

bij calcificerende tendinopathie die onvoldoende reageert op conservatieve therapie:
* naar fysiotherapeut (voor shockwavetherapie)
* of, afh van lokale afspraken, naar orthopeed of radioloog (vr hoogenergetische shockwavetherapie of barbotage)

bij een ruptuur: naar orthopeed in de volgende gevallen:
* volledige dikteruptuur (wees terughoudend bij pt > 65j (arbitrair))
* partiële dikteruptuur bij pt < 50j (arbitrair) die vanwege werk of sport (op hoog niveau) sterk afh z van goede schouderfunctie

bij werkgerelateerde klachten, arbeidsverzuim of dreigend arbeidsverzuim:
* naar bedrijfsarts

93
Q

Schouderklachten

Nekklachten met bijkomende schouderklachten: beleid

A

Overweeg functiestoornissen vd cervicale wervelkolom of cervicothoracale overgang te laten behandelen door een fysio- of oefentherapeut
* omdat deze klachten ku bijdragen aan het ontstaan & onderhouden vd schouderklachten.

94
Q

Schouderklachten

Aandoeningen van het acromio-claviculaire gewricht: beleid

A

bij geïsoleerde klachten vh acromioclaviculaire gewricht:
* natuurlijk beloop afwachten
* zo nodig analgetica

als klachten ondanks rust en analgetica aanhouden:
* overweeg lokale corticosteroïdinjectie in het acromioclaviculaire gewricht
* 1ml triamcinolonacetonide 10mg/ml, evt + 1ml lidocaïne 10mg/ml => naald van 20 tot 25 mm => breng deze in de gewrichtsspleet in (circa 2,5cm mediaal vh laterale uiteinde vh acromion); injecteer in craniocaudale richting

95
Q

Schouderklachten

Instabiliteit van het glenohumerale gewricht: beleid

A

bij subluxatie: overweeg oefentherapie vd spieren vd rotator cuff

=> indien de klachten niet afnemen: overweeg operatieve ingreep dr orthopedisch chirurg

96
Q

Schouderklachten

Behandel SAPS en glenohumerale klachten stapsgewijs:
* geef voorlichting en adviezen
* schrijf zo nodig analgetica voor
* bespreek, indien de klachten onvoldoende verminderen, de volgende opties: start, verlenging of aanpassing van analgetica; verwijzing voor oefentherapie bij (dreigend) disfunctioneren; lokale injectie met een corticosteroïd (bij hevige schouderpijn)

A

klopt

97
Q

schouderklachten

Met behulp van de anamnese en lichamelijk onderzoek of andere diagnostische tests kan de huisarts doorgaans niet precies vaststellen wat de oorzaak van de schouderklachten is of welke structuur is aangedaan. Op grond van het klinisch beeld zijn er echter wel drie typen klachten te onderscheiden (zie Details).

=> Subacromiaal pijnsyndroom (SAPS)
* Pijn, meestal unilateraal, gelokaliseerd rond het acromion en/of de bovenarm die verergert tijdens het heffen van de arm (pijn en/of bewegingsbeperking van het abductietraject).
* SAPS omvat subacromiale bursitis, (calcificerende) tendinopathie, (partiële dikte, volledige dikte of complete) ruptuur van een of meerdere pezen van de rotator cuff of ruptuur van de lange kop van de bicepspees.
* SAPS is veruit de meest voorkomende vorm van schouderklachten (70-80%).
* Traumatische rupturen van de rotator cuff komen het meest frequent voor in de leeftijd tot 35 jaar. De kans op niet-traumatische (degeneratieve) rupturen neemt sterk toe met de leeftijd.
* Aandoeningen van de subacromiale structuren komen met name voor in de leeftijd van 35 tot 75 jaar.

=> Glenohumerale gewrichtsklachten
* Pijn en bewegingsbeperking van zowel abductie als exorotatie. Meest voorkomend zijn: frozen shoulder en artrose.
* Frozen shoulder komt het meest frequent voor in de leeftijdscategorie van 40 tot 60 jaar, terwijl artrose vooral gezien wordt bij patiënten boven de 60 jaar.

=> Overige schouderklachten
* Nekklachten met bijkomende schouderklachten (functiestoornissen van de cervicale wervelkolom of cervicothoracale overgang).
* Aandoeningen van het acromio- of sternoclaviculaire gewricht (bijvoorbeeld artrose).
* Instabiliteit van het glenohumerale gewricht.

A

klopt

98
Q

Epicondylitis

KO?

A

=> bepaal lokalisatie punctum maximum vd pijn

=> pijn bij extensie pols tgn weerstand (bij gestrekte elleboog) -> laterale epicondylitis
=> pijn bij flexie pols tgn weerstand (bij gestrekte elleboog) -> mediale epicondylitis

=> evt aanvullende KO bij vermoeden andere oorzaak
* intra-artic oorz: artrose, corpus liberum of geïrriteerde kapselplooi (plica), bij lft < ongv 20j ook denken aan osteochondritis dissecans
* extra-artic oorz: Instabiliteit elleboog, lokale zenuwcompressiesyndr, radiculaire klachten van cervicale origine
* andere oorz: posttraumatische klachten (fractuur, bandletsel, distale bicepspeesruptuur), complex regionaal pijnsyndr, huidaandoening
* —> afh van aard klachten: varus- of valgusstress met elleboog in extensie om stabiliteit te beoordelen, KO schouder en nek, neurol onderz

99
Q

Epicondylitis

aanvullend onderzoek?

A

in principe geen

(diagnose goed te stellen obv anamnese en KO)

100
Q

Epicondylitis

Stel de diagnose epicondylitis bij:

A
  • drukpijn op of direct rondom de epicondyl (evt met uitstraling nr prox onderarm)

en

  • toename pijn aan laterale of mediale zijde vd elleboog bij belasten vd pols en hand

=> diagnose epicondylitis w waarschijnlijker bij herkenbare pijn bij extensie (laterale epicondylitis) of flexie (mediale epicondylitis) vd pols tgn weerstand in, bij gestrekte elleboog.

101
Q

Epicondylitis

oorzaak

A

wss veroorzaakt dr overbelasting
* vd polsextensoren (laterale epicondylitis)
* of -flexoren (mediale epicondylitis).

102
Q

Epicondylitis

beloop

A

doorgaans gunstig
* na 6-12w: ongv 30% vd pt’en spontaan hersteld
* na 6m: ongv 80%
* na 1j: ongv 90%

=> het beloop is ongunstiger bij:
* langer bestaande klachten
* klachten aan de dominante arm
* recidieven

103
Q

Epicondylitis

advies + niet-medicamenteuze beh

A
  • elleboog binnen pijngrenzen blijven gebruiken om stijfheid te voorkomen
  • zo nodig dagelijkse werkzaamheden aanpassen of activiteiten minder lang achter elkaar te doen en te verspreiden over de dag

//
afwachtend beleid staat centraal
* als pijnklachten/beperkingen mild tot matig zijn: afwachten (goede kans op spontaan herstel)
* overweeg uitsluitend verwijzing voor oefentherapie als …
=> er twijfel is over succeskans van zelfstandig herstel, bij wie er een grotere kans bestaat op langdurig/ongunstig beloop
=> of bij patiënten die (dreigen) uit te vallen bij werk

104
Q

Epicondylitis

Medicamenteuze behandeling

A

paracetamol, zo nodig aangevuld met een dermaal (of eventueel oraal) NSAID

  • opm: NSAID voor pijnstillende werking, niet voor anti-inflamm component (term ‘epicondilytis’ is eigenlijk misleidend: tendinopathie en geen tendinitis)

Overweeg corticosteroïdinjectie uitsluitend bij ernstige klachten, een sterke wens voor snelle (maar kortdurende) klachtenverlichting, en als de klachten onvoldoende verbeterd zijn na 4-6w adequate activiteitsreductie

105
Q

Epicondylitis

wnr controle?

A
  • na 4-6w ernstige klachten houdt bij het dagelijks functioneren
  • of pt h behoefte aan andere behandelopties
106
Q

Epicondylitis

Wees terughoudend met het adviseren van een tapebehandeling bij een epicondylitis.

Wees terughoudend met corticosteroïdinjecties of verwijzing voor oefentherapie. Overweeg deze behandelingen uitsluitend bij ernstige of langdurige klachten én specifieke indicaties.

We bevelen het gebruik van een brace of shockwavebehandeling niet aan.

A

klopt

107
Q

Fractuurpreventie

bij wie fractuurrisico evalueren?

A

patienten > 50 jaar:

  • met fractuur: wervelfractuur of recente niet-wervelfractuur (≤ 2 jaar) in VG (tenzij evaluatie al elders h plaatsgevonden)
  • zonder fractuur maar met een vraag over osteoporose of over het risico op een fractuur
108
Q

Fractuurpreventie

verhoogd fractuurrisico bij …

A

Bij ≥ 1 vd volgende factoren:
* aanwijzingen voor wervelfractuur
* recente fractuur
* risicoscore ≥ 4 volgens risicotabel in het algoritme

opm: bij afwezigheid van deze factoren is er geen verhoogd fractuurrisico

109
Q

Fractuurpreventie

wnr aanvullend onderzoek?

A

bij een verhoogd fractuurrisico

(indien geen verhoogd fractuurrisico: aanvullend onderz niet geïndiceerd)

110
Q

Fractuurpreventie

aanvullend onderzoek bij verhoogd fractuurrisico:

A

Bij aanwijzingen vr wervelfractuur:

  • X-ThWK en X-LWK

Bij lft > 50j
én aangetoonde wervelfractuur, recente niet-wervelfractuur of een risicoscore ≥ 4:

  • DXA (Dual X-ray Absorptiometry)

=> Bij leeftijd ≥ 60j:

  • tevens VFA (Vertebral Fracture Assessment)
  • of als alternatief X-ThWK en X-LWK om wervelinzakkingen op te sporen.

Zo nodig:

  • creatinine en GFR vóór behandeling met bisfosfonaat bij vermoeden nierfunctieST
  • vitamine D bij vermoeden van deficiëntie daarvan
111
Q

Fractuurpreventie

DXA: Osteoporose?

A

T-score ≤ −2,5

112
Q

Fractuurpreventie

Verhoogd valrisico bij …

A

≥ 2 valincidenten in afgelopen jaar

113
Q

Fractuurpreventie

laag vs matig vs hoog fractuurrisico

A

Laag fractuurrisico:
* bij lage risicoscore (< 4)

Matig fractuurrisico:
* bij recente niet-wervelfractuur zonder osteoporose
* of bij hoge risicoscore (≥ 4) zonder osteoporose

Hoog fractuurrisico:
* bij ≥ 1 wervelfracturen
* of bij recente niet-wervelfractuur in combinatie met osteoporose
* of bij hoge risicoscore (≥ 4) in combinatie met osteoporose

114
Q

Fractuurpreventie

mogelijke maatregelen bij verhoogd valrisico

A

balans- en krachttraining,

medicatie aanpassen

en zo nodig vitamine D

115
Q

Fractuurpreventie

algemene adviezen

A
  • passende activiteiten en lichaamsbeweging stimuleren
  • > 1000 tot 1200mg calcium/d (circa 4 glazen melk(producten) of plakken kaas van 20g)
  • regelmatig naar buiten gaan en de huid blootstellen aan buitenlicht en adviseer vitamine-D-suppletie bij bepaalde bevolkingsgroepen
  • zelfmedicatie van vrij verkrijgbaar calcium zonder vitamine D afraden
  • rookstop + ontraad overmatig alcoholgebruik
116
Q

Fractuurpreventie

Medicamenteuze behandeling

A

Bij hoog fractuurrisico: suppletie calcium en vitamine D + beh met bisfosfonaat
=> bisfosfonaat PO:
* vb. alendroninezuur (70mg/week of 10mg/dag)
* vb. risedroninezuur (35mg/week of 5mg/dag)

=> calcium
* bij geen inname zuivelproducten: 1000mg extra calcium/d (in tabletvorm)
* bij 1-3 porties zuivelproducten/d: 500mg extra calcium/d (in tabletvorm)
* bij ≥ 4 porties zuivelproducten: geen extra calcium

Bij matig en hoog fractuurrisico:
=> 800 IE (20µg) vit D per dag
* bij indicatie voor vitamine D en calcium: geef combinatiepreparaat met 500mg calcium en 880 of 800 IE vitamine D

117
Q

Fractuurpreventie

CI bifosfonaat

A

creatinineklaring < 30 ml/min

118
Q

Fractuurpreventie

op welke tijdstip bifosfonaat innemen? + waarom?

A

om beschadiging vd slokdarm te voorkomen:
* inname ‘s ochtends met groot glas water,
* nuchter,
* het lichaam rechtop;
* instrueer 30 min rechtop en nuchter te blijven

119
Q

Fractuurpreventie

wnr vewijzen naar of overleggen met 2e lijn?

A
  • bij secundaire osteoporose bij onduidelijkheid over maatregelen ter fractuurpreventie
  • voor behandeling met overige (tweedekeus)osteoporosemiddelen
  • bij onbegrepen vaak vallen
  • als de interventie vd HA niet tot verminderd vallen leidt
  • bij ≥ 1 spontane fracturen bij pt < 50j
  • bij ≥ 2 nieuwe fracturen ondanks > 1j bisfosfonaat (bij goede therapietrouw).
120
Q

Fractuurpreventie

Beleid na 5 jaar behandeling met een bisfosfonaat

A
  • Na 5j: staak bisfosfonaat
  • 3j na het staken vd medicatie (of eerder bij nieuwe fractuur): stappenplan opnieuw doorlopen
  • bij persisterend hoog fractuurrisico evt beh continueren tot max 10j totaal
  • Bij voortgezet gebruik van hoge dosis glucocorticosteroïd na 5j behandelen: continueer bisfosfonaat (plus calcium en vitamine D) tot max 10j totaal
  • bij voortzetten beh mogelijke afname fractuurrisico afwegen tgn het met de behandelduur toenemende risico op zeldzame bijwerkingen zoals osteonecrose, slokdarmcarcinoom en atypische femurschachtfracturen.
121
Q

Fractuurpreventie

Algoritme voor fractuurpreventie

A

zie schema NHG

  • laag risico: valrisico reductie + levensstijladviezen
  • matig risico: valrisico reductie + levensstijladviezen + voorlichting + suppletie Ca-VitD
  • hoog risico: valrisico reductie + levensstijladviezen + voorlichting + suppletie Ca-VitD + medicamenteuze beh
122
Q

Fractuurpreventie

Leeftijd, ondergewicht, verhoogd valrisico en een ouder met een heupfractuur zijn de belangrijkste risicofactoren voor een eerste fractuur. => RISICOSCORE:

  • lft ≥ 60j (1)
  • lft ≥ 70j (2)
  • G ≤ 60kg of BMI ≤ 20 (1)
  • ≥ 2 vallen in afgelopen 12m (1)
  • ouder met heupfractuur (1)
  • eerdere fractuur (≥ 2j geleden) vanaf 50j: 1 fract (1) of ≥ 2 fract (2)

Een wervelfractuur en een recente niet-wervelfractuur (< 2 jaar geleden) zijn de belangrijkste risicofactoren voor een volgende fractuur.

A

klopt

123
Q

Fractuurpreventie

Voor screenen op osteoporose of op fractuurrisico is geen plaats.

A

klopt

124
Q

Fractuurpreventie

Aanvullend onderzoek bestaande uit beeldvormend onderzoek en soms aanvullend bloedonderzoek dient om het risico op een (volgende) fractuur mede te bepalen.

A

klopt

125
Q

Fractuurpreventie

Bij een lage BMD (T-score lager of gelijk aan −2,5) of na een doorgemaakte wervelfractuur is er, naast de overige interventies, een indicatie voor behandeling met bisfosfonaten.

A

klopt

126
Q

Fractuurpreventie

Behandeling en begeleiding van patiënten met secundaire osteoporose is een taak van de medisch specialist met uitzondering van de behandeling van vitamine D-gebrek en langdurig glucocorticosteroïdgebruik.

A

klopt

127
Q

Enkelbandletsel

KO

A

Allereerst fractuur uitsluiten

  • Ottawa Ankle Rules gebruiken als indicatie voor het maken van een röntgenfoto

Vervolgens: ernst vh enkelbandletsel beoordelen

  • zwelling, hematoomvorming distaal van malleoli (meestal pas na enkele dagen), drukpijn rondom lat malleolus
  • inschatting stabiliteit maken (evt voorste schuifladetest) bij twijfel tss mild en matig tot ernstig enkelbandletsel
  • altijd vgl met niet-aangedane zijde
128
Q

Enkelbandletsel

aanvullend onderzoek

A

Vraag röntgenfoto aan bij vermoeden fractuur (zie Ottawa Ankle Rules)

//

Vraag direct een röntgenfoto aan bij:
=> hoge verdenking op enkelfractuur obv bv
* forse pijnklachten
* standsafwijking
* of het traumamechanisme

=> aanwijzingen voor bedreiging vd huid
* gespannen huid waarbij de vascularisatie in gevaar komt dr forse zwelling of een evidente standsafwijking

Stel eventueel aanvullend onderzoek uit tot de volgende dag bij:
=> lage verdenking op fractuur
* geen standsafwijking
* weinig pijn, zwelling of hematoom

—–> Adviseer rust & hoogstand vh been totdat de foto gemaakt is

129
Q

Enkelbandletsel

Ottawa Ankle Rules

A

Indicatie voor röntgenfoto van de enkel
=> Pijn in de regio vd malleoli én 1 vd volgende bevindingen:
* Pijn bij palpatie achterzijde onderste 6cm vd laterale malleolus
* Pijn bij palpatie achterzijde onderste 6cm vd mediale malleolus
* Onvermogen om direct na het trauma én in de onderzoekskamer > 4 stappen te belasten

Indicatie voor röntgenfoto van de voet
=> Pijn in de regio vd midvoet én 1 vd volgende bevindingen:
* Pijn bij palpatie basis os metatarsale V
* Pijn bij palpatie os naviculare
* Onvermogen om direct na het trauma én in de onderzoekskamer > 4 stappen te belasten

130
Q

Enkelbandletsel

onderscheid enkelbandletsel obv ernst

A

Maak onderscheid tss mild en matig tot ernstig enkelbandletsel als er geen aanwijzingen voor een fractuur zijn
* Beoordeel bij twijfel opnieuw na 5-7d

MILD
* redelijke belastbaarheid
* milde tot matige zwelling en pijn
* geen/weinig hematoomvorming
* geen/nauwelijks klachten of tekenen van enkelinstabiliteit

MATIG TOT ERNSTIG
* matige tot geen belastbaarheid
* matige tot ernstige pijn bij palpatie voor- en onderzijde laterale malleolus
* duidelijke zwelling en/of hematoomvorming
* klachten of tekenen van enkelinstabiliteit

131
Q

Enkelbandletsel

beleid

A

algemeen:
* de enkel op geleide vd pijn belasten
* dagelijkse thuisoefeningen (zie thuisarts.nl)
* belasting geleidelijk opvoeren (belang vroege mobilisatie)
* rust, ijs, drukverband, hoog leggen vh been
* zo nodig analgetica
* adviezen over preventie van een recidief, wees terughoudend met preventief gebruik tape of brace

bij matig tot ernstig enkelbandletsel:
* voor- en nadelen van aanvullend tape of brace bespreken met pt (gelijkwaardige opties)
* terughoudend z met begeleide oefentherapie

132
Q

Enkelbandletsel

verwacht herstel?

A

Mild enkelbandletsel
(lichte schade aan de enkelbanden)
* herstel meestal binnen 1-2w

Matig tot ernstig enkelbandletsel
(enkelbanden wss gedeeltelijk of volledig gescheurd)
* herstel zal doorgaans enkele weken (werkhervatting) tot maanden (sporten) duren
* in de herstelfase kan de enkel nog klachten geven (pijn, zwelling, onzeker gevoel)
* mobilisatie = belangrijk voor het herstel

133
Q

Enkelbandletsel

Verwijs naar de chirurg bij …

A

een fractuur
* Verwijs met spoed bij een standsafwijking, huidbedreiging of bij een open fractuur.

134
Q

Enkelbandletsel

Overweeg verwijzing naar de (sport)fysiotherapeut bij:

A
  • twijfel over adequate zelfstandige revalidatie
  • risicopreventie vr risicosporters of bij enkelbelastend werk
  • frequent recidief enkelbandletsel
  • chronische enkelinstabiliteit met beperkingen in het functioneren
135
Q

Enkelbandletsel

  • Het onderscheid tussen een distorsie, een partiële en een volledige ruptuur van de enkelbanden is komen te vervallen, omdat dit in de eerste lijn zonder aanvullend onderzoek niet betrouwbaar vast te stellen is. Bovendien heeft het onderscheid tussen een partiële en een volledige ruptuur geen consequenties voor het beleid in de eerste lijn.
  • De huisarts is in staat het overgrote deel van de patiënten met acuut lateraal enkelbandletsel in de eerste lijn te behandelen.
  • Overweeg alleen op individuele gronden een brace of tape tijdens risicomomenten bij patiënten die bijvoorbeeld een sport met een hoog risico op inversietrauma beoefenen (zoals voetbal, volleybal, basketbal, veldhockey) of die enkelbelastend werk hebben.
A

klopt

136
Q

Hand- en polsklachten

Pols en/of vingers: Carpaletunnelsyndroom
-> kenmerken?

A
  • (Nachtelijke) paresthesieën
  • in vnl dig. I-III + radiale zijde dig. IV + aansluitende handpalmregio
  • Wapperen met hand k verlichting geven
137
Q

Hand- en polsklachten

Pols en/of vingers: Ganglion
-> kenmerken?

A
  • Gladde ronde, meestal pijnloze en vast-elastische zwelling
  • gefixeerd aan de onderlaag,
  • vaak aan de dorsale zijde vd pols of bij de DIP-gewrichten.
  • mogelijks drukpijn ter plaatse of thv de overgang vh scafoïd en lunatum
138
Q

Hand- en polsklachten

Handpalm: Contractuur van Dupuytren -> kenmerken?

A
  • Vast-elastische, soms pijnlijke verdikkingen en/of strengen in de handpalm
  • met geleidelijk progressieve flexiecontractuur vd vingers
139
Q

Hand- en polsklachten

Radiale zijde pols: Tendovaginitis van De Quervain -> kenmerken?

A

Lokale (druk)pijn en/of zwelling aan radiale zijde vd pols,
* met name over m. abductor pollicis longus + m. extensor pollicis brevis

140
Q

Hand- en polsklachten

Vingers: Artrose van de PIP- en DIP-gewrichten -> kenmerken?

A

Pijn, zwelling, stijfheid en/of bewegingsbeperking van PIP- en DIP-gewrichten

141
Q

Hand- en polsklachten

Handartrose R/

A

zo lang mogelijk conservatief behandelen => voorkeur: met combinatie van behandelingen
* pijnstilling
* handtherapie met oefentherapie
* evt spalkbehandeling

Wees terughoudend met corticosteroïdinjectie bij CMC1-artrose

142
Q

Hand- en polsklachten

Radiale zijde pols/duimbasis: Artrose vh CMC1-gewricht -> kenmerken?

A

Pijn, zwelling, stijfheid en/of bewegingsbeperking vh carpometacarpale gewricht

143
Q

Hand- en polsklachten

Midcarpaal/pols: Ligamentaire hyperlaxiteit, carpale instabiliteit, scafolunaire disfunctie, posttraumatisch letsel -> kenmerken?

A

Pijnklachten midcarpaal en rond de pols, evt met giving way en klikken

mogelijk trauma in verleden (val op uitgestrekte hand)

144
Q

Hand- en polsklachten

Vingers: Triggervinger of triggerduim -> kenmerken?

A
  • ‘Hokken’ bij strekken vd vinger of duim vanuit diepe flexie,
  • pijn bij buigen
  • en/of drukpijn
  • en zwelling palmair thv het MCP-gewricht en de A1-pulley
145
Q

Hand- en polsklachten

Handartrose D/

A

röntgenonderzoek voor de stadiering van artrose NIET aanbevolen
* vanwege discrepantie tss radiologische kenmerken van artrose vd hand of pols en de klinische symptomen

146
Q

Hand- en polsklachten

Carpaletunnelsyndroom D/

A

Bij ‘klassiek CTS’
* is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk

Bij ‘mogelijk CTS’ en behandelwens:
* consultatie en/of diagnostiek (EMG of zenuwecho) afh vd lokale afspraken

147
Q

Hand- en polsklachten

Ganglion D/

A

bij twijfel over diagnose: diafanoscopie + zo nodig een echografie

148
Q

Hand- en polsklachten

carpaletunnelsyndroom R/

A

Bij milde tot matige of kort bestaande (enkele w) pijn en/of beperkingen:

  • Overweeg kortdurend (4-6w) afwachtend beleid
  • zo nodig pijnmedicatie (pcm en/of (dermaal) NSAID)

Bij matige tot ernstige pijn en/of beperkingen:

  • zo nodig pijnmedicatie (pcm en/of (dermaal) NSAID)
  • Evt spalkbehandeling of corticosteroïdinjectie (10mg triamcinolonacetonide 10mg/ml in carpale tunnel) = gelijkwaardige opties
  • alternatief: verwijzing vr evtle chirurgische decompressie -> bij atrofie of spierzwakte duimmuis + wens tot HK beh
149
Q

Hand- en polsklachten

Ganglion R/

A

geen of weinig klachten: afwachten
* geen aspiratie (beloop hierbij niet anders dan afwachtend beleid)

Overweeg (verwijzing voor) excisie bij ernstige klachten
* na excisie is de recidiefkans kleiner dan bij afwachtend beleid

150
Q

Hand- en polsklachten

Contractuur van Dupuytren R/

A

NIET aanbevolen (geen bewijs effectiviteit):
* Orale medicatie
* spalkbehandeling
* fysiotherapie
* (corticosteroïd)injecties

Evt verwijzing vr HK correctie bij behandelwens en:
* functionele belemmering hand
* snelle progressie vd flexiecontractuur van een vinger
* pijn

=> Verwijs PIP-contracturen tijdig
* omdat deze sneller irreversibel w dr contractuur vh kapsel

151
Q

Hand- en polsklachten

Triggervinger R/

A

bij symptomatische triggervinger + behandelwens: evt corticosteroïdinjectie in peesschede
* 1e k: 5mg triamcinolonacetonide 10 mg/ml

Evt verwijzing vr HK:
* bij duidelijke functionele beperkingen
* als CS injectie niet gewenst / onvoldoende effectief is
* bij gefixeerde triggervinger + wens tot correctie

152
Q

Hand- en polsklachten

Vingers: Malletvinger (letsel aan extensorpees vd distale falanx) (= hamervinger) -> kenmerken?

A

Flexiestand DIP (zwanenhalsdeformiteit)
* actief strekken niet mogelijk

Ontstaan na het opmaken vh bed of direct trauma op uitgestrekte vinger

153
Q

Hand- en polsklachten

Beleid bij traumatische klachten

A

Overweeg consultatie of verwijzing indien er een verdenking is op pees- of zenuwletsel
* of als dit niet goed te beoordelen is

zo nodig pijnstilling (pcm en/of NSAID)

154
Q

Hand- en polsklachten

persisterende posttraumatische klachten: Pols: Carpale instabiliteit (SL-letsel) -> kenmerken?

A

Pijnklachten dorsoradiaal
* die toenemen bij weerstand (push-up) en maximale dorsale flexie

Evt begeleidend klikken of instabiliteit

155
Q

Hand- en polsklachten

Vingers: Jersey finger
(letsel aan flexorpees vd distale falanx) -> kenmerken?

A

Onvermogen tot actieve flexie in het DIP-gewricht
* meestal bij de ringvinger

Gevoelige volaire zijde vh DIP-gewricht

Ontstaan na geforceerde extensie van een geflecteerde vinger (grijpen van shirt bij wegrennende tegenspeler)

156
Q

Hand- en polsklachten

diagnostiek bij traumatische klachten

A

bij verdenking op ossaal letsel:
* röntgenfoto’s

bij (vermoeden van) pees- of zenuwletsel:
* geen aanvullend onderzoek

157
Q

Hand- en polsklachten

Tendovaginitis van De Quervain R/

A
  • bij kort bestaande klachten: tot 6w afwachten
  • zo nodig pijnstilling (paracetamol en/of NSAID)
  • Overweeg spalkbehandeling en/of corticosteroïdinjectie in peesschede (10mg triamcinolonacetonide 10mg/ml) => voorkeur: combinatie van spalk en corticosteroïdinjectie
158
Q

Hand- en polsklachten

MCP1: Skiduim (letsel aan de ulnaire collaterale band) -> kenmerken?

A
  • Pijn aan ulnaire zijde MCP1-gewricht
  • Pijn en zwakte bij knijpen met de duim
  • Laxiteit in MCP-gewricht bij radiale deviatie vd duim
  • Ontstaan na geforceerde hyperabductie vd duim
159
Q

Hand- en polsklachten

malletvinger D/

A

Vraag (uitgesteld) röntgenonderzoek aan -> om onderscheid te maken tss een conservatief behandelbare malletvinger en een mogelijke operatie indicatie

=> Conservatief behandelbare malletvinger:
* tendinogene malletvinger (ruptuur vd pees)
* ossale malletvinger met avulsiefractuur < 30% vh gewrichtsoppervlak vh DIP-gewricht

=> Mogelijke operatie indicatie:
* ossale malletvinger met avulsiefragment > 30% vh gewrichtsoppervlak vh DIP-gewricht

160
Q

Hand- en polsklachten

malletvinger: conservatieve R/

A

adequate, goed sluitende spalk

//

Behandelschema bij tendinogene malletvinger of malletvinger met avulsiefractuur < 30%:

=> Fase 1: malletspalk 24u/d dragen ged 6-8w

=> Fase 2: Co na 6-8w
* volledige extensie DIP: 2w spalk continueren, maar starten met oefenen (gradueel opbouwen van buigen en strekken -> dit is het enige moment waarop de spalk af mag)
* onvolledige extensie DIP: nog 4w spalk continueren

=> Fase 3: gradueel opbouwen van buigen en strekken + malletspalk nog 2-4w ’s nachts en tijdens risicomomenten (sport) dragen

=> Na 12w is de vinger weer volledig belastbaar

161
Q

Hand- en polsklachten

Voor diagnostiek bij hand- en polsaandoeningen in de eerste lijn zijn in de regel anamnese en gericht lichamelijk onderzoek voldoende. Overweeg alleen aanvullend onderzoek als dit consequenties heeft voor het beleid. Overweeg verwijzing of consultatie bij twijfel over de diagnose.

A

klopt

162
Q

Hand- en polsklachten

Tabatière anatomique (anatomische snuifdoos): Scafoïdfractuur -> kenmerken?

A

Pijn over tabatière
* bij palpatie
* en bij pronatie vd hand tgn weerstand

Drukpijn
* over proximale deel duimmuis (proximale scafoïdpool)
* of net distaal van de tuberositas van Lister (centraal net distaal vh polsgewricht)

Asdrukpijn over de eerste straal

Ontstaan na val op uitgestrekte hand

163
Q

Hand- en polsklachten

persisterende posttraumatische klachten: Tabatière anatomique (anatomische snuifdoos): (Oude) scafoïdfractuur -> kenmerken?

A

Persisterende (druk)pijn over tabatière en proximale deel vd duimmuis (proximale scafoïdpool)

VG val op uitgestrekte hand

164
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

klachten die kunnen wijzen op arteriitis temporalis:

A
  • nieuw ontstane hoofdpijn (enkel- of dubbelzijdig)
  • pijn bij kauwen, pijn bij haren kammen
  • visusproblemen: gedeeltelijk of totaal gezichtsveldverlies, snel ontstane visusdaling, één- of dubbelzijdig, voorbijgaand of permanent, dubbelzien.
165
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

pijn in nek, schouder- en/of heupgordel, ochtendstijfheid -> denk aan …

A

Polymyalgia rheumatica (PMR)

166
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

DD

A

Reumatoïde artritis (RA)
* gezwollen gewrichten of peesscheden?

infectie
* temperatuur?

maligniteit, hypothyreoïdie
* malaise, verlies eetlust, gewichtsverlies, rugpijn, hoesten?

myopathie
* gebruik van statines, spierzwakte?

aspecifieke klachten vh bewegingsapparaat
* beloop van klachten?

tendino-artrogene nek en schouder- of heupklachten

167
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

Aanvullend onderzoek

A

bezinkingssnelheid erytrocyten (BSE)
=> bij verhoogde BSE: verder aanvullend bloedonderzoek:

  • bloedbeeld (infectieziekten, maligniteit);
  • thyroïd stimulerend hormoon [TSH]
  • totaal eiwit en eiwitspectrum (multipel myeloom)
  • creatininekinase [CK] (myopathie door statines, poly-/dermatomyositis)
  • Anamnese en KO ku indicatie geven voor verder aanvullend onderzoek
168
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

stel diagnose PMR bij pt’en > 50j (en wnr klachten nt door andere oorz verklaard ku w) bij:

A
  • bilaterale pijn in nek en schouder- en/of heupgordel => met daardoor bewegingsbeperking

én

  • klachten > 4w

én

  • ochtendstijfheid > 60 min

én

  • BSE > 40 mm/uur
169
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

PMR voorlichting

A
  • aandoening met onbekende oorzaak
  • beh: glucocorticoïden ged 1-2j (nooit ineens staken!)
  • regelmatige controles

Contact opnemen bij:
=> koorts
=> verschijnselen arteriitis temporalis:
* niet-bekende hoofdpijn,
* of acute visusdaling, blindheid (eenzijdig en soms kortdurend) of dubbelzien

170
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

PMR medicamenteuze beh

A

prednis(ol)on
* week 0-4: 1dd 15mg
* week 4-8: 1dd 12,5mg
* week 8-12: 1dd 10mg
* vanaf week 12: geleidelijke vermindering (op geleide van klachten) => voorbeeldschema: zie NHG
* terugval (terugkeren klachten of oplopen BSE): dagdosering verhogen nr niveau waarop de klachten afwezig of acceptabel waren => na 4w dosering opnieuw proberen verlagen

171
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

wnr controle?

A

1 Co
* na 1 week
* en na 4w (BSE 4w na start beh bepalen)
* en 1 tot 4w na iedere dosisverandering (BSE ook telkens 1-4w na dosisverandering controleren)

opm:
* herroverweeg de diagnose en stel het afbouwschema bij als de BSE oploopt.
* Bepaal nuchtere glucose voorafgaand aan de start vd behandeling + na 3-7d
* ih begin vd behandeling: regelmatig BD controleren

172
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

ernstige bijwerkingen van of CI voor langdurig gebruik van glucocorticoïden: aanpak?

A

verwijzen nr reumatoloog/internist
* voor evtle beh met methotrexaat

173
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

vermoeden van arteriitis temporalis: beleid?

A

verwijzing nr naar een reumatoloog/internist binnen 24u

174
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

acute visusdaling,
(geheel of gedeeltelijk) gezichtsveldverlies
of dubbelzien:

beleid?

A

met spoed naar de oogarts verwijzen

175
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

Verwijs naar of consulteer een reumatoloog/internist:

A
  • geen klinische verbetering > 1w beh
  • > 4w geen duidelijke klinische verbetering én BSE niet daalt
  • terugval > 2x/j
  • niet mogelijk glucocorticoïddosering te verminderen
  • twijfel aan diagnose
176
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

PMR:
Wees bij de diagnostiek en de controles alert op aanwijzingen voor een andere diagnose.
* De diagnostiek richt zich daarom grotendeels op het uitsluiten van (soms ernstige) ziektebeelden die zich op vergelijkbare wijze kunnen presenteren als PMR.
* Bij de controles is vooral waakzaamheid geboden bij onvolledige of afwezige verbetering op prednis(ol)on.

A

klopt

177
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

PMR:
Start na het stellen van de diagnose met prednis(ol)on 15 mg/dag gedurende 1 maand. => Verminder de dosis daarna geleidelijk in 1 tot 2 jaar.

A

klopt

178
Q

Polymyalgia rheumatica en arteriitis temporalis

PMR kan gepaard gaan met arteriitis temporalis. Arteriitis temporalis is een potentieel ernstige aandoening vanwege complicaties, zoals blindheid.

A

klopt
* Bij aanwijzingen voor arteriitis temporalis is het noodz dat de pt binnen 24u na presentatie door de reumatoloog/internist w beoordeeld.