week 5 Flashcards
de telecommunicatie
la telecomunicazione
Italiaanse telecommunicatiemaatschappij
la Telecom
het telefoongesprek, het telefoontje
la telefonata
het lokale (telefoon)gesprek
la telefonata urbana
het interlokale telefoongesprek
l’interurbana
dringend
urgente
de urgentie, het dringend zijn
l’urgenza
de telefoongids, het telefoonboek
l’elenco telefonico
de telefoon
il telefono
de vaste telefoon
il (telefono) fisso
de kaarttelefoon
il telefono a scheda
de mobiele telefoon, het mobieltje
il telefonino
de smart phone
il palmare
de mobiele telefoon, het mobieltje
il cellulare
de sms
l’SMS
(op)bellen, telefoneren
telefonare
het (telefoon)nummer
il numero (di telefono)
het nummer kiezen, draaien
fare il numero
het verkeerde nummer kiezen
sbagliare (numero)
de telefooncel
la cabina telefonica
de telefoonkaart
la scheda telefonica
de (telefoon)munt
il gettone
hallo (aan de telefoon)
pronto
de verbinding, de communicatie
la communicazione
verbreken, onderbreken
interrompere
iemand met iemand doorverbinden
passare qu a qu
ophangen
riattaccare
de telefoon(tik)
lo scatto
het geluidssignaal
il segnale acustico
overgaan, rinkelen
squillare
het rinkelen, het gerinkel
lo squillo
het antwoordapparaat
la segreteria telefonica
de mailbox
la mailbox
de post, het postkantoor
la posta
de brief
la lettera
de postzegel
il francobollo
de expresse, de expresbrief
l’espresso
het aangetekende stuk
la raccomandata
de geadresseerde, de ontvanger/ster
il destinatario, la destinataria
de afzender/ster
il, la mittente
de handtekening
la firma
(onder)tekenen
firmare
de postbode
il postino, la postina
de koerier(dienst)
il corriere
de brievenbus
la cassetta delle lettere
legen, leegmaken
vuotare
de correspondentie, de brieven, de post
la corrispondenza
de kaart, de ansichtkaart
la cartolina
de briefkaart
la cartolina postale
het pak(je), het pakket
il pacco
het pakje, het pakketje
il pacchetto
het telegram
il telegramma
het loket
lo sportello
versturen, verzenden
mandare
verzenden, versturen
spedire (spedisco)
posten, op de post doen
impostare
de radio
la radio
het nieuws, het bericht
la notizia
het laatste nieuws
le ultime notizie
uitzenden
trasmettere
luisteren (naar)
ascoltare
het volume, het geluid
il volume
aandoen, aanzetten
accendere
uitdoen, uitzetten
spegnere
de televisie
la televisione
de tv
la TV
de televisiecamera
la telecamera
de afstandsbediening
il telecomando
het zappen
lo zapping