week 12 s2 Flashcards
de kunst
l’arte
de schone kunsten
le belle arti
de beeldende kunst
le arti figurative
figuratief, concreet
concreto, concreta
non-figuratief, abstract
astratto, astratta
de schilder/es
il pittore, la pittrice
het schilderij, de schilderkunst
la pittura
schilderachtig, expressief
pittoresco, pittoresca
het schilderij, de schildering
il dipinto
het model
il modello
het schilderij
il quadro
het doek
la tela
tekenen
disegnare
de esthetiek
l’estetica
esthetisch
estetico, estetica
tentoonstellen, exposeren
esporre
de expositie, de tentoonstelling
l’esposizione
de galerie
la galleria
het museum
il museo
de suppoost
il, la custode
de aanschaf, de aanwinst
l’acquisto
iets aanschaffen/kopen, iets verwerven
acquistare qc
origineel, oorspronkelijk
originale
het origineel
l’originale
reproduceren, namaken
riprodurre
de reproductie
la riproduzione
het monument, het gedenkteken
il monumento
monumentaal
monumentale
klassiek
classico, classica
de beeldhouwkunst, de sculptuur
la scultura
de boog
l’arco
de schat
il tesoro
het kunstpatrimonium
il patrimonio artistico
deze, dit
questo, questa
die, dat
quello, quella
dat, dit
ciò
zelf, (de)zelfde, (het)zelfde
stesso, stessa
zekere, iemand
tale
die, dat (betrekkelijk vnw), wat, hetgeen (na een hele zin + il)
che
die, dat (in formeler taalgebruik, kan ook volgen na vz)
il, la quale
die, dat, wie, wat (bet. vnw na een vz, in spreektaal meestal in plaats van il/la quale)
cui
die, dat
codesto, codesta
wie
chi
wat
(che) cosa
wat voor, welk(e)
che
welk(e)
quale
ander, nog een
altro, altra
andermans
altrui
sommige(n)
certo, certa
ieder(een), eenieder
chiunque
ieder(een), eenieder
ciascuno, ciascuna
iedereen
ognuno, ognuna
een paar, enig, enkel
qualche
iets, wat
qualcosa
iemand
qualcuno, qualcuna
welk/wie ook maar, zomaar een, ieder willekeurig
qualsiasi
welke dan ook, wie ook maar
qualunque (cosa)
zekere, iemand
tale
opdat
affinché (+cong.)
tension, behalve wanneer
a meno che +cong
zodra
appena
(al)hoewel, ondanks (het feit) dat
benché +cong
dat
che
gezien het feit dat, aangezien
considerato che
gezien het feit dat, aangezien
dato che
nadat
dopo che
en
e, ed
en toch, maar toch
eppure
zolang, tot(dat) (in zinnen met ontkenning)
finché
zolang er leven is, is er hoop
finché c’è vita, c’è speranza
zodat
in modo che +cong
tenzij
salvo che +cong
maar
ma
terwijl
mentre
en ook
nonché
of
o
of(wel)
oppure
op voorwaarde dat, mits
a patto che +cong
omdat, want
perché
opdat, zodat
perché +cong
vooropgesteld dat
premesso che +cong
daarom
perciò
echter, maar, evenwel, toch
però
aangezien, omdat
poiché
voordat
prima che +cong
mits
purché +cong
wanneer, als, toen
quando
als, indien
se
hoewel, ook al
sebbene +cong
zonder dat
senza che +cong
zowel…als, en…en
sia…sia, sia…che
aangezien, omdat, daar
siccome
en toch, niettemin
tuttavia
gezien het feit dat, omdat
visto che
niet
non
non…più
niet meer
nooit
non…mai
nooit meer
non…mai più
niets
non…niente
niets meer
non…più niente
nooit iets
non…mai niente
niets
non…nulla
noch…noch, niet…en ook niet
non…né…né
ook niet, zelfs niet, niet eens
non…neanche, non…nemmeno, non…neppure
niemand
non…nessuno/nessuna
helemaal niet, echt niet
non…mica
zelfs, maar liefst, gewoonweg, geheel en al
addirittura
plotseling, opeens
ad un tratto
ook
anche
sterker nog, integendeel, of liever
anzi
net, pas, nauwelijks, amper
appena
wat…betreft, trouwens, à propos
a proposito
als geroepen komen
arrivare a proposito
juist, precies
appunto
eventueel, desnoods, mocht
caso mai
dus, dat wil zeggen, namelijk, of liever, (of) beter gezegd
cioè
in elk geval, toch
comunque
zo
così
echt, werkelijk
davvero
stiekem
di nascosto
opnieuw, weer
di nuovo
gewoonlijk, meestal
di solito
dus, goed, toch, nou
dunque
over/in het algemeen
in genere
in elk geval, hoe het ook zij
in ogni caso
in elk geval, hoe dank ook
in ogni modo, ad ogni modo
vergeefs
invano
maar, daarentegen
invece
toch, evengoed
lo stesso
gelukkig maar
meno male
natuurlijk, uiteraard, logischerwijs
per forza
zelfs
persino
meer
più
tamelijk, nogal, liever, eerder
piuttosto
uitgerekend, echt, werkelijk
proprio
ook, zelfs, toch, maar
pure
bijna, haast
quasi
daarna, vervolgens, dan
quindi
alleen (maar), slechts, nog maar
solo
alleen (maar), slechts, nog maar
soltanto
vooral, voornamelijk
soprattutto
sowieso, toch
tanto
echt, heel, eerlijk gezegd
veramente
in, op, aan, bij, naar, tot, om
a
wegens, vanwege
a causa di
dwars door, door…heen
attraverso
met, bij
con
tegen
contro
door, bij, van(daan), uit, naar, via, aan
da
van, (afkomstig) uit
di
gedurende, tijdens
durante
in, op, naar
in
achter in, aan het einde van
in fondo a
in plaats van
invece di
ondanks (het feit dat), (ook) al
malgrado
ondanks (het feit dat), (ook) al
nonostante
behalve, naast, op…na
oltre a
voor, gedurende, naar, door, langs, vanwege, over, uit, via
per
(na)bij, in de buurt van, naast
presso
behalve, behoudens
salvo
behoudens vergissingen
salvo errori
volgens, al naargelang, overeenkomstig
secondo
zonder
senza
tot (aan)
sino a / fino a
op, in, boven, over
su
tussen, te midden van, onder, over, na
fra / tra
in zichzelf praten, voor zich uitspreken
parlare tra sè
via, door middel van
tramite
behalve
tranne
(weg)gaan
andarsene
ervan begrijpen/snappen, het kunnen volgen
capirci
zich (ergens uit) redden
cavarsela
iemand iets op de mouw spelden
darla a bere a qu
hard werken, de mouw opstropen
darsi da fare
gewichtig doen, het hoog in de bol hebben
darsi delle arie
ermee te maken hebben
entrarci
iets halen, ergens in slagen
farcela
iets uithalen, het bont maken
farne
contact opnemen met iemand / iets van zich laten horen
farsi vivo, viva / farsi sentire
ophouden met
finirla
zijn handen in onschuld wassen
lavarsene le mani
iets aanpakken
metterla
alles op alles zetten
mettercela tutta
zich ergens voor inspannen, ergens moeite voor doen
mettercisi
ik heb zo’n idee dat, ik geloof dat
mi sa che
er goed van afkomen
passarla liscia
goede / slechte tijden meemaken
passarsela bene / male
het zich aantrekken
prendersela con
het rustig/kalmpjes aan doen
prendersela comoda
een beroep doen op, zijn vertrouwen stellen in
raccomandarsi
van gedachte veranderen, zich bedenken
ripensarci
slim/uitgekookt zijn
saperla lunga
ergens (iets) voor voelen
sentirsela di
ophouden/uitscheiden met
smetterla di
waarde hechten aan, op prijs stellen
tenerci
de taal
la lingua
het woord
la parola
de term, het woord
il termine
homoniem
omonimo, omonima
synoniem
sinonimo, sinonima
betekenen
significare
de betekenis
il significato
de uitspraak
la pronuncia
uitspreken
pronunciare
het accent, de klemtoon, de tongval
l’accento
de grammatica
la grammatica
de zinsbouw, de syntaxis
la sintassi
de zin
la frase
de hoofdzin
la frase principale
de hoofdzin
la frase principale
de bijzin
la frase subordinata
het onderwerp, het subject
il soggetto
het gezegde, het predicaat
il predicato
het voorwerp, de bepaling
il complemento
de punt
il punto
de komma
la virgola
de puntkomma
il punto e virgola
het koppelteken, het streepje
il trattino
het haakje
la parentesi
tussen haakjes
fra parentesi
haakje openen
parentesi aperta
haakje sluiten
parentesi chiusa
de aanhalingstekens
le virgolette
verbuigen
declinare
de verbuiging, de declinatie
la declinazione
het zn, substantief
il sostantivo
de naamval, de casus
il caso
de uitgang, de (ver)buigingsuitgang
la desinenza
het lidwoord
l’articolo
het bepaald lw
l’articolo determinativo
het onbepaald lw
l’articolo indeterminativo
het bn, adjectief
l’aggettivo
de vergelijkende trap
il comparativo
de overtreffende trap
il superlativo
het voornaamwoord, het pronomen
il pronome
het geslacht
il genere
mannelijk
maschile
vrouwelijk
femminile
onzijdig
neutro
het getal
il numero
het enkelvoud
il singolare
het meervoud
il plurale
ongewijzigd
invariato, invariata
het werkwoord
il verbo
regelmatig
regolare
onregelmatig
irregolare
coniugare
vervoegen
de vervoeging
la coniugazione
de tegenwoordige tijd
il presente
de onvoltooid verleden tijd
l’imperfetto
de toekomende tijd
il futuro
de voltooid tegenwoordige tijd
il passato prossimo
de voltooid verleden tijd
il passato remoto
de voltooid verleden tijd
il trapassato prossimo
de voltooid verleden tijd
il trapassato remoto
de onbepaalde tijd, de infinitief
l’infinito
de aantonende wijs
l’indicativo
de voorwaardelijke wijs, de voltooid tegenwoordige toekomende tijd
il condizionale
de aanvoegende wijs
il congiuntivo
de gebiedende wijs
l’imperativo
het voltooid deelwoord, het participium
il participio
het tegenwoordig deelwoord
il gerundio
de bedrijvende/actieve vorm
l’attivo
de lijdende/passieve vorm
il passivo
wederkerend, reflexief
riflessivo
de directe rede
il discorso diretto
de indirecte rede
il discorso indiretto
het bijwoord, het adverbium
l’avverbio
het voegwoord
la congiunzione
het tussenwerpsel
l’interiezione
het voorzetsel
la preposizione
de lettergreep, de syllabe
la sillaba
de medeklinker, de consonant
la consonante
de klinker, de vocaal
la vocale
spellen
fare lo spelling
de letter
la lettera
de hoofdletter
la maiuscola
de kleine letter
la minuscola
de spelling, de orthografie
l’ortografia