week 3 Flashcards
de grond, het gebied, het terrein
il terreno
verkopen
vendere
bij opbod verkopen
vendere all’asta
kopen
comprare
het huis
la casa
voor / bij het huis
sotto casa
het gebouw, het flatgebouw, het paleis
il palazzo
de wolkenkrabber
il grattacielo
bouwen
costruire (costruisco)
de bouw, de constructie, het bouwwerk
la costruzione
de plaatgrond, het plan
la pianta
de fundering
le fondamenta
het materiaal
il materiale
het cement, beton
il cemento
het glas
il vetro
het hout
il legno
weer / opnieuw opbouwen
ricostruire (ricostruisco)
het herstel, de wederopbouw
la ricostruzione
de restauratie
il restauro
wegens restauratie gesloten
chiuso per restauri
de muur
il muro
het dak
il tetto
de dakpan
la tegola
de garage
il garage
de kamer, het vertrek
la camera
de woonkamer, de zitkamer
il soggiorno
de kamer
la stanza
de deur
la porta
hard dichtslaan
sbattere
de drempel
la soglia
de knop, de kruk, de klink
la maniglia
openen
aprire
sluiten, dichtdoen
chiudere
het slot
la serratura
de sleutel
la chiave
afsluiten, op slot doen
chiudere a chiave
het raam
la finestra
de trap, de ladder
la scala
de wenteltrap
la scala a chiocciola
de (trap)trede, het opstapje
lo scalino
de verdieping, de etage
il piano
de lift
l’ascensore
de buurman / buurvrouw
il vicino, la vicina
de bel
il campanello
de intercom, de huistelefoon
il citofono
de verwarming
il riscaldamento
de elektriciteit, de stroom
l’elettricità
het stopcontact
la presa
de stekker
la spina
de schakelaar, de (licht)knop
l’interrutore
de vloer
il pavimento